ECLI:NL:RBNHO:2019:10552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
C/15/297033 / JU RK 19-2377
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 17 december 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [de jeugdige], geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De kinderrechter heeft een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van één maand, met ingang van 17 december 2019, en heeft bepaald dat deze machtiging ten uitvoer dient te worden gelegd in het Transferium te Heerhugowaard. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI), die aangaf dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [de jeugdige].

Tijdens de zitting zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de moeder van [de jeugdige], die instemde met de gesloten plaatsing, en de vader, die niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de jeugdige] sinds medio februari 2019 in een gesloten setting verbleef en dat haar gedrag op de open groep van Transferium zorgwekkend was. Er waren ernstige zorgen over haar veiligheid, vooral na meerdere onttrekkingen aan de groep en het gebruik van drugs.

De kinderrechter oordeelde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om [de jeugdige] te beschermen tegen zichzelf en om haar de kans te geven om aan haar problemen te werken. De kinderrechter heeft echter de gevraagde termijn van drie maanden afgewezen en in plaats daarvan een termijn van één maand vastgesteld, om te voorkomen dat de geslotenheid schadelijk zou zijn voor [de jeugdige]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van de gesloten plaatsing, en dat een eerdere plaatsing op de locatie Antonius van Horizon niet in het belang van [de jeugdige] zou zijn.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/297033 / JU RK 19-2377
datum uitspraak: 17 december 2019
beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de jeugdige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de jeugdige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 december 2019, ingekomen bij de griffie op 12 december 2019;
- de verklaring d.d. 16 december 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- een instemmingsverklaring d.d. 15 december 2019 van een gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- een e-mailbericht van mr. N.J.M. Plat, raadsvrouw van [de jeugdige] , ingekomen op 17 december 2019;
- een e-mailbericht van de GI van 17 december 2019, ter zitting overgelegd door mr. N.J.M. Plat
1.2
Op 17 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Keekstra;
  • de minderjarige [de minderjarige] , bijgestaan door mr. N.J.M. Plat;
  • [gedragsdeskundige] , als gedragsdeskundige werkzaam bij Transferium.
1.3
[de jeugdige] is in bijzijn van haar raadsvrouw eerst afzonderlijk gehoord.
1.4
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de jeugdige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van 17 april 2019 is [de jeugdige] (na een spoedmaatregel) onder toezicht gesteld tot 17 april 2020.
2.3
[de jeugdige] verbleef vanaf medio februari 2019 in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, in eerste instantie op de locatie Antonius van Horizon en na een paar maanden op Transferium.
Sinds 26 september 2019 verblijft [de jeugdige] op een open groep van Transferium (groep BOOST). Voor deze plaatsing heeft de kinderrechter bij beschikking van 24 september 2019 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, tot 1 april 2020.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht een machtiging te verlenen voor plaatsing van [de jeugdige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, voor de duur van drie maanden, en heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.2
[de jeugdige] is, na een langere gesloten plaatsing, op 26 september 2019 op een
open behandelgroep (BOOST) van Transferium geplaatst. Deze plaatsing is ingezet als tussenstap naar een thuisplaatsing van [de jeugdige] bij de moeder. Vanaf de start bij BOOST laat [de jeugdige] zien dat ze niet op de groep wil zijn. Ze houdt zich niet aan de afspraken, volgt geen behandeling, gaat niet naar school/stage en onttrekt zich vaak van de groep. In eerste instantie bleef [de jeugdige] na onttrekkingen in contact met haar moeder en Transferium en verbleef zij op een bekende plek (bij een vriendin). In de afgelopen periode is het echter ook meerdere malen voorgekomen dat [de jeugdige] zich (’s-nachts) onttrok zonder dat duidelijk was waar zij verbleef en er ook geen contact meer met haar was. Recentelijk verbleef [de jeugdige] na een onttrekking naar eigen zeggen met meerdere jongeren in een schuur. In de schuur werd drugs gebruikt. [de jeugdige] geeft aan dat zij XTC heeft gebruikt. Bij terugkeer op de groep zag zij er moe, verwilderd en vermagerd uit.
3.3
Gelet op het voorgaande acht de GI een gesloten plaatsing opnieuw noodzakelijk. Het is ondanks meerdere gesprekken hiertoe, niet gelukt om [de jeugdige] zich aan de afspraken
te laten houden. De machtiging gesloten jeugdhulp dient van beperkte duur te zijn. Er wordt geprobeerd om [de jeugdige] zo snel mogelijk terug te plaatsen bij BOOST. Een gesloten traject biedt [de jeugdige] veiligheid voor acuut gevaar, maar beperkt haar ontwikkelingsmogelijkheden. Op dit moment heeft de veiligheid van [de jeugdige] echter prioriteit en is een gesloten plaatsing onafwendbaar.
Belangrijk in het vervolgproces is dat er een beslissing wordt genomen over het perspectief van [de jeugdige] . De moeder blijft aangeven dat [de jeugdige] naar huis mag als zij verandert en [de jeugdige] blijft op haar beurt zeggen dat zij zich niet onvoorwaardelijk geaccepteerd voelt door haar moeder. Het lukt hen niet om dit langdurige patroon te doorbreken. Om [de jeugdige] duidelijkheid te geven zal de GI voor de moeder en [de jeugdige] een besluit nemen, zodat gekeken kan worden naar een vervolgplek waar [de jeugdige] tot minimaal haar meerderjarigheid kan blijven.
3.4
[vertegenwoordiger van de GI] heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat een gesloten plaatsing van twee weken, zoals de gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring is aangegeven, door de GI te kort wordt geacht om [de jeugdige] te kunnen stabiliseren en de nodige gesprekken te kunnen voeren. De kans is dan groot dat zij bij een terugplaatsing bij BOOST snel vervalt in oud gedrag, mede omdat het besluit over het perspectief van [de jeugdige] voor de nodige emoties gaat zorgen. Verder is het de bedoeling om [de jeugdige] op een gesloten groep van Transferium te plaatsen. Een plaatsing op Antonius van Horizon, zoals [de jeugdige] wenst, is niet in haar belang. Bij een eerdere plaatsing van [de jeugdige] op Antonius is veel mis gegaan en dit is schadelijk geweest voor de ontwikkeling van [de jeugdige] .

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1
Door en namens de moeder is ter zitting – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat zij het eens is met een gesloten plaatsing van [de jeugdige] voor de duur van drie maanden. Er bestaan al langere tijd ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de jeugdige] . Bijna een jaar geleden waren alle betrokkenen het erover eens dat een gesloten plaatsing daarom noodzakelijk was. De zorgen zijn in de afgelopen periode alleen maar toegenomen. De moeder vindt de conclusie van de gedragswetenschapper dan ook onbegrijpelijk. Deze conclusie komt er volgens de moeder op neer dat [de jeugdige] duidelijkheid moet krijgen over haar perspectief en de moeder er maar aan moet wennen dat zij zich continue grote zorgen over [de jeugdige] zal moeten maken. De moeder vreest dan ook dat de aanbestedingsproblematiek, die eerder al een grote rol heeft gespeeld in het zoeken naar de juiste hulp voor [de jeugdige] , nu opnieuw voor onjuiste beslissingen zorgt. Daarbij bevreemdt het de moeder dat er van haar wordt verwacht dat zij op korte termijn een beslissing neemt over het perspectief van [de jeugdige] , terwijl er nog geen passende hulpverlening is ingezet. De moeder heeft pas recent een intakegesprek gehad voor intensieve opvoedingsondersteuning, terwijl er in juni van dit jaar al werd gesproken over deze hulp. De moeder betreurt dit.
4.2
De moeder is van mening dat een gesloten plaatsing van drie maanden de enige manier is om [de jeugdige] veilig te houden. In een periode van twee weken zal er vrijwel niks bereikt kunnen worden, zeker gelet op de aankomende feestdagen. De moeder verzoekt voorts om te bepalen dat de machtiging gesloten jeugdhulp ten uitvoer moet worden gelegd in Transferium.
Als de machtiging niet voor drie maanden wordt verleend, dan verzoekt de moeder om op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) twee bijzondere curatoren te benoemen, te weten een advocaat en een gedragsdeskundige. [de jeugdige] is gebaat bij iemand die juridisch is onderlegd, maar gelet op de voortdurende meningsverschillen over de vraag welke zorg passend is voor [de jeugdige] , ook bij iemand met kennis van jeugdpsychologie. De raadsvrouw van [de jeugdige] is in haar rol beperkt in de mogelijkheden om [de jeugdige] bij te staan in het hulpverleningsproces. Ook de GI lijkt in de belangenbehartiging van [de jeugdige] nog altijd te worden beperkt in de mogelijkheden, mogelijk vanwege de aanbestedingsproblematiek. Een volgende stap is dan ook noodzakelijk om een duidelijk behandeltraject voor [de jeugdige] van de grond te krijgen.

5.De mening van [de jeugdige]

5.1
heeft ter zitting aangegeven dat zij het niet eens is met een gesloten plaatsing. [de jeugdige] heeft voor haar plaatsing bij BOOST al langere tijd gesloten gezeten, maar dit heeft niks opgeleverd. [de jeugdige] geeft al langere tijd aan dat er hulpverlening moet worden ingezet, maar dit gebeurt niet. [de jeugdige] is van mening dat zij gewoon bij haar moeder kan wonen als er hulpverlening komt. Tegen [de jeugdige] is tijdens haar eerdere gesloten plaatsing gezegd dat zij toe zou werken naar huis, maar toen werd [de jeugdige] ineens op een open groep geplaatst. Door de onduidelijkheid trekt [de jeugdige] haar eigen plan en plant ze haar eigen verlofmomenten in door weg te lopen. [de jeugdige] gaat liever terug naar Horizon. Het eten op Transferium is vies en bij Horizon zijn de begeleiders aardiger voor [de jeugdige] . Ze heeft geen trauma door de eerdere plaatsing op Horizon, anders zou ze niet vragen om daar heen te mogen.
5.2
De raadsvrouw heeft namens [de jeugdige] primair verzocht om het verzoek van de
GI af te wijzen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten. [de jeugdige] is van mening
dat de zorgen over haar niet dusdanig ernstig zijn dat een gesloten plaatsing noodzakelijk
is. Daarbij kan [de jeugdige] zich niet onttrekken aan hulpverlening die nog niet is ingezet. Subsidair is verzocht om de machtiging gesloten jeugdhulp voor maximaal twee weken te verlenen, gelet op het feit dat de gedragswetenschapper slechts instemt met een termijn van twee weken. Een termijn van drie maanden is te lang. Daarbij is onzeker of de plaatsing van [de jeugdige] op Transferium door de gemeente wordt gefinancieerd als er een machtiging voor een langere termijn wordt verleend. De bepaling jeugdhulp ziet immers ook op een periode van twee weken.
5.2
Voorts heeft de raadsvrouw van [de jeugdige] verzocht om op grond van artikel 1:250 BW twee bijzondere curatoren te benoemen. Het is van belang dat [de jeugdige] duidelijkheid krijgt over haar behandeling en perspectief. In de afgelopen periode is door de GI een wisselende koers gevaren en dit heeft bij [de jeugdige] voor voortdurende onzekerheid gezorgd. Voorkomen moet worden dat [de jeugdige] opnieuw het slachtoffer wordt van de aanbestedingsproblematiek binnen de (gesloten) jeugdhulp, zeker nu er tussen de GI en Transferium een verschil in visie ontstaan over de vraag of, en zo ja hoe lang de gesloten plaatsing van [de jeugdige] moet duren. Het is daarom belangrijk dat een gedragsdeskundige er in de komende periode op toeziet dat er een duidelijk en passend plan komt voor de behandeling en het perspectief van [de jeugdige] en dit plan ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Een advocaat kan daarnaast, indien noodzakelijk, een gerechtelijke procedure starten als het door aanbestedingsproblematiek niet lukt om voor [de jeugdige] een passende behandeling op een passende plek van de grond te krijgen.

6.Visie van de gedragsdeskundige

[gedragsdeskundige] , gedragsdeskundige, heeft ter zitting aangegeven dat een gesloten
plaatsing voor nu nodig is om veiligheid te bieden aan [de jeugdige] , maar dat de geslotenheid
uiteindelijk ook schadelijk voor haar is. Een gesloten plaatsing van drie maanden zal waarschijnlijk niet tot een verbetering in de situatie te gaan leiden. Het vertrouwen van [de jeugdige] in de hulpverlening neemt hierdoor nog verder af. Daarbij heeft een eerdere gesloten plaatsing er niet toe geleid dat [de jeugdige] haar behandeling is aangegaan. Dat [de jeugdige] geen behandeling krijgt klopt volgens [gedragsdeskundige] niet. Er wordt wel degelijk behandeling geboden, maar [de jeugdige] accepteert deze behandeling niet. Verder heeft [gedragsdeskundige] aangegeven dat de feestdagen geen belemmering vormen om in de komende twee weken de nodige gesprekken met de moeder en [de jeugdige] te voeren. De hulpverleners die bij [de jeugdige] betrokken zijn, zijn ook in de komende twee weken beschikbaar.

7.De beoordeling

7.1
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
7.2
De kinderrechter is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat aan de voornoemde gronden is voldaan. Er bestaan op meerdere leefgebieden
in toenemende mate ernstige zorgen over [de jeugdige] . [de jeugdige] heeft vanaf medio februari 2019 tot 26 september 2019 in een gesloten setting verbleven, eerst een korte periode op de locatie Antonius van Horizon, daarna op Transferium. Op 26 september 2019 is [de jeugdige] op een open groep (BOOST) van Transferium geplaatst, als tussenstap naar een thuisplaatsing bij de moeder. Op de open groep gaat het vanaf het begin niet goed met [de jeugdige] . [de jeugdige] vertoont (nog steeds) zelfbepalend gedrag, gaat niet naar school/stage en heeft zich in de afgelopen periode meerdere malen (ook ’s nachts) onttrokken van de groep, waarbij niet altijd bekend was waar zij verbleef. [de jeugdige] heeft zichzelf hierbij (vermoedelijk meerdere malen) in een onveilige situatie gebracht. Over één van de laatste onttrekkingen geeft [de jeugdige] aan dat
zij in een soort keet heeft verbleven met meerdere jongens en zij daar drugs (XTC) heeft gebruikt. De kinderrechter acht dit evenals alle andere betrokkenen zeer zorgelijk. [de jeugdige] lijkt haar problematiek niet onder ogen te willen zien en vlucht op die momenten naar een vriendengroep die duidelijk geen goede invloed op haar heeft. De kinderrechter is met alle betrokkenen dan ook van oordeel dat voorkomen moet worden dat [de jeugdige] zichzelf opnieuw in onveilige situaties brengt. Een gesloten plaatsing lijkt hiervoor op dit moment de enige oplossing te zijn nu [de jeugdige] in een zeer korte tijd meerdere malen is weggelopen. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp dan ook verlenen.
7.3
De kinderrechter stelt vast dat er tussen de verschillende betrokkenen verschil van mening bestaat over de termijn van de gesloten plaatsing. De GI en de moeder achten een termijn van drie maanden noodzakelijk gelet op de ernst van de problematiek van [de jeugdige] en om haar veiligheid te waarborgen, maar de gedragsdeskundige van Transferium en de onafhankelijke gedragswetenschaper zien de gesloten plaatsing als een kortdurende interventie om met de moeder en [de jeugdige] gesprekken te voeren over het perspectief van [de jeugdige] en een duidelijke behandellijn vast te stellen. De gedragswetenschapper heeft hierover in de instemmingsverklaring aangegeven dat een gesloten plaatsing de boosheid van [de jeugdige] zal verergeren en de wisseling in perspectief ervoor kan zorgen dat het zelfbepalende gedrag van [de jeugdige] toeneemt en zij zich nog meer zal gaan onttrekken.
De kinderrechter is van oordeel dat een termijn van twee weken te kort is om belangrijke beslissingen over de behandeling en het perspectief van [de jeugdige] te kunnen nemen. Deze termijn is op zichzelf al kort en daarbij komen de feestdagen eraan. Bovendien zit [de jeugdige] nog erg in de weerstand en is het van belang dat zij enigszins tot rust kan komen om goed
te kunnen worden meegenomen in het verdere hulpverleningsproces. [de jeugdige] moet niet worden overvallen met overhaaste beslissingen, zoals ook de gedragswetenschapper van belang acht, om te voorkomen dat de boosheid toeneemt.
Een langere gesloten plaatsing is gelet op het belang van [de jeugdige] en de schade die zij oploopt door de geslotenheid, en gelet op de instemmingsverklaring van de gedragswetenschaper en het standpunt van de gedragsdeskundige van Transferium naar het oordeel van de kinderrechter niet proportioneel. De kinderrechter zal de termijn van de machtiging gesloten jeugdhulp daarom beperken tot één maand en het verzoek van de GI ten aanzien van het meer verzochte afwijzen.
7.4
De kinderrechter zal voorts bepalen dat de machtiging ten uitvoer dient te worden gelegd in Transferium te Heerhugowaard. De kinderrechter stelt in dit verband vast dat de bepaling jeugdhulp door de gemeente is verleend voor de duur van twee weken. De kinderrechter gaat er echter vanuit dat de gemeente ook zorg zal dragen voor financiering van de rest van de termijn van de gesloten plaatsing, omdat deze termijn in het belang van [de jeugdige] noodzakelijk is. De kinderrechter acht een plaatsing van [de jeugdige] op de locatie Antonius van Horizon niet in het belang van [de jeugdige] gelet op het negatieve verloop van een eerdere plaatsing bij Antonius. Bovendien is het de bedoeling van de GI dat [de jeugdige] na haar gesloten plaatsing wordt teruggeplaatst op de open groep van Transferium. De hulpverleners die werkzaam zijn op de open groep, houden ook gedurende de gesloten plaatsing contact met [de jeugdige] . Ook een buitenregionale gesloten plaatsing is gelet op het verdere behandeltraject niet in het belang van [de jeugdige] .
7.5
Op de verzoeken tot benoeming van twee bijzondere curatoren zal op 20 december 2019 een afzonderlijke beslissing worden gegeven.

8.De beslissing

De kinderrechter:
- verleent ten aanzien van de jeugdige:
[de jeugdige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 17 december 2019, voor de duur van één maand, te weten tot 17 januari 2020, onder de bepaling dat de machtiging ten uitvoer dient te worden gelegd in het Transferium te Heerhugowaard;
- wijst het verzoek van de GI ten aanzien van het meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 19 december 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam