Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
Vóór 1 juli 2015 was echter bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog geen transitievergoeding verschuldigd, aldus Ammeraal.
€ 81.000,00. Ammeraal betoogt dat bij de berekening uitgegaan zou moeten worden van het aanvullende loon dat door Ammeraal vanaf 2015 is betaald. Die stelling vindt geen steun in de regeling van artikel 7:673 e.v. BW met betrekking tot de berekening van de transitievergoeding, waarin het overeengekomen loon per maand tot uitgangspunt wordt genomen. Dat Ammeraal per saldo de WAO-uitkering aanvulde tot het overeengekomen loon, speelt bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding dan ook geen rol.
Hetgeen Ammeraal heeft aangevoerd ten aanzien van een proceskostenveroordeling ten laste van [eiseres] , behoeft dan ook geen nadere bespreking.
6.De beslissing
30 december 2019, met instemming van [eiseres] , met onmiddellijke ingang en zonder inachtneming van de opzegtermijn, op te zeggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 ineens en € 2.000,00 voor iedere dag dat Ammeraal met de nakoming in gebreke blijft, met een maximum van € 81.000,00;