In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning. De vergunninghouder had op 8 oktober 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van het gebruik van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning, het boeten van netten in de garage/berging en het uithangen van de netten op het erf. Eisers, die zich verzetten tegen het besluit, hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 17 juli 2019 vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht, omdat de gemeenteraad niet om een verklaring van geen bedenkingen was gevraagd. Verweerder heeft vervolgens een verklaring van geen bedenkingen overgelegd, waaruit blijkt dat de gemeenteraad geen bedenkingen heeft tegen de gevraagde omgevingsvergunning. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gebrek in het bestreden besluit is hersteld en dat de zienswijzen van eisers geen aanleiding geven om van dit oordeel af te wijken. De rechtbank verklaart het beroep van eisers gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en een deel van de proceskosten van eisers.