6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft onder invloed van drugs geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven, nadat verdachte er achter was gekomen dat het slachtoffer méér geld van de rekening van verdachte had gepind dan het bedrag dat verdachte hem schuldig zou zijn. Verdachte heeft, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, in de gang van de woning van het slachtoffer in het wilde weg met een groot mes ingestoken op het slachtoffer, dat op korte afstand van hem stond. Dat de steekverwondingen het slachtoffer niet fataal zijn geworden, is louter te danken geweest aan toeval. Verdachte heeft door zo te handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Pro Justitia rapportages en overwegingen van de rechtbank
Over verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog gerapporteerd.
Psychiater drs. [naam] heeft in zijn rapport van 14 mei 2019 – onder meer – gerapporteerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van cannabis en in het gebruik van cocaïne. Ook is bij verdachte sprake van een ongedifferentieerd schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. De vraag of de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde, kan niet met zekerheid worden beantwoord.
Er zijn aan de ene kant aanwijzingen die pleiten voor verminderde toerekenbaarheid van het tenlastegelegde. Hierbij is met name de psychotische kwetsbaarheid van verdachte van belang. Het is echter niet duidelijk geworden of verdachte ten tijde van het tenlastegelegde psychotische verschijnselen had. Verdachte had drugs gebruikt, mogelijk om psychotische verschijnselen of bijwerkingen van medicijnen die door de psychose noodzakelijk worden tegen te gaan.
Aan de andere kant zijn er ook aanwijzingen die ervoor pleiten om het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. Het drugsgebruik ging vooraf aan de eerste psychose en volgt daarom niet uit de psychotische kwetsbaarheid van verdachte. Bovendien lijkt er geen sprake te zijn van een uit zijn psychotische gevoeligheid voortkomende kwetsbaarheid gelet op het functioneren van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte zegt dat er geen psychotische verschijnselen waren en dat hij weloverwogen handelde.
Vragen over toerekenbaarheid, recidive en aanbeveling van een behandeling en binnen welk kader kunnen op basis van de psychiatrische expertise niet worden beantwoord, aldus de deskundige [naam] .
Psycholoog mr. drs. [naam] heeft in zijn rapport van 16 mei 2019 – onder meer – het volgende gerapporteerd.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis. Voorts is er sprake van een ernstige stoornis in cannabis- en cocaïnegebruik. Er zijn sterke aanwijzingen dat op het moment van het tenlastegelegde sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, waardoor betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen werden beïnvloed. Betrokkene geeft in eerste instantie bij de politie aan dat hij een opdracht had gekregen om aangever te steken en hij zegt ook als eerste te hebben gestoken. Aangever, als ook een getuige, verklaren iets soortgelijks. Bovendien vond de getuige dat betrokkene niet 100% was en raar uit zijn ogen keek. De dag na het tenlastegelegde was betrokkene nog in de war en was hij niet in staat om een verklaring af te leggen. Hij geeft dan wel aan dat hij al enige tijd psychotisch is en niet goed kan nadenken over zijn acties. In tweede instantie wordt het psychotische toestandsbeeld ontkend.
Betrokkene moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig bovengenoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde - indien bewezen — betrokkene in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de klinische inschatting, welke meer op de psychopathologie van de persoon van betrokkene is toegespitst, is er sprake van een hoge kans op herhaling.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn schizo-affectieve stoornis in combinatie met zijn stoornis in cannabis en cocaïne. Ten aanzien van de schizo-affectieve stoornis dient betrokkene op medicatie te worden ingesteld. Bovendien dient hij psycho-educatie aangeboden te krijgen met betrekking tot de beperkingen die voornoemde stoornis met zich meebrengen. Gezien de ernst van de geconstateerde psychische problematiek wordt een ambulante setting als ontoereikend ingeschat. Geadviseerd wordt een klinische setting met een verhoogd beveiligingsniveau. Gedacht wordt aan een Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) of een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK).
Betrokkene staat waarschijnlijk ambivalent ten opzichte van behandeling, mede gezien zijn houding in het verleden, waarbij hij bijvoorbeeld medicatie ontrouw was. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijkstrafdeel wordt om deze reden niet aangewezen geacht omdat betrokkene kan kiezen voor detentie en behandeling dan dus kan ontlopen. Wat resteert is een maatregel tbs. Gezien de ernst van het feit en de matig tot hoge kans op herhaling acht onderzoeker een dergelijke maatregel, indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, aangewezen. Onderzoeker adviseert een maatregel tbs met voorwaarden. Dit kader biedt voldoende mogelijkheden om betrokkene effectief te behandelen en biedt ook voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.
Uit het vorenstaande volgt dat onder de geraadpleegde deskundigen geen overeenstemming bestaat over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank acht met de psycholoog voldoende aanwijzingen in het dossier voorhanden waaruit afgeleid kan worden dat (ook) op het moment van het tenlastegelegde sprake was van een psychotisch toestandsbeeld, waardoor verdachtes gedragskeuzes en gedragingen werden beïnvloed. De rechtbank wijst in dat verband met name op het gedrag van verdachte als omschreven in de aangifte, de verklaring van getuige N.C.M. Broer en het verhoor van verdachte bij de politie. De rechtbank kan zich daarom met de conclusie van het rapport van psycholoog [naam] verenigen en zal, net zoals de officier van justitie, aansluiten bij het advies van de psycholoog om verdachte ten tijde van het delict als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Reclasseringsrapport
In het reclasseringsadvies, gedateerd 13 september 2019 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor TBS Noord, is – onder meer – het volgende vermeld.
In het verleden is betrokkene verschillende malen middels een BOPZ-maatregel (Rechterlijke Machtiging (RM) en Inbewaringstelling (IBS)) opgenomen geweest in een kliniek van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) te [plaats] . Voor het indexdelict kreeg betrokkene ambulante zorg; het verstrekken van antipsychotica depot. Aangezien betrokkene volop middelen gebruikte was hij niet in staat alle afspraken na te komen en kreeg hij soms enkele dagen later zijn antipsychoticum depot toegediend. Bij betrokkene is onvoldoende sprake van ziektebesef- en inzicht. Daarom is GGZ Reclassering Fivoor van mening dat een langdurige klinische opname is geïndiceerd.Het kader van een voorwaardelijke veroordeling wordt als te ‘licht’ bevonden daar betrokkene langdurige behandeling nodig heeft. De reclassering vraagt zich af of de risico’s tot delictgedrag binnen een proeftijd van twee of drie jaar tot een aanvaardbaar niveau zijn gebracht. Gezien het zorgmijdende gedrag in het verleden en de ambivalente houding ten aanzien van intensieve behandeling, acht de reclassering de kans groot dat betrokkene zich gaat onttrekken aan behandeling waarna betrokkene ervoor kiest het voorwaardelijk strafdeel uit te gaan zitten. Het gevolg is dan dat betrokkene onbehandeld in de maatschappij terugkeert. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, evenals letselschade. GGZ Reclassering Fivoor adviseert het kader tbs met voorwaarden op te leggen en wel met de volgende voorwaarden. Geen strafbaar feit plegen Meewerken aan reclasseringstoezicht Meewerken aan time-out Opname in een zorginstelling Ambulante behandeling Begeleid wonen of maatschappelijke opvang Drugsverbod Alcoholverbod Contactverbod Meewerken aan schuldhulpverlening
Niet naar het buitenland
De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen. Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden. Verzocht wordt te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Op 24 juli 2019 heeft IFZ een indicatiestelling afgegeven. Op 24 september 2019 zal een intakegesprek plaatsvinden met betrokkene, de plaatsingscoördinator en psychiater van FPA [plaats] .Ter terechtzitting heeft getuige [naam] meegedeeld dat de reclassering enkele weken geleden een terugkoppeling heeft gekregen van de afdeling EZV uit het Justitieel Complex Zaanstad inhoudende dat de toestand van verdachte verslechtert en dat het de vraag is of verdachte niet in een PPC geplaatst moet worden. In het daarop volgende gesprek heeft de FPA [plaats] zich afgevraagd of verdachte daar dan nog wel behandeld kan worden. Dat is de reden dat het reclasseringsadvies in zoverre wordt aangepast dat niet alleen een opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) maar ook een opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) mogelijk is. Er is nog geen datum bekend waarop verdachte in een kliniek zou kunnen worden opgenomen.
De rechtbank is, evenals de deskundige [naam] en de Reclassering, van oordeel dat behandeling van verdachte dringend noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het als hoog ingeschatte recidivegevaar. Gelet op het feit dat verdachte een gebrek aan ziektebesef heeft, acht de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte noodzakelijk om die behandeling te doen slagen. Daarom zal de terbeschikkingstelling van verdachte worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag worden gesteld, een en ander als nader in het dictum van dit vonnis aan te duiden. Verdachte heeft ter zitting verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden.
Op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, zoals hiervoor beschreven, en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat naast de geadviseerde TBS met voorwaarden ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte en voorts heeft de rechtbank de verminderde toerekenings-vatbaarheid meegewogen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden moet worden opgelegd.