ECLI:NL:RBNHO:2019:10457

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
15/033405-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een samoerai zwaard, verminderd toerekeningsvatbaar, gevangenisstraf en terbeschikkingstelling onder voorwaarden

Op 5 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op of omstreeks een bepaalde datum in een gemeente, met een samoerai zwaard, meermalen in de rug en eenmaal in de arm van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De verdediging pleitte voor een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, en dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte behandeld zou worden in een klinische setting, gezien de ernst van het feit en de psychische problematiek van de verdachte. Tevens werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/033405-19 (P)
Uitspraakdatum: 5 november 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, Huis van Bewaring te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. F.C.M. van Weijnen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te [naam] , naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats] , gemeente [naam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een samoeraizwaard, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, driemaal, althans een of meermalen, in de rug en/of in de arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats] , gemeente [naam] , aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie (diepe) steekwonden, te weten twee in de rug en een in de arm, heeft toegebracht door met een samoeraizwaard, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen te steken in de rug en/of de arm;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats] , gemeente [naam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een samoeraizwaard, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, driemaal, althans een of meermalen, in de rug en/of in de arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft geen opzet op de dood van het slachtoffer gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm. Verdachte heeft het slachtoffer tweemaal in de rug gestoken, maar niet ter hoogte van vitale delen. Evenmin is dat steken op een zodanige manier gebeurd dat vitale delen geraakt zouden kunnen worden. Voorts is de aard van het letsel niet zodanig dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin is duidelijk of er restschade is en of de psychische klachten, waar het slachtoffer mee kampt, te maken hebben met het door de steken veroorzaakte letsel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit, de poging zware mishandeling.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte onder invloed van drugs in een smalle gang met een mes met een totale lengte van ongeveer 25 à 30 centimeter in het wilde weg heeft gestoken naar het slachtoffer, dat op een korte afstand van hem vandaan stond. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer - onder meer - hoog in de rug ter hoogte van de wervelkolom en ter hoogte van het linker schouderblad geraakt.
Naar algemene ervaringsregels en zoals in onderhavige zaak concreet omschreven door de forensisch arts [naam] , kunnen door te steken met een scherppuntig voorwerp op de locaties van met name de beschreven steekverwondingen aan de rugzijde, in potentie ernstige gezondheidsproblemen ontstaan. Na penetratie van de huid aan de rugzijde kunnen ook onderliggende weefsels beschadigd raken en vitale delen zoals de longen, het ruggenmerg of de grote lichaamsslagader geraakt worden. Bij het raken van de longen of de grotere bloedvaten kan een levensbedreigende situatie ontstaan. Ook schade aan het ruggenmerg of de grote lichaamsslagader kan ernstige gevolgen hebben en een levensbedreigende situatie veroorzaken.
Nu het hier gaat om een algemene ervaringsregel moet ook verdachte geacht worden hiervan op de hoogte te zijn. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte – in een kleine ruimte op korte afstand en in het wilde weg op het slachtoffer insteken met een groot mes - heeft verdachte hiermee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedragingen zouden leiden tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank de aan verdachte primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op [datum] te [plaats] , gemeente [naam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een scherp en puntig voorwerp meermalen in de rug en eenmaal in de arm van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en tot de maatregel ter beschikking stelling (hierna: TBS) met voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zodat verdachte aan zichzelf kan werken. Verdachte is bereid om mee te werken aan een behandeling, echter niet in het kader van een TBS met voorwaarden. Volgens verdachte heeft hij inmiddels lang genoeg in detentie gezeten, wat zou betekenen dat de duur van het onvoorwaardelijke deel niet veel langer zou moeten zijn dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft onder invloed van drugs geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven, nadat verdachte er achter was gekomen dat het slachtoffer méér geld van de rekening van verdachte had gepind dan het bedrag dat verdachte hem schuldig zou zijn. Verdachte heeft, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, in de gang van de woning van het slachtoffer in het wilde weg met een groot mes ingestoken op het slachtoffer, dat op korte afstand van hem stond. Dat de steekverwondingen het slachtoffer niet fataal zijn geworden, is louter te danken geweest aan toeval. Verdachte heeft door zo te handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Pro Justitia rapportages en overwegingen van de rechtbank
Over verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog gerapporteerd.
Psychiater drs. [naam] heeft in zijn rapport van 14 mei 2019 – onder meer – gerapporteerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van cannabis en in het gebruik van cocaïne. Ook is bij verdachte sprake van een ongedifferentieerd schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. De vraag of de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde, kan niet met zekerheid worden beantwoord.
Er zijn aan de ene kant aanwijzingen die pleiten voor verminderde toerekenbaarheid van het tenlastegelegde. Hierbij is met name de psychotische kwetsbaarheid van verdachte van belang. Het is echter niet duidelijk geworden of verdachte ten tijde van het tenlastegelegde psychotische verschijnselen had. Verdachte had drugs gebruikt, mogelijk om psychotische verschijnselen of bijwerkingen van medicijnen die door de psychose noodzakelijk worden tegen te gaan.
Aan de andere kant zijn er ook aanwijzingen die ervoor pleiten om het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. Het drugsgebruik ging vooraf aan de eerste psychose en volgt daarom niet uit de psychotische kwetsbaarheid van verdachte. Bovendien lijkt er geen sprake te zijn van een uit zijn psychotische gevoeligheid voortkomende kwetsbaarheid gelet op het functioneren van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte zegt dat er geen psychotische verschijnselen waren en dat hij weloverwogen handelde.
Vragen over toerekenbaarheid, recidive en aanbeveling van een behandeling en binnen welk kader kunnen op basis van de psychiatrische expertise niet worden beantwoord, aldus de deskundige [naam] .
Psycholoog mr. drs. [naam] heeft in zijn rapport van 16 mei 2019 – onder meer – het volgende gerapporteerd.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis. Voorts is er sprake van een ernstige stoornis in cannabis- en cocaïnegebruik. Er zijn sterke aanwijzingen dat op het moment van het tenlastegelegde sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, waardoor betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen werden beïnvloed. Betrokkene geeft in eerste instantie bij de politie aan dat hij een opdracht had gekregen om aangever te steken en hij zegt ook als eerste te hebben gestoken. Aangever, als ook een getuige, verklaren iets soortgelijks. Bovendien vond de getuige dat betrokkene niet 100% was en raar uit zijn ogen keek. De dag na het tenlastegelegde was betrokkene nog in de war en was hij niet in staat om een verklaring af te leggen. Hij geeft dan wel aan dat hij al enige tijd psychotisch is en niet goed kan nadenken over zijn acties. In tweede instantie wordt het psychotische toestandsbeeld ontkend.
Betrokkene moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig bovengenoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde - indien bewezen — betrokkene in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de klinische inschatting, welke meer op de psychopathologie van de persoon van betrokkene is toegespitst, is er sprake van een hoge kans op herhaling.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn schizo-affectieve stoornis in combinatie met zijn stoornis in cannabis en cocaïne. Ten aanzien van de schizo-affectieve stoornis dient betrokkene op medicatie te worden ingesteld. Bovendien dient hij psycho-educatie aangeboden te krijgen met betrekking tot de beperkingen die voornoemde stoornis met zich meebrengen. Gezien de ernst van de geconstateerde psychische problematiek wordt een ambulante setting als ontoereikend ingeschat. Geadviseerd wordt een klinische setting met een verhoogd beveiligingsniveau. Gedacht wordt aan een Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) of een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK).
Betrokkene staat waarschijnlijk ambivalent ten opzichte van behandeling, mede gezien zijn houding in het verleden, waarbij hij bijvoorbeeld medicatie ontrouw was. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijkstrafdeel wordt om deze reden niet aangewezen geacht omdat betrokkene kan kiezen voor detentie en behandeling dan dus kan ontlopen. Wat resteert is een maatregel tbs. Gezien de ernst van het feit en de matig tot hoge kans op herhaling acht onderzoeker een dergelijke maatregel, indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, aangewezen. Onderzoeker adviseert een maatregel tbs met voorwaarden. Dit kader biedt voldoende mogelijkheden om betrokkene effectief te behandelen en biedt ook voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.
Uit het vorenstaande volgt dat onder de geraadpleegde deskundigen geen overeenstemming bestaat over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank acht met de psycholoog voldoende aanwijzingen in het dossier voorhanden waaruit afgeleid kan worden dat (ook) op het moment van het tenlastegelegde sprake was van een psychotisch toestandsbeeld, waardoor verdachtes gedragskeuzes en gedragingen werden beïnvloed. De rechtbank wijst in dat verband met name op het gedrag van verdachte als omschreven in de aangifte, de verklaring van getuige N.C.M. Broer en het verhoor van verdachte bij de politie. De rechtbank kan zich daarom met de conclusie van het rapport van psycholoog [naam] verenigen en zal, net zoals de officier van justitie, aansluiten bij het advies van de psycholoog om verdachte ten tijde van het delict als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Reclasseringsrapport
In het reclasseringsadvies, gedateerd 13 september 2019 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor TBS Noord, is – onder meer – het volgende vermeld.
In het verleden is betrokkene verschillende malen middels een BOPZ-maatregel (Rechterlijke Machtiging (RM) en Inbewaringstelling (IBS)) opgenomen geweest in een kliniek van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) te [plaats] . Voor het indexdelict kreeg betrokkene ambulante zorg; het verstrekken van antipsychotica depot. Aangezien betrokkene volop middelen gebruikte was hij niet in staat alle afspraken na te komen en kreeg hij soms enkele dagen later zijn antipsychoticum depot toegediend. Bij betrokkene is onvoldoende sprake van ziektebesef- en inzicht. Daarom is GGZ Reclassering Fivoor van mening dat een langdurige klinische opname is geïndiceerd.Het kader van een voorwaardelijke veroordeling wordt als te ‘licht’ bevonden daar betrokkene langdurige behandeling nodig heeft. De reclassering vraagt zich af of de risico’s tot delictgedrag binnen een proeftijd van twee of drie jaar tot een aanvaardbaar niveau zijn gebracht. Gezien het zorgmijdende gedrag in het verleden en de ambivalente houding ten aanzien van intensieve behandeling, acht de reclassering de kans groot dat betrokkene zich gaat onttrekken aan behandeling waarna betrokkene ervoor kiest het voorwaardelijk strafdeel uit te gaan zitten. Het gevolg is dan dat betrokkene onbehandeld in de maatschappij terugkeert. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, evenals letselschade. GGZ Reclassering Fivoor adviseert het kader tbs met voorwaarden op te leggen en wel met de volgende voorwaarden. Geen strafbaar feit plegen Meewerken aan reclasseringstoezicht Meewerken aan time-out Opname in een zorginstelling Ambulante behandeling Begeleid wonen of maatschappelijke opvang Drugsverbod Alcoholverbod Contactverbod Meewerken aan schuldhulpverlening
Niet naar het buitenland
De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen. Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden. Verzocht wordt te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Op 24 juli 2019 heeft IFZ een indicatiestelling afgegeven. Op 24 september 2019 zal een intakegesprek plaatsvinden met betrokkene, de plaatsingscoördinator en psychiater van FPA [plaats] .Ter terechtzitting heeft getuige [naam] meegedeeld dat de reclassering enkele weken geleden een terugkoppeling heeft gekregen van de afdeling EZV uit het Justitieel Complex Zaanstad inhoudende dat de toestand van verdachte verslechtert en dat het de vraag is of verdachte niet in een PPC geplaatst moet worden. In het daarop volgende gesprek heeft de FPA [plaats] zich afgevraagd of verdachte daar dan nog wel behandeld kan worden. Dat is de reden dat het reclasseringsadvies in zoverre wordt aangepast dat niet alleen een opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) maar ook een opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) mogelijk is. Er is nog geen datum bekend waarop verdachte in een kliniek zou kunnen worden opgenomen.
De rechtbank is, evenals de deskundige [naam] en de Reclassering, van oordeel dat behandeling van verdachte dringend noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het als hoog ingeschatte recidivegevaar. Gelet op het feit dat verdachte een gebrek aan ziektebesef heeft, acht de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte noodzakelijk om die behandeling te doen slagen. Daarom zal de terbeschikkingstelling van verdachte worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag worden gesteld, een en ander als nader in het dictum van dit vonnis aan te duiden. Verdachte heeft ter zitting verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden.
Op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, zoals hiervoor beschreven, en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat naast de geadviseerde TBS met voorwaarden ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte en voorts heeft de rechtbank de verminderde toerekenings-vatbaarheid meegewogen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden moet worden opgelegd.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte moet worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag moeten worden gesteld, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit, poging tot doodslag, is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank, mede gelet op het hoge gevaar voor recidive, bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Mr. R.J. Pardijs heeft namens benadeelde partij [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van € 6.485,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die [slachtoffer] als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 385,00 eigen bijdrage zorgkosten, € 100,00 voor het trainingspak (afschrijving meegenomen) en
€ 6.000,00 immateriële schade. Voorts is verzocht om vergoeding van € 900,00 aan proceskosten. Ter terechtzitting heeft mr. Pardijs de verzochte vergoeding van proceskosten verhoogd tot € 1.200,00.
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen en het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 3.000,00. Gelet op de lagere vergoeding aan immateriële schade, moet het te vergoeden bedrag aan proceskosten naar beneden worden bijgesteld gelet op het liquidatietarief.
Volgens de raadsman kan de verzochte vergoeding ten aanzien van de materiële schade in zijn geheel worden toegewezen. De vordering van vergoeding van de immateriële schade moet worden afgewezen, nu onvoldoende kan worden vastgesteld welke gevolgen kunnen worden toegerekend aan het handelen van verdachte. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 1.750,00 kan worden toegewezen ter vergoeding van immateriële schade. Gelet op het voorgaande moet het te vergoeden bedrag aan proceskosten (4 punten) dan ook worden aangepast, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 485,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank merkt daarbij op dat de situatie in de bijgevoegde jurisprudentie niet in zodanige mate vergelijkbaar is met die in de onderhavige zaak dat dit een immateriële schadevergoeding van € 6.000,00 kan dragen en de vordering op dit punt ter terechtzitting niet verder is onderbouwd.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf [datum] tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde kosten ziet de rechtbank aanleiding om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen op grond van het bepaalde in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat bij de vaststelling van die vergoeding het liquidatietarief als uitgangspunt gehanteerd moet worden. De geldswaarde in de hoofdsom is in casus lager dan € 2.500,00, zodat dient te worden uitgegaan van € 180,00 per punt. De rechtbank zal een bedrag van € 720,00 toekennen en de vordering voor het overige afwijzen.

9.Beslag

Onder verdachte is inbeslaggenomen:
 1 STK mes (983379)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het inbeslaggenomen mes dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36c, 36f, 38, 38a, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende zijn gedrag:
1. veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht, onder ander inhoudende:
- meewerken aan een meldplicht op afspraken bij de reclassering zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- het houden aan aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- meewerken aan het verkrijgen van een actuele foto van veroordeelde, waarop diens gezicht herkenbaar is;
- meewerken aan huisbezoeken;
- inzicht geven aan de reclassering in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door een andere instelling of hulpverleners;
- het zich niet op een ander adres vestigen zonder toestemming van de reclassering;
- meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde als dat van belang is voor het toezicht;
3. veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt. De time-out duurt maximaal zeven weken met de mogelijkheid van verlenging met nog eens zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. veroordeelde werkt mee aan opname in een zorginstelling (Forensische Psychiatrische Afdeling [FPA] of een Forensische Psychiatrische Kliniek [FPK], onderdeel van GGZ Noord-Holland Noord, of een soortgelijke instelling), te bepalen door de Justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Voorts dient veroordeelde mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt;
5. veroordeelde conformeert zich aan de (ambulante) behandeling bij een nader te bepalen instelling, ook als dit inhoudt het handhaven van de medicamenteuze behandeling. Veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is;
6. veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf in een dergelijke instelling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod middels urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
8. veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.485,00(zegge: tweeduizend vierhonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 485,00 als vergoeding voor de materiële en € 2.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf [datum] tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 720,00 (zegge: zevenhonderdtwintig euro) ter zake de kosten van rechtsbijstand, en in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering ter vergoeding van materiële en immateriële schade.
Wijst af het meer of anders gevorderde aan proceskosten.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.485,00 (zegge: tweeduizend vierhonderdvijfentachtig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum] tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK mes (983379).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.O.P. Roché, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. E.G. van Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2019.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Voor zover de bewijsmiddelen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreffen, zijn die bewijsmiddelen telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit:
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 22 oktober 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik was boos op het slachtoffer, hij had meer geld van mijn rekening gepind dan ik hem schuldig was. Na het roken van enkele joints, bedacht ik mij dat ik hem wat aan wilde doen. Ik ben met een mes naar de woning van het slachtoffer gegaan. Onderweg heb ik nog cocaïne gebruikt. In de hal van de woning heb ik het slachtoffer in het wilde weg gestoken. Daarbij heb ik het slachtoffer geraakt. De afstand tussen het slachtoffer en mij bedroeg 40 centimeter tot een meter.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 8 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 12 februari 2019 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van poging doodslag/moord op [datum] in mijn woning te [plaats] , gemeente [naam] .
[verdachte] belde mij, ik kom even naar jou toe. Ik vond dit goed. Ik deed de voordeur open en draaide mij om om terug te lopen naar de woonkamer. Direct nadat ik mij had omgedraaid en naar de kamer wilde lopen, voelde ik dat ik twee keer in mijn rug en een keer in mijn arm werd geprikt. Met prikken bedoel ik steken. Ik draaide mij om en ik zag, dat het [verdachte] was. Ik zag hem met een samoerai mes zwaaien. Ik hoorde dat hij zei: "ik heb opdracht om jou dood te maken daar krijg ik geld voor."
Een schriftelijke bescheid (pagina 17 e.v.), zijnde een brief, gedateerd 26 maart 2019, van [naam] , Forensisch arts KNMG, GGD Hollands Noorden.
In de brief van de afdeling SEH van [datum] is onder meer het volgende vermeld:
Eerste opvang: stabiele lichamelijke situatie. 2 steekverwondingen op de rug (1 hoog aan de rug ter hoogte van de wervelkolom en 1 ter hoogte van het linker schouderblad). Tevens verwonding linker bovenarm.
Aanvullend onderzoek: echo, röntgen borstkas, CT-scan borstkas: geen aanwijzingen voor ernstige inwendige problemen, geen aanwijzingen voor vaatletsel of letsel aan de longen. Wel letsel weke delen ter hoogte van het linker schouderblad van de huid tot in onderliggende spier.
Conclusie: status na oppervlakkige steekverwondingen rugzijde en linker bovenarm zonder
aanwijzingen voor ernstig inwendig letsel.
Het letsel, dat is beschreven in de medische informatie, is passend bij een contact met een
scherppuntig/scherprandig voorwerp. De letsels bevinden zich met name aan de achterzijde van het lichaam (met name de rug).
Ik kan in algemene zin melden dat bij steken met een scherppuntig/scherprandig voorwerp, op de locaties van met name de beschreven steekverwondingen aan de rugzijde, in potentie ernstige gezondheidsproblemen zouden kunnen ontstaan. Een en ander is dan afhankelijk van het gebruikte voorwerp. Na penetratie van de huid aan de rugzijde kunnen ook onderliggende weefsels beschadigd raken, waarbij bijvoorbeeld longletsel, letsel aan zenuwen en/of letsel aan grotere bloedvaten kunnen ontstaan. In het geval de long wordt geraakt en/of grotere bloedvaten, dan kan een levensbedreigende situatie ontstaan, door een inwendige bloeding en/of klaplong. Ook schade aan het ruggenmerg of de grote lichaamsslagader (vanuit de steekverwonding ter hoogte van de wervelkolom) kan ernstige gevolgen hebben en een levensbedreigende situatie veroorzaken.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 28 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
Het mes had een totale lengte van ongeveer 25 à 30 centimeter.