Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verweerder] B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“09-08-2019”, en verzonden per e-mail van 10 augustus 2019, heeft [verweerder] [verzoeker] op staande voet ontslagen. In die brief staat onder meer het volgende:
3.Het verzoek
€ 20.910,73 bruto. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [verzoeker] stelt dat hij op vrijdag 9
€ 4.259,00 bruto te betalen. Verder is verzocht om [verweerder] te veroordelen tot betaling van
€ 344,20 bruto aan vakantiegeld, € 6.205,55 bruto aan 400 opgebouwde en niet genoten verlof-uren, en € 3.270,30 aan achterstallig salaris sinds januari 2016.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
“helemaal fout gegaan”, heeft [verzoeker] die dag opgemerkt dat hij niet meer wilde werken en ziek was, en is hij die dag door [verweerder] op staande voet ontslagen. Op de zitting hebben [verweerder] en haar advocaat nadrukkelijk verklaard dat niet de werkweigering op vrijdag 9 augustus 2019, maar het niet verschijnen op het werk op zaterdag 10 augustus 2019 uiteindelijk de dringende reden voor het ontslag op staande voet is geweest.
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
€ 3.871,67 bruto en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 6.195,76 bruto. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om laatstgenoemde vergoedingen deels, voor ruim de helft, in mindering te brengen op de inkomensschade, omdat die vergoedingen mede beogen die schade te dekken. Dat betekent dat de billijke vergoeding zal worden begroot op € 5.000,00 bruto.
€ 3.871,67 bruto. Ook daarbij is uitgegaan van een salaris van € 2.323,41 bruto per maand, inclusief 8% vakantietoeslag, en een berekening op basis van de website www.mijnwerkenzekerheid.nl. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 9 september 2019 (artikel 7:686a lid 1 BW). Ook hier is de wettelijke verhoging niet toewijsbaar, omdat de transitievergoeding niet als loon kan worden aangemerkt.
Roodzant/Matthews & Brothers BV)). [verweerder] heeft op de zitting gesteld dat zij geen registratie van vakantiedagen heeft of bijhoudt. Daarentegen heeft echter ook [verzoeker] niet nader toegelicht of onderbouwd hoe hij aan 400 verlofuren komt. Gelet daarop zal de kantonrechter het aantal niet genoten verlof-uren schatten op 200. [verweerder] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van € 3.102,78 bruto. De wettelijke rente en wettelijke verhoging zijn toewijsbaar, omdat [verweerder] te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 25%.