ECLI:NL:RBNHO:2019:10346

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
C/15/294623 / FA RK 19-5812
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de ambtenaar om een nieuwe akte van naamskeuze op te maken en verzoek om wijziging van de geslachtsnaam op de geboorteakte

In deze zaak hebben verzoekers, een geregistreerd partnerschap, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland om een nieuwe akte van naamskeuze op te maken voor hun kind, dat op het moment van de zitting nog niet geboren was. Verzoekers hadden eerder gekozen om het kind de geslachtsnaam van de vrouw te geven, maar na een tragische gebeurtenis, de moord op een advocaat, hebben zij hun keuze willen herzien en de geslachtsnaam van de man willen geven. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft echter geweigerd om medewerking te verlenen aan het opmaken van een nieuwe akte van naamskeuze, met als argument dat de wet geen mogelijkheid biedt om een eenmaal gemaakte keuze te wijzigen. De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, inclusief de argumenten van verzoekers dat de ambtenaar hen niet had gewezen op de onmogelijkheid om de naamskeuze te wijzigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ambtenaar in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen en dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun subsidiaire verzoek om de geslachtsnaam op de geboorteakte te wijzigen. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoekers afgewezen en benadrukt dat de wet geen ruimte biedt voor wijziging van de naamskeuze na het opmaken van de akte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
beroep weigering medewerking ambtenaar burgerlijke stand (1:27 BW)
verzoek wijziging / aanvulling geboorteakte (1:24 BW)
zaak-/rekestnr.: C/15/294623 / FA RK 19-5812
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 december 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,en
[verzoeker],
beiden wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: verzoekers,
advocaat mr. H.R. Carrière, kantoorhoudende te Haarlem,
--tegen--
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente],
zetelend te [plaats] ,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.Procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 30 september 2019;
- het aanvullend verzoek van verzoekers, ingekomen op 29 oktober 2019;
- het subsidiaire verzoek, met bijlage, van verzoekers ingekomen op 31 oktober 2019.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 november 2019 in aanwezigheid van verzoekers bijgestaan door mr. H.R. Carrière, [ambtenaar] en [ambtenaar] , ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .

2.Feiten en procesverloop

2.1.
Verzoekers zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Verzoekers hebben op 5 juli 2019 bij de ambtenaar een akte van naamskeuze opgemaakt van het kind van wie de vrouw zwanger was en hebben er voor gekozen om dit kind de geslachtsnaam van de vrouw, “ [geslachtsnaam] ”, te geven. Verzoekers hebben deze akte van naamskeuze beiden ondertekend.
2.3.
Verzoekers hebben de ambtenaar op 23 september 2019 mondeling verzocht een nieuwe akte van naamskeuze te mogen opmaken dan wel de oude akte van naamskeuze te laten vervallen en het kind van wie de vrouw zwanger was de geslachtsnaam van de man “ [geslachtsnaam] ” te geven.
2.4.
Bij besluit van 26 september 2019 heeft de ambtenaar geweigerd medewerking te verlenen aan het opmaken van een nieuwe akte van naamskeuze.
2.5.
Op [geboortedatum] is de vrouw bevallen van een zoon. De geboorte van dit kind was ten tijde van de zitting nog niet aangegeven bij de burgerlijke stand.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers, zo begrijpt de rechtbank, komen op tegen het besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , verzonden op 26 september 2019, waarin de ambtenaar weigert om een nieuwe akte van naamskeuze op te maken betreffende het kind van wie de vrouw op dat moment zwanger was en verzoeken
primair: doorhaling van de akte van naamskeuze.
3.2.
Na aanvulling van hun verzoek verzoeken zij de rechtbank
-
subsidiair: te bepalen dat op de geboorteakte van hun kind de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” vermeld dient te worden;
en na een tweede aanvulling
meer subsidiair:te bepalen dat zij, mocht er reeds een geboorteakte zijn opgemaakt, hun minderjarige kind de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” geven, dat dit opgenomen dient te worden in de openbare registers van de gemeente [gemeente] , zodat dit tot gevolg heeft dat op de geboorteakte van hun minderjarige kind als geslachtsnaam wordt vermeld “ [geslachtsnaam] ”.

4.Het verweer

De ambtenaar heeft ter zitting verzocht het verzoek af te wijzen.

5.Standpunten

5.1.
Verzoekers stellen dat de ambtenaar ten onrechte heeft geweigerd een nieuwe akte van naamskeuze op te maken. Zij zijn er bij het opmaken van de akte van naamskeuze niet op gewezen dat een wijziging van deze akte niet mogelijk was. Het is voor hen onbegrijpelijk dat de wet hen geen praktische mogelijkheid biedt voor een wijziging van hun eerdere keuze, terwijl deze wijziging voor hun kind zo belangrijk is.
Verzoekers doen voorts een beroep op artikel 1: 24 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) juncto artikel 8 van Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Zij menen dat de akte van naamskeuze tot stand is gekomen op grond van een misslag. Op het moment van het opmaken van de akte van naamskeuze had de moord op de advocaat van de kroongetuige in de strafzaak tegen Ridouan T. nog niet plaatsgevonden.
De vrouw is werkzaam als officier van justitie (hierna: OvJ) in opleiding bij het openbaar ministerie. Voor verzoekers was het ten tijde van het opmaken van de akte van naamskeuze niet duidelijk welke gevaren een OvJ kan lopen in de uitoefening van zijn/haar functie.
Er is nooit aanleiding geweest bevreesd te zijn voor haar eigen veiligheid vanwege het uitoefenen van haar beroep, mede omdat zij niet de ambitie heeft om na afronding van haar opleiding zware criminele zaken te gaan behandelen.
Door de moord op een strafrechtadvocaat en het sterke vermoeden dat de achterliggende reden voor deze moord is dat hij als advocaat optrad voor een kroongetuige in het strafproces tegen Ridouan T., is de mening van verzoekers over de gevaren van het beroep van de vrouw gewijzigd. Verzoekers wijzen er op dat er veel veiligheidsmaatregelen worden getroffen op de werkplekken waar de vrouw en haar collega’s werken en dat sommige collega’s van de vrouw inmiddels ook persoonlijk worden beschermd. Dit alles heeft er bij verzoekers toe geleid dat zij hun toekomstige kinderen tegen deze mogelijke gevaren willen beschermen. Daardoor willen zij de keuze van de geslachtsnaam van hun eerste kind wijzigen en het kind de geslachtsnaam van de man geven. Hierdoor zal er geen sprake meer zijn van een duidelijke link tussen de vrouw en dit kind en eventuele toekomstige kinderen omdat zij haar geslachtsnaam niet zullen dragen.
Verzoekers zijn van mening dat de stabiliteit van het namenrecht niet in het geding is bij het opmaken van een nieuwe akte van naamskeuze. Zij stellen dat de ambtenaar geen enkele gegronde reden heeft aangevoerd waarom de verzochte wijziging niet mogelijk is.
Verzoekers zijn op grond van artikel 8 EVRM van mening dat zij recht hebben op een veilig gezinsleven en dat zij er een gerechtvaardigd belang bij hebben dat de geslachtsnaam van het kind wordt gewijzigd.
5.2.
De ambtenaar heeft bij besluit van 26 september 2019 zijn medewerking aan het opmaken van een nieuwe akte van naamskeuze voor het kind van wie de vrouw op dat moment nog zwanger was, geweigerd. De ambtenaar voert daartoe aan dat een akte van naamskeuze maar éénmalig kan worden opgemaakt en dat door de ondertekening van deze akte een rechtsfeit is ontstaan, welk rechtsfeit alleen ongedaan kan worden gemaakt door een beslissing van de rechtbank op grond van artikel 1:27 BW. De ambtenaar is van mening dat van de ouders mag worden verwacht dat zij een weloverwogen keuze voor de geslachtnaam van hun kind hebben gemaakt, welke naam niet licht kan worden gewijzigd gelet op de noodzaak tot handhaving van de nodige stabiliteit in het namenrecht.
De ambtenaar is voorts van mening dat er geen sprake is geweest van enige dwang bij de keuze voor de geslachtsnaam van de vrouw. Hoewel de feiten welke ten grondslag liggen aan het verzoek zeer triest zijn, kan dat geen reden zijn de ambtenaar te verplichten een akte van naamskeuze te wijzigen. Er is geen sprake van een misslag. Het weigeren van zowel het doorhalen van de akte van naamskeuze als het opmaken van een nieuwe akte van naamskeuze is niet in strijd met artikel 8 EVRM. Voor zover verzoekers een beroep doen op artikel 6 van het Besluit Geslachtsnaamwijziging (hierna: het Besluit) is de ambtenaar van mening dat er in deze procedure geen sprake van is dat door het niet wijzigen van de geslachtsnaam van het kind de lichamelijke en geestelijke gezondheid van verzoekers dan wel het kind in ernstige mate zou worden geschaad.
Voor zover verzoekers een beroep doen op artikel 1:24 BW, wijst de ambtenaar er nog op dat een akte van naamskeuze wel een akte van de burgerlijke stand is, maar niet als afzonderlijke akte wordt opgenomen in een van de registers van de burgerlijke stand, zodat de akte niet op grond van voormeld artikel voor verbetering in aanmerking kan komen.
Van de inhoud van deze akte wordt de naamskeuze als latere vermelding aan de geboorteakte van het kind toegevoegd en de akte van naamskeuze wordt na achttien maanden vernietigd. De wet biedt dus simpelweg niet de mogelijkheid tot wijziging van de naamskeuze.
Omdat verzoekers een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan is voor hen de ‘escaperoute’ via artikel 1:5 lid 2 BW niet meer mogelijk, omdat het kind door de geboorte reeds in familierechtelijke betrekking tot beide ouders is komen te staan.
Voor zover verzoekers een beroep doen op artikel 7 van het Besluit wijst de ambtenaar verzoekers op artikel 1:7 BW waaruit blijkt dat een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind alleen mogelijk is via een verzoek aan de Koning.

6.Beoordeling van het verzoek

primaire verzoek
beroep weigering medewerking ambtenaar burgerlijke stand
6.1.
Op grond van artikel 1:18c BW, artikel 1:20 BW juncto artikel 1:20c BW is de ambtenaar bevoegd te weigeren een akte van de burgerlijke stad op te maken of een latere vermelding aan een akte toe te voegen wanneer hij meent dat de partij of de belanghebbende in gebreke is met het overleggen van vereiste bescheiden of dat deze bescheiden ongenoegzaam zijn of wanneer hij meent dat de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet.
6.2.
Op grond van artikel 1:27 BW kunnen de belanghebbende partijen binnen zes weken na verzending van het besluit tot weigering mee te werken een verzoek indienen bij de rechtbank binnen welk rechtsgebied de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen.
6.3.
Het verzoek is ingediend binnen de termijn genoemd in voormeld artikel.
6.4.
In artikel 1:5 BW is in het vierde lid bepaald dat indien een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, de ouders voor of ter gelegenheid van de aangifte gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben.
Uit de toelichting bij artikel 1 lid 4 BW blijkt dat er drie momenten zijn waarop de ouders dat kunnen doen:
vóór de geboorte van het kind ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand (in dat geval wordt op grond van artikel 52a van het Besluit een ‘akte van naamskeuze’ opgemaakt);
ij de geboorteaangifte ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is geboren (in dat geval wordt de naamskeuze opgenomen in de akte van geboorte);
c. bij gelegenheid van de latere (na de geboorte) voltrekking van hun huwelijk of van de registratie van hun partnerschap.
6.5.
Verzoekers waren ten tijde van de akte van naamskeuze geregistreerd partners en hebben er voor gekozen vóór de geboorte van hun kind hun kind de geslachtsnaam van de vrouw te geven.
6.6.
De wet biedt ouders, nadat zij een akte van naamskeuze hebben opgemaakt, niet de mogelijkheid deze akte van naamskeuze te wijzigen dan wel in te trekken wanneer zij op een later moment ervoor kiezen hun kind de geslachtsnaam van de andere juridische ouder te geven. Alleen in geval van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap op een later moment dan de geboorte van het kind biedt de wet die mogelijkheid, en wel bij gelegenheid van dat huwelijk of registratie van dat partnerschap. In dat geval wordt van die verklaring van de ouders een akte van naamskeuze opgemaakt, waarna de wijziging van de geslachtsnaam als latere vermelding wordt toegevoegd aan de geboorteakte van het kind.
6.7.
De rechtbank is met de ambtenaar van oordeel dat van de ouders mag worden verwacht dat zij de keuze voor de geslachtsnaam van hun eerste kind weloverwogen hebben gedaan, nu de keuze voor deze naam ook bepalend is voor andere kinderen die mogelijk tijdens het geregistreerd partnerschap geboren zullen worden. De rechtbank kan verzoekers niet volgen in de stelling dat de ambtenaar hen had moeten wijzen op de onmogelijkheid een gekozen geslachtsnaam te wijzigen. Deze stelling van verzoekers is ook niet nader onderbouwd. Er geldt in dat opzicht geen algemene voorlichtingsplicht van de ambtenaar.
De rechtbank is van oordeel dat van verzoekers, gelet op hun opleiding en beroep, had kunnen worden verwacht dat zij zich voorafgaand aan deze keuze zouden hebben verdiept in de gevolgen die de gekozen geslachtsnaam voor het kind, alsmede het ondertekenen van de akte van naamskeuze zou kunnen hebben. Daar komt bij dat er, ook voor de tragische gebeurtenis van september 2019, helaas een noodzaak was voor officieren van justitie vanwege bedreigingen vanuit het criminele circuit veiligheidsmaatregelen te treffen. De moord op de advocaat van de kroongetuige kan in dit verband weliswaar als oplopend in ernst en hevigheid gezien worden, maar maakt dat oordeel, hoe afschuwelijk deze gebeurtenis ook is, niet anders. De wet biedt daartoe na het opmaken van de akte van naamskeuze geen mogelijkheid, met uitzondering van de mogelijkheid naamswijziging aan de Koning te verzoeken.
Overigens wijst de rechtbank in dit verband nog op de stelling van verzoekers dat de vrouw niet de ambitie heeft na afronding van haar opleiding zware criminele zaken te gaan behandelen.
6.8.
Voor zover verzoekers een beroep hebben gedaan op de uitzonderingssituatie van artikel 8 lid 1 EVRM is de rechtbank met de ambtenaar van oordeel dat het weigeren van het doorhalen van de akte van naamskeuze dan wel het intrekken van deze akte niet in strijd is met het recht op respect voor het privéleven, het familie- en gezinsleven van verzoekers of hun kind.
Van inmenging in de zin van artikel 8 van voormeld verdrag is geen sprake omdat de weigering van de ambtenaar er niet toe strekt wijziging aan te brengen in de persoonlijke levenssfeer van verzoekers of in de relatie van verzoekers tot hun kind.
De door verzoekers aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:RB:GHSHE:2019:1483) ziet op een andere situatie dan in de onderhavige zaak aan de orde is, nu de ouders in die zaak door een samenloop van omstandigheden geen gebruik hebben kunnen maken van hun recht om een geslachtsnaam van hun kind te kiezen op het moment dat artikel 1: 5 lid 2 BW dat voorschrijft en onverkorte toepassing van dit artikel op deze bijzondere omstandigheden onverenigbaar is met het recht zoals dat voortvloeit uit artikel 8 lid 1 EVRM en artikel 8 IVRK.
6.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is verwogen is de rechtbank van oordeel dat de ambtenaar in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing zodat het primaire verzoek van verzoekers zal worden afgewezen.
subsidiaire en meer subsidiaire verzoek
wijziging geslachtsnaam op de geboorteakte
6.10.
Artikel 1:24 lid 1 BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van belanghebbenden (onder meer) aanvulling van een register van de burgerlijke strand met daarin ontbrekende akte of latere vermelding of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan gelasten.
6.11.
Verzoekers zijn niet ontvankelijk in hun subsidiaire en meer subsidiaire verzoek om de geboorteakte van het kind op grond van artikel 1:24 BW aan te vullen zoals door hen is verzocht.
Nog daargelaten de vraag of er bij het opmaken van de akte van naamskeuze sprake is geweest van een misslag, is een akte van naamskeuze weliswaar een akte van de burgerlijke stand, maar geen akte die wordt opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.
Ook de moord op de advocaat van een kroongetuige van het openbaar ministerie en de gevolgen die dat voor bepaalde mensen in een bepaalde beroepsgroepen kan hebben, kunnen er niet toe leiden dat van dit wetsartikel kan worden afgeweken. De wet biedt simpelweg niet die mogelijkheid.
6.12.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verzoekers door hun geregistreerd
partnerschap niet meer in aanmerking kunnen komen voor de onder rechtsoverweging 6.4 onder c. vermelde mogelijkheid om de geslachtsnaam van hun kind te wijzigen, maar dat voor hen nog wel de mogelijkheid bestaat om op grond van artikel 1:7 lid 1 BW, het verzoek aan de Koning, hun kind de geslachtsnaam [geslachtsnaam] te geven.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst af het primaire verzoek;
7.2.
verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun subsidiaire en meer subsidiaire verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ph. Burgers, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.