In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de adoptie van een minderjarige, geboren uit hoogtechnologisch draagmoederschap. Verzoekers, een echtpaar, hebben verzocht om de adoptie van hun biologische dochter, die geboren is uit de draagmoeder, die een zus van de verzoekster is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige vanaf haar geboorte in het gezin van verzoekers is opgenomen en door hen wordt verzorgd en opgevoed. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ingestemd met het verzoek tot adoptie.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconstateerd dat niet is voldaan aan de wettelijke verzorgingstermijn van een jaar, zoals vereist in artikel 1:228 BW. Echter, de rechtbank oordeelt dat in deze specifieke situatie de verzorgingstermijn niet verenigbaar is met het recht op respect voor privé- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft daarom besloten deze termijn buiten beschouwing te laten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan en dat de adoptie in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de adoptie toegewezen en de verzoekers zijn vanaf dat moment de juridische ouders van de minderjarige. Het verzoek om het gezag van de draagouders te beëindigen en verzoekers tot voogd te benoemen is afgewezen, omdat dit al eerder was geregeld in een eerdere beschikking. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.