ECLI:NL:RBNHO:2019:10291

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
8005996 AO VERZ 19-116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [werknemer], door zijn werkgever, [werkgeefster]. [werknemer] had op 28 augustus 2019 een verzoekschrift ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, na een ontslag op staande voet dat op 3 juli 2019 was gegeven. De werkgever had het ontslag gebaseerd op meerdere incidenten van ongepast gedrag en het niet opvolgen van redelijke instructies. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, ondanks dat het bestuur van [werkgeefster] op dat moment uit slechts drie leden bestond, terwijl de statuten vijf leden vereisen. De rechter oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de herhaalde waarschuwingen aan [werknemer] en zijn hardnekkige weigering om instructies op te volgen, voldoende dringende redenen vormden voor het ontslag. De kantonrechter heeft het verzoek van [werknemer] tot vernietiging van het ontslag en loondoorbetaling afgewezen, evenals zijn verzoek om een transitievergoeding en billijke vergoeding. De proceskosten werden aan [werknemer] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8005996 \ AO VERZ 19-116
Uitspraakdatum: 17 december 2019
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. P. Bellod (DAS)
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[naam vereniging],
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werkgeefster]
gemachtigde: mr. A. Noest

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft op 28 augustus 2019 een verzoekschrift ex artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. [werkgeefster] heeft een verweerschrift ingediend en een voorwaardelijk tegenverzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 28 november 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft [werkgeefster] bij brief van 21 november 2019 nog stukken toegezonden. [werknemer] heeft bij brief van 26 november 2019 op deze stukken gereageerd en zelf nog stukken in het geding gebracht. Ter zitting heeft [werkgeefster] het voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken (omdat is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat, mocht het door [werknemer] in deze procedure aangevochten ontslag op staande voet worden vernietigd, de arbeidsovereenkomst op 13 december 2019 eindigt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werkgeefster] is een vereniging met een educatief karakter. Zij houdt een heemtuin van ca. 2 hectare in stand, die onder meer door schoolklassen kan worden bezocht.
2.2.
In artikel 9 van de statuten van [werkgeefster] is bepaald dat het bestuur van de vereniging uit tenminste vijf leden bestaat. In artikel 11 van de statuten is bepaald dat de bestuursleden worden gekozen voor een periode van vier jaar en dat zij na hun aftreden slechts eenmaal direct herkiesbaar zijn.
2.3.
[werknemer] , geboren [in 1953] , is op 1 december 2005 bij [werkgeefster] in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst gold aanvankelijk voor bepaalde tijd en met ingang van 15 mei 2008 voor onbepaalde tijd.
2.4.
Laatstelijk vervulde [werknemer] de functies van beheerder kassencomplex en beheerder van de heemtuin.
2.5.
Het salaris van [werknemer] bedroeg laatstelijk € 2.578,83 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.6.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Hoveniersbedrijf (hierna: de cao) van toepassing.
2.7.
In artikel 10 lid 1 sub b van de cao is bepaald dat de arbeidsovereenkomst met een werknemer eindigt indien en zodra de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De pensioengerechtigde leeftijd bedraagt in het geval van [werknemer] 66 jaar en 4 maanden, welke leeftijd hij op 13 december 2019 bereikt.
2.8.
In artikel 15 van de arbeidsovereenkomst(en) is bepaald, dat [werknemer] verantwoording aflegt aan het bestuur van [werkgeefster] .
2.9.
Bij brief van haar gemachtigde van 3 juli 2019 heeft [werkgeefster] [werknemer] op staande voet ontslagen. In deze brief is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
‘(…) Aanvankelijk deed u uw werk naar behoren, maar in de afgelopen jaren is cliënte tegen steeds meer ongeregeldheden rondom de uitvoering van uw werk aangelopen. De ongeregeldheden doen zich regelmatig voor, maar cliënte moet helaas vaststellen dat de situatie sinds 2018 steeds ernstigere vormen is gaan aannemen om uiteindelijk – recent, in 2019 – volledig te escaleren. Ik stip hieronder een aantal ontwikkelingen en gebeurtenissen aan, die aanleiding voor cliënte zijn geweest om ondergetekende in te schakelen en u deze brief te sturen.
- Op 21 maart 2018 ontving u een officiële waarschuwing vanwege uw ongepaste en onverantwoordelijke gedrag richting 3 stagiaires en het niet naleven Arbo wetgeving. U bracht stagiaires in ernstig gevaar door er bewust voor te kiezen enkele cruciale veiligheidsmaatregelen niet na te leven (o.a. dragen van veiligheidshesjes, veel te zwaar tillen, glas ruimen tijdens een storm). U bent hierop aangesproken en u liet weten van de veiligheidsregels op de hoogte te zijn, maar dat u bewust de keuze maakte die regels niet na te leven.
De stages van deze stagiaires zijn nota bene voortijdig ingetrokken als gevolg van uw nalatige houding. U bent daarvan op de hoogte gesteld, maar u reageerde laconiek. U vindt dat u niets verkeerds heeft gedaan. U bent niet bereid gebleken uw verantwoordelijkheid te nemen en gaf slechts aan dat u vindt dat stagiaires zelf moeten leren nadenken. (…)
- Later in het jaar 2018 weigerde u nog veel meer redelijke instructies van cliënte op te volgen. (…) Zo weigerde u geen MeerGroen-trui te dragen in de tuin (maart 2018) en weigerde u uw medewerking te verlenen aan het afbreken van het afgekeurde bomenpad (maart 2018).
- In december 2018 ontving u wederom een officiële waarschuwing, omdat u opnieuw weigerde redelijke instructies van het bestuur (een bestuursbesluit) op te volgen. U was gevraagd voortaan het (grote) hek van [werkgeefster] (nr. 7) te sluiten indien geen mensen werkzaam zijn in de tuin, maar u weigerde dat structureel en was niet van plan daar verandering in aan te brengen.
- Op 9 maart 2019 ontving u een derde officiële waarschuwing. Dit keer omdat u – samengevat – nog steeds weigerde voormeld hek te sluiten en u daarnaast weigerde een ander bestuursbesluit op te volgen. Dit keer weigerde u “illegale” aquaria te verwijderen. Enerzijds voldoen die aquaria niet aan de eisen van representativiteit, die zowel het bestuur als de mensen van NMCX wensen. Anderzijds voldoen de aquaria, zoals u weet, niet aan de wettelijke vereisten (Wet Natuurbescherming). Blijkens uw e-mail van 29 maart 2019 en diverse mondelinge uitingen van uw kant, hecht u zelf totaal geen waarde aan de representativiteit en meent u pertinent dat de betreffende regels niet voor u en uw werkgever gelden. U heeft daarom maling aan die regels, en aan de instructies van uw werkgever, en vaart volledig uw eigen koers. Per saldo betekent dit dat u de aquaria heden nog altijd niet heeft opgeruimd.
Deze houding van u is in strijd met alle normen van goed werknemerschap. U bent verplicht redelijke instructies van uw werkgever op te volgen, maar u bent daartoe niet bereid en steekt zulks niet onder stoelen of banken. Keer op keer doet u uw eigen ding en komt u afspraken en/op opdrachten niet na. U geeft keer op keer uitdrukkelijk te kennen niet bereid te zijn hier verandering in aan te brengen. Sterker, u maakt uw werkgever belachelijk, ook jegens derden, hetgeen op zijn zachts gezegd betreurenswaardig is. U bent ook daarop herhaaldelijk aangesproken, maar dat heeft niet tot enige verandering in uw houding of gedrag geleid.
- Tijdens het gesprek op 9 maart 2019 bent u er verder nog op gewezen dat uw uitingen, (o.a.) dat u het bestuur een ‘kut werkgever’ vindt (zie uw mail van 17 februari 2019), dat u zich weliswaar inzet, maar dat dat weinig te maken zou hebben met de kwaliteiten van uw werkgever, en zo nog enkele andere respectloze opmerkingen, werden opgevat als grove beledigingen van uw werkgever en dat dergelijke uitingen voor haar een reden (zouden) zijn om, indien zich dit in de toekomst opnieuw zou voordoen, arbeidsrechtelijke maatregelen jegens u te treffen. Ook dit heeft helaas niet tot verbetering van uw houding geleid.
Laatste kans(en) en waarschuwing voor ontslag
Ergo, uw gedrag moet worden samengevat als uiterst weigerachtig en respectloos. Cliënte heeft u diverse keren laten weten dat voormeld ongepast gedrag volstrekt onacceptabel is en niet langer van u zou worden getolereerd. Zo bent u tijdens het werkoverleg op 9 maart 2019 zelfs gewaarschuwd dat het opnieuw niet nakomen van uw verplichtingen voortvloeiende uit uw arbeidsovereenkomst, het voortduren van een weigerachtige houding aan uw kant en het opnieuw vertonen van ongepast gedrag, zou leiden tot eenontslag op staande voet.
Op dezelfde dag heeft cliënte u laten weten dat zij van u verwachtte dat u de aquaria in de kassen alsnog binnen 2 weken (na 9 maart) zou verwijderen. Later heeft u hier zelfs nog een extra week uitstel voor gekregen, maar dat hielp allemaal niets. Aan een vrijwilliger liet u in april 2019 zelfs weten “boven de wet te staan”. De opdrachten van uw werkgever, met name die in verband met de aquaria, zou u niet opvolgen, zo gaf u aan. Verbetering in uw gedrag is dan ook structureel uitgebleven.
Bij brief van 23 mei 2019 bent u, voor de laatste keer, gesommeerd om de aquaria in de kas op te ruimen en te verwijderen; uiterlijk op 1 juli 2019. (…)
Op dinsdag 2 juli is het bestuur desondanks, tot haar grote teleurstelling (!), gebleken dat u ook aan deze laatste sommatiegeengevolg heeft gegeven. Dit laatste ondanks waarschuwingen voor de gevolgen die weigering zou hebben (ontslag op staande voet). (…)
De spreekwoordelijke emmer is nu echt vol. Het feit dat u de laatste sommatie om, uiterlijk op 1 juli 2019, de aquaria in de kassen op te ruimen – voor de zoveelste keer – niet bent nagekomen, vormt voor cliënte een dringende reden voor ontslag. Dat geldt eens te meer in onderlinge samenhang met alle bovengenoemde gebeurtenissen. Cliënte meent dat alle hierboven beschreven gebeurtenissen op zichzelf, en in hun onderlinge samenhang, voldoende reden zijn voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
Cliënte heeft u nota bene gewaarschuwd voor arbeidsrechtelijke maatregelen en heeft daarbij expliciet gewezen op de mogelijkheid om u bij voorduren van uw wangedrag op staande voet te ontslaan. Cliënte heeft thans geen keuze meer dan de daad bij het woord te voegen. U dient deze brief derhalve te lezen als eenontslag op staande voet.
Bij de beslissing om tot dit ontslag over te gaan, heeft cliënte de lengte van uw dienstverband, uw persoonlijke omstandigheden en de gevolgen van dit ontslag voor u in aanmerking genomen. (…)’
2.10.
Bij brief van 10 juli 2019 heeft [werknemer] de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet betwist, zich beschikbaar gehouden zijn werkzaamheden te hervatten en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
2.11.
[werkgeefster] heeft het ontslag op staande voet gehandhaafd.

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter:
primair:
I. de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en [werkgeefster] te veroordelen om [werknemer] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen beschikking in staat te stellen zijn werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten met alle bevoegdheden en faciliteiten die [werknemer] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 500,- per (gedeelte van) een dag dat [werkgeefster] daarmee in gebreke blijft;
II. [werkgeefster] te veroordelen tot betaling van het overeengekomen loon, vermeerderd met alle emolumenten, vanaf 3 juli 2019 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd, onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie op straffe van een dwangsom voor elke dag of gedeelte van een dag dat [werkgeefster] daarmee in gebreke blijft;
III. [werkgeefster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
IV. [werkgeefster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder II en III genoemde posten vanaf de datum van opeisbaarheid;
subsidiair (voor zover de kantonrechter de opzegging niet vernietigt):
V. aan [werknemer] ten laste van [werkgeefster] de transitievergoeding toe te kennen van € 35.924,- bruto;
VI. aan [werknemer] ten laste van [werkgeefster] een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW toe te kennen van € 15.966,- bruto, zijnde het nog te genieten loon tot einde dienstverband;
meer subsidiair:
VII. [werkgeefster] te veroordelen in de proceskosten
.
3.2.
[werknemer] legt – kort weergegeven – het volgende aan zijn verzoek ten grondslag:
3.3.
Het door het bestuur van [werkgeefster] genomen besluit om [werknemer] te ontslaan is op formele gronden niet rechtsgeldig. Blijkens de statuten dient het bestuur namelijk uit ten minste vijf leden te bestaan, terwijl het bestuur in werkelijkheid uit slechts drie leden bestaat. Bovendien is zeker één bestuurslid al ‘eeuwig’ bestuurslid, terwijl in de statuten staat dat een bestuurslid vier jaar aanblijft en één keer herkiesbaar is. Daar komt bij dat het ontslagbesluit inging tegen de wil van de algemene ledenvergadering.
3.4.
Bovendien levert hetgeen [werknemer] wordt verweten geen dringende reden in de zin der wet op, zodat ook om die reden geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. In dit verband voert [werknemer] het volgende aan.
3.5.
De opsomming van feiten in de ontslagbrief kan [werknemer] niet anders zien dan als ‘het zoeken naar een stok om een hond mee te slaan’. De echte oorzaak achter het conflict is dat sprake is van een bestuur op afstand dat nauwelijks contact heeft met de realiteit. Het bestuur is alleen gefocust op ‘de regeltjes’ en heeft geen oog heeft voor de moeite die het kost om bestuursbesluiten uit te voeren.
3.6.
De drie stagiaires waaraan in de ontslagbrief wordt gerefereerd waren ongemotiveerd en zochten argumenten om onder de stage uit te komen. Het reorganiseren van het stenenveld met stenen van 5 tot 20 kilo was zo’n excuus. Het glas is niet tijdens, maar na de storm opgeruimd. Het niet dragen van hesjes was weliswaar niet reglementair, maar de stagiaires vroegen er zelf ook niet om.
3.7.
[werknemer] begrijpt niet waarom hij van het bestuur geen Meergroentrui mag dragen, omdat het doel van Meergroen is de manier van werken van [werkgeefster] te verspreiden. [werknemer] draagt de Meergroentrui, net als de vrijwilligers. Hij ziet niet in waarom hij een andere trui zou kopen als er vijf dozen met deze truien zijn.
3.8.
[werknemer] heeft de instructie van het bestuur het hek te sluiten niet opgevolgd omdat hij met het bestuur in gesprek wilde komen. [werknemer] vindt het namelijk belangrijker met het oog op het trekken van bezoekers een open, verwelkomende sfeer uit te stralen dan te voorkomen dat diefstal of vandalisme plaatsvindt ter waarde van maximaal een paar honderd euro per jaar.
3.9.
De aquaria zijn zeer educatief en [werknemer] vindt dat deze niet weg zouden mogen. Hij meent dat [werkgeefster] niet onder de wettelijke regels waarnaar in de ontslagbrief wordt verwezen zou moeten vallen, omdat [werkgeefster] geen commerciële maar een educatieve organisatie is. Bovendien zet hij vraagtekens bij het door [werkgeefster] aangevoerde argument van representativiteit. Het moet immers vooral gaan om het betrekken van de jeugd bij de natuur. Bovendien kon [werknemer] de aquaria niet tijdig weghalen omdat hij zoveel andere werkzaamheden om handen had.

4.Het verweer

4.1.
[werkgeefster] verweert zich tegen het verzoek. Zij is van mening dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Zij voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan.
4.2.
Het klopt dat het bestuur ten tijde van het ontslag van [werknemer] uit drie in plaats van de in de statuten voorgeschreven vijf leden bestond, maar dat is al tijden zo. Niemand heeft daar ooit bezwaar tegen gemaakt en evenmin tegen de omstandigheid dat sommige bestuursleden al te lang in het bestuur zitten. De rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit wordt daardoor niet aangetast. Het is niet juist dat het ontslag inging tegen de wil van de algemene ledenvergadering en dit is ook niet relevant.
4.3.
Er is wel degelijk sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De in de ontslagbrief beschreven gebeurtenissen zijn zeer ernstig en vele daarvan vormen op zich al een reden voor ontslag op staande voet, maar [werkgeefster] heeft [werknemer] telkens de kans gegeven zich te verbeteren. De weigering de illegaal geplaatste aquaria te verwijderen was echter de druppel die de emmer deed overlopen. De instructie de aquaria weg te halen was een redelijke instructie die [werknemer] als goed werknemer diende op te volgen. Dit heeft hij niet gedaan, hoewel hij daartoe meermaals in de gelegenheid is gesteld en hoewel hij meermaals is gewezen op de arbeidsrechtelijke consequenties van het niet opvolgen van de instructies. Dit is kenmerkend voor de houding en het gedrag van [werknemer] : hij heeft lak aan de regels en het beleid en doet wat hij zelf het beste vindt. De persoonlijke omstandigheden van [werknemer] zijn door [werkgeefster] meegewogen en doen aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet af.

5.De beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.2.
Vaststaat dat het ontslagbesluit is genomen door een uit drie leden bestaand bestuur, terwijl in de statuten is voorgeschreven dat het bestuur uit vijf leden dient te bestaan. Ook staat niet ter discussie dat tenminste één bestuurslid al langer in het bestuur zitting heeft dan op grond van de statuten is toegestaan. Deze omstandigheden tasten de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit echter niet aan. [werkgeefster] als werkgeefster van [werknemer] wordt naar buiten toe rechtsgeldig vertegenwoordigd door het bestuur zoals dat thans feitelijk vorm heeft. Dat het ontslag inging tegen de wil van de algemene ledenvergadering is door [werkgeefster] betwist en is uit niets gebleken. Het argument van [werknemer] dat het ontslag op formele gronden ongeldig is wordt dus door de kantonrechter verworpen.
5.3.
Volgens de regels voor ontslag op staande voet in het Burgerlijk Wetboek is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). In de wet worden voorbeelden genoemd van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Een dringende reden kan bijvoorbeeld zijn dat een werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt (artikel 7:678 lid 2, onderdeel j, BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk is de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Maar ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn vanwege de aard en de ernst van de dringende reden.
5.4.
[werknemer] heeft niet betwist dat de in de ontslagbrief beschreven gebeurtenissen zich hebben voorgedaan, uitgezonderd het opruimen van glas met de stagiaires tijdens een storm.
Hij heeft niet weersproken dat hij de stagiaires in strijd met de voorschriften te zwaar heeft laten tillen en dat de voorgeschreven veiligheidshesjes niet zijn gedragen. Het is de verantwoordelijkheid van [werknemer] als beheerder om daar op toe te zien. Evenmin heeft [werknemer] weersproken dat hij de instructies van het bestuur om geen Meergroentrui te dragen, het hek te sluiten en de aquaria te verwijderen niet heeft opgevolgd. Zoals ook uit het verzoekschrift blijkt, heeft [werknemer] aan deze instructies geen gevolg gegeven omdat hij zijn eigen visie heeft op de noodzaak daarvan. Zo is het volgens [werknemer] niet nodig het hek te sluiten omdat het belangrijker is bezoekers te trekken dan vandalisme of diefstal te voorkomen. Het is echter niet aan [werknemer] , maar aan het bestuur van [werkgeefster] om dat te bepalen. Wat betreft de aquaria heeft [werknemer] niet betwist dat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten waaraan [werkgeefster] gebonden is. [werknemer] is echter van mening dat [werkgeefster] niet onder deze wettelijke regels zouden moeten vallen. Dit is echter geen valide reden om de instructies van het bestuur te negeren. Evenmin is het aan [werknemer] te bepalen of de aquaria voldoen aan de eisen van representativiteit.
5.5.
[werknemer] heeft niet weersproken dat hij, zoals ook in de ontslagbrief is vermeld, meermaals is gewaarschuwd de instructies van het bestuur op te volgen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [werknemer] er ook op is gewezen (zoals eveneens in de ontslagbrief is vermeld) dat het opnieuw niet opvolgen van de instructies zou leiden een ontslag op staande voet. Hoewel dit uit de overgelegde stukken niet expliciet blijkt, is door [werkgeefster] wel gesteld dat dit meermaals met [werknemer] is besproken en [werknemer] heeft dit niet betwist. Nadat [werknemer] (onbetwist) op 9 maart 2019 een (verlengde) termijn had gekregen om de aquaria te verwijderen en bij brief van 23 mei 2019 voor het laatst was gesommeerd de aquaria uiterlijk 1 juli 2019 te weg te halen, is op 2 juli 2019 gebleken dat [werknemer] de aquaria nog steeds niet had verwijderd. In aanmerking genomen de eerdere gebeurtenissen zoals in de ontslagbrief vermeld, was dit voor het bestuur terecht de druppel die de emmer deed overlopen. Weliswaar heeft [werknemer] nog aangevoerd dat hij het te druk had de aquaria weg te halen en dat hij niet wist waar hij de aquariumdieren moest laten, maar het had op zijn weg gelegen dit aan het bestuur kenbaar te maken. Uit niets is gebleken dat hij dit heeft gedaan.
5.6.
De instructie van het bestuur om de aquaria te verwijderen, was een redelijke opdracht. Nu [werknemer] deze opdracht, hoewel daartoe meermaals in de gelegenheid gesteld, niet heeft uitgevoerd, heeft hij zich schuldig gemaakt aan het ‘hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt’ zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 2 onder j BW. Dit levert een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
5.7.
Gezien de aard en de ernst van de dringende reden, is de kantonrechter van oordeel dat de lange duur van het dienstverband, de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] (waaronder zijn leeftijd, zijn inzet en zijn aanvankelijk goede functioneren) en de gevolgen van het ontslag voor [werknemer] aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet afdoen.
5.8.
Nu is geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig is, is het primaire verzoek van [werknemer] tot vernietiging van het ontslag, wedertewerkstelling en loondoorbetaling (met nevenverzoeken) niet toewijsbaar.
5.9.
Evenmin is het subsidiaire verzoek tot toekenning van en billijke vergoeding toewijsbaar. Deze vergoeding kan gelet op het bepaalde in artikel 7:681 BW immers alleen worden toegekend als het ontslag niet rechtsgeldig is. Ook het subsidiaire verzoek tot toekenning van de transitievergoeding zal worden afgewezen, nu de kantonrechter van oordeel is dat het handelen en nalaten van [werknemer] als ernstig verwijtbaar zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onderdeel c moet worden aangemerkt.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkgeefster] tot en met vandaag vaststelt op € 720,- voor salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op 17 december 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter