ECLI:NL:RBNHO:2019:10286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
15/064559-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling inzake groepsbelediging van homoseksuelen en Joden via sociale media

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging. De zaak betreft uitlatingen die de verdachte op sociale media heeft gedaan, waarin hij homoseksualiteit als een 'besmetelijke ziekte' bestempelde en beledigende opmerkingen over Joden maakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit van groepsbelediging van homoseksuelen en heeft vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging met betrekking tot Joden.

De rechtbank heeft de uitlatingen van de verdachte beoordeeld aan de hand van de jurisprudentie van de Hoge Raad en heeft geconcludeerd dat de uitlatingen beledigend zijn voor de betrokken groepen. De verdachte heeft zijn uitlatingen gedaan in een context die niet kan worden beschouwd als een bijdrage aan een maatschappelijk debat, maar eerder als een poging om zijn eigen standpunt te poneren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval niet in de weg staat aan een veroordeling, omdat de uitlatingen de grens van het toelaatbare hebben overschreden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, waarvan € 250,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact van de uitlatingen op de betrokken groepen. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de goede naam van anderen en de noodzaak om discriminatie en belediging in de samenleving tegen te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/064559-18 (P)
Uitspraakdatum: 13 december 2019
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Levinsohn.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 13 november 2016 en/of 8 december 2016 en/of 13 december 2016, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2016 tot en met 13 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, zich (telkens) in het openbaar, mondeling en/of bij geschrift en/of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen, (telkens) wegens hun homoseksuele gerichtheid doordat verdachte op Social Media (Twitter), opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] ' de navolgende tweets via de
internetdienst Twitter op het internet heeft geplaatst en/of gedeeld:
- een bericht met de volgende tekst: 'homoseksualiteit in Nederland, is een besmetelijke ziekte, waar we met SPOED van af moeten. Anders hebben we geen nieuwe na geslacht meer!' (vindplaats p.9) en/of
- een bericht met de volgende tekst: 'Oproep aan ECHTE kristelijke en joodse Nederlanders. Help mee om met SPOED de homoseksualiteit ziekte in Nederland te behandelen!' (vindplaats p. 128),
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 13 november 2016 en/of 8 december 2016 en/of op 13 december 2016, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2016 tot en met 13 december 2016 te Zaandam, gemeenste Zaanstad, in elk geval in Nederland, zich (telkens) in het openbaar, mondeling, heeft aangezet tot discriminatie als bedoeld in artikel 90quater Wetboek van Strafrecht, van mensen, te weten homoseksuelen, (telkens) wegens hun homoseksuele gerichtheid, immers heeft verdachte:
op Social Media (Twitter), opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] ' de navolgende tweets via de internetdienst Twitter op het internet geplaatst en/of gedeeld:
- een bericht met de volgende tekst: 'homoseksualiteit in Nederland, is een besmetelijke ziekte, waar we met SPOED van af moeten. Anders hebben we geen nieuwe na geslacht meer!' (vindplaats p.9) en/of
- een bericht met de volgende tekst: 'Oproep aan ECHTE kristelijke en joodse Nederlanders. Help mee om met SPOED de homoseksualiteit ziekte in Nederland te behandelen!' (vindplaats p. 128),
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 13 november 2016 en/of 8 december 2016 en/of op 13 december 2016, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2016 tot en met 13 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, zich (telkens) in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, (telkens) wegens hun ras en/of godsdienst, door opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] ' de navolgende tweets en/of berichten via de internetdienst Twitter en/of Facebook op het internet te plaatsen:
- een bericht met de volgende tekst: 'Met name de Telegraaf die door Joden beheert wordt. Deze zijn dan ook diegene die hier problemen aan het veroorzaken zijn, zoals racisme en de tweedeling tussen autochtoon en allochtoon. Deze moeten dan ook hierom, strafrechtelijk, met de zwaarste straf, gestraft worden (...)' en/of
- een bericht met de volgende tekst: 'Joden zijn erger dan de duivel' en/of
- in een interview tegenover een verslaggever van Powned.tv, opzettelijk beledigend een of meer van de volgende woorden uitgesproken en/of laten uitspreken: 'ik heb gewoon aangegeven hoe de realiteit is over de joden (...) Dat eigenlijk Hitler een Jood is. En daar blijf ik bij. Wat is daar mis mee?', althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier gerekwireerd tot vrijspraak van het onder het 2e en 4e gedachtestreepje tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het overig onder dat feit tenlastegelegde.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.2.3
Bewijsmotivering
Toetsingskader
In de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of er sprake is van belediging van een groep mensen. Of er sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
neemt de context het beledigend karakter weg, en zo ja;
is de uitlating onnodig grievend?
Groepsbelediging
Voor de beoordeling of sprake is van groepsbelediging moet worden gekeken naar de feitelijke uitlating en naar de samenhang met de overige omstandigheden. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, moet een objectieve toets plaats vinden, waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen (ECLI:HR:2001:AB3143). De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onder feit 1 primair opgenomen uitlatingen beledigend voor een groep mensen, te weten homoseksuelen. Naar het oordeel van de rechtbank is de onder feit 2 opgenomen uitlating “Joden zijn erger dan de duivel” beledigend voor een groep mensen, te weten Joodse mensen. Deze uitlatingen hebben de strekking homoseksuelen, respectievelijk, Joden bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen vanwege hun homoseksuele gerichtheid dan wel hun ras. Ze worden als groep in diskrediet gebracht en de waardigheid van de groep wordt door de gebruikte bewoordingen ernstig aangetast.
De overig onder 2 tenlastegelegde uitlatingen acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, niet beledigend in de zin van artikel 137c Sr.
De context van de uitlatingen
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en zo ja, in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt. De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van de verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Verdachte heeft in een door hem genoemd verweerschrift van 16 september 2019 verklaard dat zijn uitlatingen in de verkiezingsperiode zijn gedaan en daardoor te plaatsen zijn in de context van het maatschappelijke debat.
Uit de uitlatingen blijkt niet dat verdachte door zijn uitlatingen enige maatschappelijke discussie heeft willen losmaken, maar slechts als zijn eigen standpunt heeft willen poneren. Niet valt in te zien hoe het noemen van homoseksualiteit als een besmettelijke ziekte op enige wijze een bijdrage levert dan wel dienstig is aan een (al dan niet politiek) maatschappelijk debat. Dit geldt eveneens voor de uitlating over Joden, waarbij een vergelijking wordt gemaakt met de duivel.
De context waarbinnen verdachte de uitlatingen heeft gedaan, ontneemt dan ook niet het beledigende karakter daaraan.
Aan de derde stap van het hierboven geschetste beoordelingskader wordt hierdoor niet meer toegekomen.
Opzet
Verdachte heeft in zijn verweerschrift gesteld niet de bedoeling te hebben gehad te beledigen. De rechtbank is van oordeel, gelet op de aard en de inhoud van de uitlatingen, dat verdachte door het plaatsen van de uitlatingen op openbare sociale media zoals Facebook en Twitter minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat homoseksuelen en Joden zich door zijn uitlatingen beledigd zouden voelen.
Vrijheid van meningsuiting
De rechtbank dient te beoordelen of de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 EVRM een veroordeling in de weg staat. De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat en gaat dan ook niet alleen op voor opvattingen die in een samenleving een breed draagvlak hebben, maar ook voor die opvattingen die shockeren, kwetsen of verontrusten. Artikel 10 EVRM bevat echter geen absoluut recht op vrijheid van meningsuiting. Het tweede lid van artikel 10 EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in deze zaak artikel 10 EVRM een veroordeling niet in de weg. In deze zaak is voldaan aan het in het tweede lid van artikel 10 EVRM gestelde vereiste dat de mogelijke beperking is voorzien bij wet, te weten in de strafbepaling van artikel 137c Sr. Een mogelijke veroordeling van verdachte dient in elk geval een in het tweede lid van artikel 10 EVRM opgenomen doel, te weten de bescherming van de goede naam van anderen. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting in de vorm van een strafrechtelijke veroordeling noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Verdachte heeft welbewust de beledigende uitlatingen voor homoseksuelen en Joden op openbare sociale media geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee de grens van het toelaatbare heeft overschreden. De uitlatingen van verdachte dragen bij aan een klimaat waarin de kans op discriminerende bejegening van homoseksuelen en Joden kan toenemen. De rechtbank acht dan ook een dringende maatschappelijke noodzaak aanwezig om het recht op de vrijheid van meningsuiting te beperken. Het is niet aannemelijk dat dit voldoende op een andere wijze dan door strafrechtelijk ingrijpen kan worden gerealiseerd.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij in de periode van 13 november 2016 tot en met 13 december 2016 in Nederland, zich telkens in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen wegens hun homoseksuele gerichtheid doordat verdachte op Social Media (Twitter), opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] ' de navolgende tweets via de internetdiensten Twitter en/of Facebook op het internet heeft geplaatst en gedeeld:
- een bericht met de volgende tekst: 'homoseksualiteit in Nederland, is een besmetelijke ziekte, waar we met SPOED van af moeten. Anders hebben we geen nieuwe na geslacht meer!' en
- een bericht met de volgende tekst: 'Oproep aan ECHTE kristelijke en joodse Nederlanders. Help mee om met SPOED de homoseksualiteit ziekte in Nederland te behandelen!'.
2
hij in de periode van 13 november 2016 tot en met 13 december 2016 in Nederland, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] ' de het navolgende bericht via de internetdienst Facebook op het internet te plaatsen een bericht met de volgende tekst: 'Joden zijn erger dan de duivel'.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair:
Zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid.
2
Zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,- ,waarvan € 250,- in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van homoseksuelen en Joden via sociale media. Deze uitlatingen zijn zeer kwetsend, hetgeen ook blijkt uit het grote aantal meldingen bij het Bureau Discriminatiezaken. Op een zodanige wijze krenken van anderen past niet binnen een samenleving waarin iedereen zich, ongeacht ras, geaardheid, godsdienst of geloofsovertuiging veilig moet kunnen voelen. De uitlatingen van verdachte dragen bij aan een klimaat van onverdraagzaamheid, hetgeen de rechtbank hem kwalijk neemt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 22 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder met Justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
De feiten dateren inmiddels van bijna twee jaar geleden waarmee de rechtbank in strafmatigende zin enigszins rekening zal houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze geldboete vooralsnog niet hoeft te worden voldaan en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 137c van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 500,-
(vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte daarvan, groot € 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 dagenhechtenis,
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Steijnen, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Mr. E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.