6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een aanzienlijke voorraad geneesmiddelen, vallend onder de Opiumwet, voorhanden gehad, waarbij het niet anders kan zijn dan dat deze bestemd is geweest voor de verkoop. Deze geneesmiddelen mogen uitsluitend op recept beschikbaar worden gesteld, om te waarborgen dat ze alleen worden gebruikt als daar een medische reden voor is. Ook kan het gebruik van een geneesmiddel in een verkeerde dosering en zonder voorafgaande diagnose door een arts ernstige, of zelfs fatale gevolgen hebben. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en ernst van de hiervoor beschreven feiten de oplegging van een vrijheidsbenemende straf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 juni 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake de Opiumwet is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 3 oktober 2019, opgesteld door [reclasseringswerker] , werkzaam bij GGZ Fivoor. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een langdurig verslaafde man, die veel in aanraking met justitie is gekomen. Dankzij zijn moeder heeft hij nog een woning, maar daarnaast is er geen sprake van stabiliteit op sociaal maatschappelijk gebied. Zo heeft betrokkene schulden, geen dagbesteding en had hij alleen contact met mensen in het gebruikerscircuit. Betrokkene wil sinds lange tijd wel contact met de reclassering. Hij wil een klinisch traject aangaan waarbij ook zijn trauma's uit het verleden aandacht gaan krijgen.
Naar aanleiding van ons onderzoek vinden wij een klinisch traject geïndiceerd. Wij verwachten, gezien de ernst van de verslaving en de psychische gezondheid van betrokkene, dat de kans op nieuw delictgedrag hoog is als er geen behandeling wordt ingezet. Binnen een vrijwillig kader zijn tot op heden geen blijvende resultaten behaald en deze kunnen wij ook niet goed toetsen. Met het opleggen van bijzondere voorwaarden kunnen wij betrokkene in beeld gaan houden voor een langere periode en waar nodig aanpassingen doen in het behandelplan. Betrokkene onttrok zich tot op heden aan contact met de reclassering. Nu hij mee wil werken, schatten wij in dat de kans op recidive en onttrekking wel zal verlagen. Echter vinden wij dat zijn beperkte motivatie en het ontbreken van een coöperatieve houding in het verleden ons nog wel wat afwachtend moet houden.
[verdachte] is aangemeld voor een klinische plaatsing, er is echter nog geen zicht op een plek. GGZ reclassering Fivoor hoopt u voor de zitting d.d. 10 oktober 2019 een aanvulling te kunnen geven op onderhavige rapportage.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.• Meldplicht bij reclassering• Opname in een zorginstelling• Meewerken aan middelencontrole.
Op 8 oktober 2019 is aanvullend gerapporteerd door GGZ Fivoor. Dit aanvullend advies, opgesteld door [reclasseringswerker] , houdt onder meer een nadere omschrijving in als volgt:
Opname in een zorginstelling
Betrokkene laat zich opnemen in FPA Heiloo van GGZ NHN. De opname start op 1 november 2019 en duurt ten minste een jaar.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit, noch aan het verhandelen van de middelen als bedoeld in de feiten 1 en 2, waardoor de rechtbank aanleiding ziet de gevorderde gevangenisstraf te matigen. Wat betreft de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank in acht genomen dat verdachte langdurig dient te worden opgenomen in een kliniek ten behoeve van, onder andere, zijn verslavings-problematiek. De rechtbank acht het van belang dat verdachte aansluitend aan zijn detentie op 1 november 2019 wordt opgenomen in FPA Heiloo, zoals geadviseerd door GGZ Fivoor.
De rechtbank ziet, in verband met de door haar bij vonnis van 30 april 2018 reeds opgelegde langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf, geen aanleiding om in de onderhavige zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De door de reclassering in haar rapport van 3 oktober 2019 geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk strafdeel in de zaak met parketnummer 15/800194-17 worden verbonden, een en ander op de wijze zoals hierna in rubriek 8. wordt vermeld. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de thans bewezenverklaarde feiten een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van 208 dagen moet worden opgelegd.
7. Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermeld onder de nummers 3 tot en met 5 op de beslaglijst, te weten twee kisten en een koffer, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermeld onder de nummers 1, 2 en 6, te weten een stuk papier, een telefoontoestel en een geldbedrag, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.