ECLI:NL:RBNHO:2019:10154

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
15.110290-19 en 15.166746-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere pogingen doodslag, verboden wapenbezit, het handelen in harddrugs en bezit van hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder pogingen tot doodslag, verboden wapenbezit, en het handelen in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2019 heeft geprobeerd om slachtoffer 1 van het leven te beroven door herhaaldelijk met een mes in te steken, wat resulteerde in ernstig letsel voor het slachtoffer. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer(exces) van de verdachte. Op 28 april 2019 heeft de verdachte in IJmuiden vanuit een rijdende auto meerdere keren geschoten op een scooter met daarop slachtoffer 2, met de intentie hen van het leven te beroven. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het dealen van harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne, MDMA, en hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de eigen schuld van het slachtoffer in aanmerking is genomen. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.110290-19 en 15.166746-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 3 december 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Detentiecentrum [detentiecentrum] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, onder parketnummer 15.110290-19, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp, in de borst en/of buik, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Haarlem aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) klaplong en/of een (op twee plaatsen) gescheurde middenrif/diafragmaletsel en/of een miltbloeding, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in de borst en/of de buik, althans het (boven)bovenlichaam te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp, in de borst en/of buik, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 28 april 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of een nog onbekend slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met een (vuur)wapen meerdere kogel(s) heeft afgevuurd in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of dat nog onbekende slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op of omstreeks 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type P38, kaliber 9 (x 19) mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 16 stuks scherpe volmantel patronen, voorzien van bodemstempels “Geco, 9 mm Luger, van het kaliber
9 ( x 19) mm
voorhanden heeft gehad;
Feit 4hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 april 2019 tot en met 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 april 2019 tot en met 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen en/of Haarlem meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Aan verdachte is voorts, onder parketnummer 15.166746-19, ten laste gelegd dat:
Feit 1 (hierna te noemen: feit 6)hij op of omstreeks 10 maart 2019 te Amsterdam een mobiele telefoon (te weten in Samsung Galaxy S7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2 (hierna te noemen: feit 7)hij op of omstreeks 10 maart 2019 te Amsterdam [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meerdere keren, althans eenmaal, te slaan in het gezicht en/of meerdere keren, althans eenmaal, te schoppen tegen het lichaam en/of te trekken aan de haren van die Vreugd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het feit als poging doodslag moet worden gekwalificeerd. Ten aanzien van feit 2 gaat het volgens haar om het tezamen en in vereniging plegen van een poging (dubbele) doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij feit 1 gewezen op de verklaring van verdachte en heeft gelet daarop geen opmerkingen ten aanzien van de vraag of de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen dan wel of het ten laste gelegde gekwalificeerd kan worden als poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 heeft de raadsman om vrijspraak verzocht.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder feit 2 impliciet primair ten laste gelegde (poging moord)De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 2 ten laste gelegde voorbedachten rade niet wettig en overtuigend is bewezen. Weliswaar bevinden zich in het dossier aanwijzingen die wijzen op enige planmatigheid in het handelen van verdachte, maar deze aanwijzingen acht de rechtbank onvoldoende concreet om op grond daarvan te kunnen vaststellen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van poging moord.
3.3.2.
Vrijspraak feit 6 en feit 7In navolging van het standpunt van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig bewezen is hetgeen verdachte onder feit 6 en feit 7 ten laste is gelegd, zodat hij van deze twee feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat de aangifte van [slachtoffer 3] in feite geen steun vindt in overige bewijsmiddelen. De enkele omstandigheid dat de telefoon die door verdachte wordt gebruikt op de datum van de tenlastelegging registraties laat zien in Amsterdam-Zuidoost (de plek waar de feiten zouden hebben plaatsgevonden), acht de rechtbank onvoldoende.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde feiten op grond van de (zakelijk weergegeven) bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank leidt uit het dossier af dat op 28 april 2019 een schietpartij heeft plaatsgevonden bij de rotonde op de Lange Nieuwstraat te IJmuiden. Daarbij is geschoten op [slachtoffer 2] en een onbekend gebleven persoon, die op dat moment op een scooter reden. Er is geschoten vanuit een rijdende auto, namelijk een Mercedes type A140. De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte de schutter is geweest, ook al ontkent hij dat zelf.
In de eerste plaats is daarbij van belang dat in de slaapkamer waar verdachte is aangehouden een vuurwapen is aangetroffen. Op grond van de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) trekt de rechtbank de conclusie dat dit vuurwapen is gebruikt bij de schietpartij. Op dit vuurwapen is een relatief grote hoeveelheid DNA van verdachte aangetroffen, zodat de rechtbank voorbijgaat aan de verklaring van verdachte dat hij niets wist van het vuurwapen.
Verder heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij de auto heeft bestuurd toen de bijrijder heeft geschoten. De auto stond op zijn naam, maar dat was op verzoek van de feitelijke eigenaar, die de Mercedes ook zou verkopen. Als de rechtbank de onderzoeksbevindingen (in het bijzonder de bevindingen ten aanzien van de Mercedes en de bevindingen ten aanzien van de telefoongegevens) in onderling verband en samenhang beziet met de verklaring van [medeverdachte] , trekt zij daaruit de conclusie dat het verdachte moet zijn geweest waarover [medeverdachte] spreekt als hij het heeft over de feitelijke eigenaar van de Mercedes. Zo is de Mercedes bijvoorbeeld te koop aangeboden met gebruikmaking van het telefoonnummer van verdachte, terwijl de aanbieder van de Mercedes ook een VW Golf aanbood, welke auto ook op naam stond van verdachte. Verder heeft [medeverdachte] op de vraag hoe goed hij de bijrijder kent onder meer geantwoord: “Het is geen vriend van mij. Zeven dagen voor die schietincident heb ik een ongeluk gehad met die auto. Daarom moest ik die auto op mijn naam zetten. Ik werd gedwongen om die auto op mijn naam te zetten. Ik voel me daarin wel genaaid.” Die verklaring kan bezwaarlijk anders worden begrepen dan dat de bijrijder (dus: de schutter) dezelfde persoon is als de feitelijke eigenaar van de Mercedes, dus verdachte.
Steun voor de betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij vindt de rechtbank ook in het whatsapp-gesprek met [medeverdachte] in de telefoon van verdachte, meer in het bijzonder de passage waarin wordt gesproken over verkoop voor een “vriendenprijsje, ook na die ding, je weet toch, beetje vies die waggie”.
Alles bij elkaar genomen is er derhalve geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte de schutter is geweest. Nu verdachte met een vuurwapen meermalen heeft geschoten op twee personen die op een scooter reden, acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
3.3.5.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Het wapen is aangetroffen in een linnen tasje, direct naast het bed waarin verdachte sliep met daarop DNA sporen die matchen met het DNA van verdachte. De verklaring die verdachte daarvoor heeft gegeven, namelijk dat hij in de kamer waarin hij verbleef wel eens schoonmaakte en dat daardoor zijn DNA op het wapen kan zijn terechtgekomen, acht de rechtbank, mede vanwege het aantreffen van het wapen in een tasje, volstrekt ongeloofwaardig.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 6 april 2019 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven meermalen, met een mes in de borst en buik van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op 28 april 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en een onbekend slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en dat onbekende slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type P38, kaliber 9 (x 19) mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 16 stuks scherpe volmantel patronen, voorzien van bodemstempels “Geco, 9 mm Luger, van het kaliber
9 ( x 19) mm
voorhanden heeft gehad;
Feit 4hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 april 2019 tot en met 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen en Haarlem, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
Feit 5hij op 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Poging doodslag
Ten aanzien van feit 2
poging doodslag, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 4
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1.
Standpunt raadsman en diens raadsmanVerdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 april 2019 in de flat aan [straat] in Haarlem was. Het ging volgens verdachte bij de confrontatie met aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] om leven en dood, waarbij hij een mes heeft afgeweerd en hij aangever – behoudens een steek in zijn been – niet heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij bang was en dat er sprake was van zelfverdediging.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair een geslaagd beroep op noodweer en subsidiair een beroep op noodweerexces toekomt. Gelet hierop heeft de raadsman de rechtbank verzocht om verdachte voor wat betreft feit 1 te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.
Standpunt officier van justitieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het eerst op zitting gedane beroep op noodweer(exces) moet worden verworpen, primair omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. Indien de rechtbank een noodweersituatie wel aannemelijk acht, voldeed het handelen van verdachte volgens de officier van justitie niet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Ook is volgens de officier van justitie in dat geval niet aannemelijk geworden dat bij verdachte sprake was van angst en dat (aldus) een voor noodweerexces vereiste hevige gemoedsbeweging bij hem is ontstaan.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient sprake te zijn van een noodzakelijke verdediging van eigen of een anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Deze verdediging moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat aangever en [getuige 1] samen cocaïne wilden gaan gebruiken, dat er daarom een dealer is gebeld en dat verdachte vervolgens in de flat verscheen waar de ontmoeting met de dealer zou plaatsvinden. De verklaringen van de betrokkenen over wat er toen precies is voorgevallen lopen evenwel uiteen.
Uit het dossier kan de rechtbank in elk geval afleiden dat er een confrontatie is geweest tussen aangever en verdachte, waarbij een mes is gebruikt. Vaststaat dat aangever zeer ernstig letsel heeft opgelopen, namelijk steekwonden in de borst, buik, de linkerarm en het linkerbeen. Er is letsel ontstaan aan het middenrif, de milt, beide longen en aangever verkeerde in shock. Hij moest twee maal geopereerd worden. Dit ernstige letsel moet zijn toegebracht tijdens de confrontatie en dus door toedoen van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij – nadat hij werd bedreigd met een mes – in gevecht is geraakt met aangever, waarbij het mes heen en weer is geduwd, terwijl zij beiden het mes vasthadden en waarbij verdachte volgens eigen zeggen snijverwondingen in zijn vingers zou hebben opgelopen. Toen hij vertrok, heeft hij aangever eenmaal in zijn been gestoken, zo verklaarde verdachte.
Verdachte heeft daarmee evenwel geen verklaring gegeven voor het hierboven beschreven letsel van aangever. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit letsel zich niet verklaren door het door verdachte geschetste scenario, waarbij het mes heen en weer is geduwd in een situatie waarbij verdachte zich trachtte te verdedigen tegen het door aangever gehanteerde mes. Het bij aangever geconstateerde letsel past veeleer bij het door aangever geschetste scenario waarbij het mes (uiteindelijk) door verdachte is gehanteerd en waarbij opzettelijk en krachtig is gestoken. Bij die verklaring van aangever past ook dat niet gebleken is van noemenswaardig letsel bij verdachte. Verder wordt de verklaring van aangever ondersteund door getuige [getuige 1] waar hij bevestigt dat aangever hem riep om hulp en dat hij, toen hij tussenbeide kwam, door verdachte met een mes is gestoken. Overigens verklaart [getuige 1] niet te hebben gezien hoe aangever aan zijn letsel is gekomen. Nu de verklaring van aangever op relevante punten ondersteuning vindt in het dossier, gaat de rechtbank uit van de juistheid ervan en gebruikt zij die verklaring als bewijsmiddel.
Geen noodweer
Aannemelijk is dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen aangever. Blijkens de verklaring van laatstgenoemde heeft verdachte hem toen geduwd waardoor hij ten val kwam en op de grond kwam te liggen. Mede daarom kan niet worden gezegd dat verdachte aangever vervolgens heeft gestoken uit zelfverdediging, terwijl in die situatie ook niet aannemelijk is dat verdachte geen andere opties had dan aangever te steken (en er dus is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en/of subsidiariteit). Dat de eerste agressie van aangever is uitgegaan, waarbij is gedreigd met een mes om verdachte van drugs te beroven, acht de rechtbank niet onaannemelijk. Dat maakt het oordeel van de rechtbank echter niet anders, omdat niet aannemelijk is geworden dat het handelen van verdachte daarna uit noodzakelijke zelfverdediging is geschied. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Geen noodweerexces
Het beroep op noodweerexces slaagt evenmin. Niet aannemelijk is geworden dat het steken door verdachte het
onmiddellijk gevolgis geweest van een hevige gemoedsbeweging, nu daarover onvoldoende aannemelijk is geworden.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte excessief geweld heeft toegepast op een moment dat aangever op de grond lag en de noodzaak tot verdediging niet meer bestond. Verder bestond dit geweld niet uit één handeling op één kort moment; verdachte heeft aangever tot zes maal - blijkens het letsel met kracht - gestoken. Over zijn gemoedstoestand
op dat momentis niets bekend. Dat verdachte, zoals hij eerst ter terechtzitting heeft verklaard, tijdens de worsteling met aangever doodsangsten uitstond zegt, in het licht van het voorgaande en de verklaring van verdachte dat hij zichzelf slechts heeft verdedigd, onvoldoende over de aard en intensiteit van zijn gemoedstoestand op het moment van het steken van aangever. Bij deze stand van zaken kan het beroep op noodweerexces niet slagen.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd van het vuurwapen en de munitie en verbeurdverklaring van de weegschaal, de telefoon en de verschillende geldbedragen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft gevraagd om teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geld.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een maand tijd schuldig gemaakt aan verschillende ernstige strafbare feiten, waaronder de verkoop van drugs. In de kamer waar hij verbleef is een grote hoeveelheid harddrugs (cocaïne, heroïne, amfetamine en MDMA) en hennep aangetroffen. Dit zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in drugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een vuurwapen en bijbehorende scherpe patronen. Op zichzelf genomen is dit reeds een ernstig strafbaar feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico's en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Het is nog verontrustender dat verdachte dit wapen ook daadwerkelijk heeft gebruikt bij de schietpartij op 28 april 2019, toen hij op klaarlichte dag in het centrum van IJmuiden vanuit een rijdende auto meermalen heeft geschoten op een scooter waarop aangever [slachtoffer 2] en een bijrijder reden teneinde hen te proberen van het leven te beroven. Dit feit klemt temeer nu verdachte een aantal weken daarvoor ook al heeft gepoogd om aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven, door op 6 april 2019 herhaaldelijk in te steken op diens lichaam. [slachtoffer 1] raakte hierdoor ernstig gewond en moest meerdere operaties ondergaan. Dat de confrontatie met verdachte een enorme impact heeft gehad op het leven van [slachtoffer 1] , blijkt ook uit hetgeen hierover is opgenomen bij de vordering die hij als benadeelde partij heeft ingediend. Aanleiding voor de steekpartij was een ruzie over drugs ter waarde van twintig euro. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat ook het schieten op [slachtoffer 2] en diens bijrijder heeft plaatsgevonden in een milieu van drugscriminaliteit.
Dat [slachtoffer 1] noch [slachtoffer 2] en diens bijrijder het leven niet hebben verloren, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect voor het lijf en het leven van anderen getoond. Pogingen tot doodslag schokken de rechtsorde zeer en brengen ook buiten de directe omgeving van de slachtoffers angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Bovendien versterkt een dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Dit geldt zeker voor de schietpartij in IJmuiden, die op zondagmiddag plaatsvond en waar verschillende inwoners ongewild getuige van zijn geweest.
Op de hierboven beschreven feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting er volstrekt geen blijk van gegeven de aard en de ernst van de door hem gepleegde misdrijven in te zien.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 november 2017, waaruit blijkt dat hij reeds eerder ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie en de handel van harddrugs is veroordeeld, laatstelijk op 13 februari 2018.
Verdachte was net twee maanden voorwaardelijk in vrijheid gesteld toen hij onderhavige feiten pleegde. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Dat komt omdat de rechtbank acht heeft geslagen op de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafsectoren (hierna: LOVS) zijn opgesteld voor een aantal bewezen verklaarde feiten, terwijl de rechtbank ten aanzien van de poging doodslag op [slachtoffer 1] als strafmatigende factor heeft meegewogen dat het slachtoffer ook een belangrijk aandeel heeft gehad in de confrontatie die heeft plaatsgevonden. Daarnaast acht de rechtbank een aantal feiten niet bewezen, anders dan de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een weegschaal, een Samsung telefoon en een geldbedrag van in totaal € 3.630,00, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren of verdachte de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen dan wel dat de onder feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een wapen van het merk Walther P38 en de bijbehorende munitie, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder feit 2 en 3 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 28.759,85 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van € 27.000,00 immateriële schade en een bedrag van € 1.759,85 materiële schade. De materiële schade is opgebouwd uit de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 570,00), eigen risico ziektekostenverzekeraar
(€ 385,00), kosten huisapotheek (€ 75,00), telefoonkosten (€ 25,00), extra reis- en parkeerkosten (€ 104,42), kledingschade (€ 470,00) en dagwaarde zonnebril (€ 130,43).
De rechtbank is van oordeel dat de telefoonkosten niet voor toewijzing in aanmerking komen, nu deze kosten niet zijn onderbouwd. Voorts begroot de rechtbank een bedrag van
€ 250,00 voor de kledingschade (nieuw voor oud). De overige posten aan materiële schade zijn voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is daarom van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.514,85 rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank begroting van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 20.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Het bedrag aan materiële en immateriële schade komt hiermee op € 21.154,85. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter sprake van een aandeel eigen schuld van de benadeelde partij, nu aannemelijk is dat hij en [getuige 1] de confrontatie met verdachte hebben opgezocht en de eerste agressie van hem is uitgegaan. De rechtbank zal dit aandeel in redelijkheid bepalen op 50%, zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 10.575,43, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.432,42 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder feit 6 en 7 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 6 en feit 7 is ten laste gelegd. Daarom kan de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in de vordering.

10.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

10.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen voor een periode van 197 dagen.
10.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen vanwege de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering al dan niet gedeeltelijke toe te wijzen, opdat er nog een vangnet is als verdachte vrij komt.
10.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in strafzaken van de rechtbank Noord-Holland van 16 februari 2018 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van
het Wetboek van Strafrecht, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van
28 februari 2018 is gestart.
De veroordeelde is, gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 5 februari 2019 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en onder diverse bijzondere voorwaarden.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 9 mei 2019 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 197 dagen zal herroepen, nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten in de zaak met parketnummer 15-110290-19.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 9 mei 2019 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij rust.
De rechtbank is van oordeel dat er gelet op het voorgaande en gelet op de overige inhoud van dit vonnis termen zijn de vordering toe te wijzen, nu verdachte gedurende de proeftijd strafbare feiten heeft begaan, nota bene van dezelfde soort als waarvoor hij was veroordeeld.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36c, 36e, 43a, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet
artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 6 en feit 7 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 2, impliciet subsidiair, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (zegge: acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
  • weegschaal (goednummer 1016313);
  • GSM Samsung wit (goednummer 1016315);
  • Geld, waarde: € 260 (26 stuks 10 euro biljetten) (goednummer 1016543);
  • Geld, waarde: € 320 (16 stuks 20 euro biljetten) (goednummer 1016542);
  • Geld, waarde: € 3050 (61 stuks 50 euro biljetten) (goednummer 1016539).
Onttrekt aan het verkeer:
- vuurwapen Walther P38 mcl houder met 99 mm patronen en 8 losse 9 mm patronen (goednummer 1016218);
- munitie (8 stuks 9 mm Luger Geco) (goednummer 1019872).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.757,43, bestaande uit € 757,43 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.757,43, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
88 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 197 dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. E.M. ten Bos en H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2019.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 19 november 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Ik ben op 6 april 2019 op [straat] geweest. Zij hebben mij gebeld. Ze wilden mij spreken want ze wilden voor 20 euro cocaïne kopen. Ik kwam er aan.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 914). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 6 april 2019 door aangever [slachtoffer 1] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van poging doodslag. Ik ben naar de [straat] te Haarlem gegaan. Dat is een drugspand achter de bowlingbaan. Daar wonen [naam 1] en [naam 2] . We hebben de hele dag gebruikt daar. Later wilden we weer drugs gaan gebruiken. [naam 1] heeft toen een dealer gebeld. [naam 1] belde die dealer op alsof hij bij de overbuurman [naam 3] moest komen. De drugs waren voor ons bestemd, maar als [naam 1] zijn adres had gegeven dan had die dealer niet gekomen. Die dealer krijgt namelijk nog geld van [naam 1] . [naam 1] en ik zijn toen naar buiten gelopen. We zijn toen in mijn auto voor de deur van [naam 3] blijven wachten op die dealer.
Dat was zo rond 13.00 uur. Toen de dealer aankwam, ging hij naar boven. Ik ben naar het trappenhuis van [naam 3] gegaan. Daar zei ik tegen hem van: "Vriend heb je wat te roken man?" [naam 1] was er ook bij. Ik heb de dealer gevraagd of hij ons wat drugs wilde geven maar toen wilde hij niets geven. Ik had een mes bij mij. Dat mes had ik, gewoon om hem een
beetje bang te maken zeg maar. En de dealer pakte mijn mes van me af en trok zijn eigen
mes tevoorschijn. En toen duwde hij mij op de grond en begon hij op mij in te steken. Ik heb nog tegen [naam 1] geroepen: " [naam 1] probeer dat mes af te pakken".
Een proces-verbaal van verhoor (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 november 2019 door getuige [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Wat ik me goed kan herinneren is dat ik op de grond lag. Dat die jongen een knie op mijn hoofd had en dat hij op me aan het insteken was. Ik riep: pak het mes af.
Een schriftelijke bescheid (pagina 922), te weten een geneeskundige verklaring d.d. 10 april 2019, opgemaakt door drs. W.P. Zuidema, chirurg/traumatoloog, inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
- steekwond borstkas links
- steekwond borstkas centraal thv overgang naar buik
- steekwond achterzijde bovenbeen links
- snijwond lip (boven) + 3 x steekwond linker bovenarm
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja
Gering? Nee
Ernstig? Ja
Shock? Ja
B. Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? Ja
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Operatie: 2 x middenrif letsel en miltletsel
Borstkas: beide zijde pneumothorax (klaplong)
F. Geschatte duur van de genezing:
+/- 4-6 weken
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 19 november 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De iPhone die is gevonden op [straat] was van mij. Ik gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [naam 4] is mijn muzieknaam.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict (Lange Nieuwstraat IJmuiden) (pagina 551 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Gezien vanaf de rotonde richting de Lange Nieuwstraat werden er in totaal vier inslagen
aangetroffen, te weten:
- twee inslagen in de bodem van de scooter (Foto 16 t/m 20 - genummerd 13 en 15). In de
inslagen in de scooter werden delen van kogels aangetroffen.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan gesteld worden dat:
- er op 28 april 2019 een schietincident heeft plaats gevonden bij de rotonde aan de Lange Nieuwstraat te IJmuiden;
- hierbij is minimaal zeven keer is geschoten vanaf de rotonde aan de Lange Nieuwstraat, richting de Lange Nieuwstraat, vermoedelijk op een scooter;
- op de rotonde werden zeven hulzen aangetroffen allen met de bodemstempel "9mm Luger - Geco";
- bij het schieten zijn in ieder geval een scooter, een appartementengebouw en een bushokje geraakt door kogels;
- tijdens het schieten is gevaar ontstaan voor omwonenden en andere weggebruikers die zich op het moment van het incident op de Lange Nieuwstraat bevonden.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL1100-2019080570-1012737
SIN: AALY4866NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 4: huls op rotonde
Goednummer: PL1100—2019080570-1012738
SIN: AALY4869NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 1: huls op rotonde
Goednummer: PL1100-2019080570-1012740
SIN: AALY4862NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 8: huls op rotonde
Goednummer: PL1100-2019080570-1012741
SIN: AALY4864NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 6: huls op rotonde
Goednummer: PL1100-2019080570-1012760
SIN: AALY4865NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 5: huls op rotonde
Goednummer: PL1100-2019080570-1012762
SIN: AALY4867NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 3: huls op rotonde
Goednummer: PLU00-2019080570-1012764
SIN: AALY4868NL
Object: Munitie (Huls)
Merk/type: Luger Cbc 9mm
Bijzonderheden: Markering 2: huls op rotonde
Goednummer: PLU00-2019080570-1012767
SIN: AALY4863NL
Object: Munitie (Projectiel)
Bijzonderheden: Markering 7: manteldeel op rotonde
Goednummer: PL1100-2019080570-1012771
SIN: AALY4846NL
Object: Munitie (Projectiel)
Bijzonderheden: Markering 16: manteldeel op Lange Nieuwstraat
Goednummer: PL1100-2019080570-1012778
SIN: AALY4861NL
Object: Munitie (Projectiel)
Bijzonderheden: Markering 10: manteldeel op busbaan Lange Nieuwstraat
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 625 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 mei 2019 door aangever [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
V: Wat is gebeurd op zondag 28 april 2019?
A: Ik reed van een vriend van mij, in richting de Vomar. Dat was op de rotonde bij de Lange Nieuwstraat in IJmuiden. Ik hoorde 6 knallen en ik zag mensen wegrennen. Ik heb toen mijn scooter neergelegd en ben weggerend. Ik zag een Mercedes wegrijden, met een open raam en een hand uit het raam.
V: Zag je daar nog verder iets aan?
A: Ik zag toen volgens mij een vuurwapen.
V: Wat kun je vertellen over de auto?
A: Het was een donkere kleur. En het leek een ouder model, het leek een oude A-klasse
Mercedes.
V: Wat kun je vertellen over de beschadiging aan je scooter?
A: Die heb ik eerlijk gezegd niet eens gezien. Ik heb van de politie gehoord dat de scooter is geraakt door een kogel.
V: Met wie was je?
A: Ik wil daar de naam niet van noemen.
V: Heb je gezien hoeveel personen er in de auto zaten?
A: Ik denk twee personen.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 596 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 4 mei 2019 door getuige [getuige 2] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
V: U heeft op zondag 28 april 2019 na het schietincident ook gesproken met de politie in IJmuiden. Naar aanleiding hiervan wil ik u graag nog enkele vragen stellen. Op welk moment merkte u iets vorige week zondag?
A: Rond half 5 kwam ik terug van Action. Ik was samen met mijn vrouw en dochter. We kwamen aanrijden in de auto vanaf de Planetenweg en reden in de richting van de Lange Nieuwstraat te IJmuiden. Ik reed in de auto als bestuurder. Toen ik op de rotonde reed ter hoogte van de Gijzenveltplantsoen tot een stukje op de Lange Nieuwstraat merkte ik iets op. V: Wat merkte u op toen u daar reed?
A: Toen we bij de rotonde waren hoorde ik een knal, ik dacht eerst aan vuurwerk. Ik keek in de spiegel en zag dat de bijrijder een pistool trok en begon te schieten naar de rechterkant.
V: Waar zag u deze auto rijden?
A: Deze auto reed achter mij
V: Op hoeveel afstand reed deze auto achter u?
A: Ongeveer 2 a 3 meter, normale afstand
V: Wat was u snelheid op dat moment?
A: Op de rotonde kan je niet zo hard rijden, misschien reed ik 30 kilometer per uur.
V: Wat voor auto reed er achter u?
A: Een Mercedes
V: Wat kunt u daar nog meer over vertellen?
A: Donker van kleur, zwart of donkerblauw. Een kleine hachback Mercedes.
V: U heeft een bijrijder gezien die een pistool trok, heeft u ook een bestuurder gezien?
A: Ik heb geen gezichten gezien, ik zag een hand uit de auto komen. Het was een hand aan de bijrijders zijde.
V: Hoe snel kwamen deze schoten na elkaar?
A: Ik hoorde geen pauze tussen de schoten. Wel werd direct na elkaar geschoten.
V: Op welke plek reed de auto toen er werd geschoten?
A: Ik merkte het op toen we op de rotonde reden. Toen ik het zag ben ik snel weggereden. Ik reed al heel snel 100 kilometer per uur.
V: Waar werd er naar toe geschoten?
A: Hij schoot op twee jongens die op een scooter reden.
V: Waar reden deze jongens?
A: Zij reden ook op de rotonde, rechts van ons
V: Reden hun op normale een snelheid?
A: Ja in het begin wel. Voor het schieten. Maar na het schieten niet. De bijrijder stapte van de scooter af en rende weg. Hij is de rotonde overgestoken in de richting van het Moerbergplantsoen.
V: Was het druk op de weg?
A: Nee qua verkeer niet, normaal.
V: En qua fietsers of voetgangers?
A: Nee. Bij de scooter in de buurt waren geen andere mensen of verkeersdeelnemers.
V: Wat kunt u vertellen over het pistool?
A: Zwart van kleur.
Een proces-verbaal Marktplaats (pagina 653 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op 2 mei 2019 werd de camerabeelden gevorderd van zondag 28 april 2019 tussen 16:15 uur en 17:15 uur aan de bewoner van [straat] te IJmuiden. Dit betreffen de camera’s gericht op de kruising van de Lange Nieuwstraat met de Scheldestraat te IJmuiden.
Op donderdag 2 mei 2019 zag ik verbalisant op de camerabeelden van [straat] te IJmuiden dat er uit een richting van een de rotonde bij het Moerbergplantsoen een Mercedes-Benz type A140, donker van kleur kwam aanrijden. Ik zag dat de Mercedes links af sloeg in de richting van de Scheldestraat te IJmuiden.
Ik verbalisant zocht op Markplaats naar Mercedes-Benz om te kunnen vast stellen of er gelijke types te koop werden aangeboden en of er eventueel bijzondere kenmerken op de Mecedes-Benz zichtbaar waren in verhouding tot de Mercedes die zichtbaar was op de gevorderde camerabeelden.
Ik zag dat er op Marktplaats een gelijk model Mercedes werd aangeboden. Ik zag dat de Mercedes werd aangeboden door een Marktplaats account met de naam [naam 5] en plaats [plaats] .
Ik zag dat dit account was 9 maanden actief op Marktplaats en had twee auto’s te koop staan zijnde:
En een Mercedes Benz voorzien van het kenteken [kenteken] .
Ik zag dat de auto werd aangeboden op Marktplaats sinds 9 maart 2019 te 09:01 uur. Ik zag dat het advertentienummer [imei nummer 1] betrof.
Ik zag dat de advertentietekst als volgt was: (…) U kunt mij opbellen voor extra info [telefoonnummer 1] .
Ik zag dat er 24 foto’s bij de advertentie geplaats waren. Ik zag dat het bekleding aan de binnenzijde van het voertuig blauw/groen van kleur was. Ik zag dat er aan de binnenspiegel een klein voorwerp hing. Meer dan vermoedelijk betreft dit een geurverfrisser.
De Mercedes bleek per 20 april 2019 op naam te staan van [medeverdachte] ( [geboortedatum] ) uit [geboorteplaats] .
De overige advertentie betrof een VW Golf voorzien van het kenteken [kenteken] .
Middels RDW bevraging bleek deze op naam te staan van [verdachte] per 9 april 2019.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 706 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op donderdag 1 augustus 2019 keek ik, verbalisant [verbalisant] , de gegevens van de uitgelezen
telefoon. De telefoon is uitgelezen door de medewerkers van de digitale recherche. Uit de gegevens maakte ik onderstaande op.
Betreffende telefoon:
Iphone 6
[imei nummer 2]
Apple ID: [e-mail]
Facebook Messenger owner: [naam 4]
Whatsapp owner: [naam 6] [telefoonnummer 1]
Ik zag in het bestand honderden selfies, foto's en filmpjes staan. Ik herkende de man op deze foto’s als zijnde [verdachte] geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Ik herken hem vanuit foto’s uit de politiesystemen aan de hand van zijn rastahaar, zijn huidskleur, zijn bolle ronde gelaat en zijn tatoeages. Hieronder heb ik de voor het onderzoek van belang zijnde berichten uitgewerkt middels printscreens van het bestand.
(…)
Onderstaand zijn enkele conversaties weergegeven met daarvoor een korte samenvatting
van het gesprek.
Nummer [telefoonnummer 2] stond tot 22-03-2019 17:43 uur opgeslagen onder de naam [naam 7] . Op 22-3-2019 17.46 uur was de naam gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
gewijzigd in [naam 8] .
[telefoonnummer 2] :
(2-5- 2019):
Ik heb overal gezocht
Hij moet in die auto liggen of in jouw auto broer
Misschien dubbelgevouwen ofso broeder
Ik heb overal gecheckt
[telefoonnummer 1] :
Het kentekencard heb ik wel gevonden, alleen de tennaamstellingscode 1 die ontbreekt
De tweede deel heb ik wel, en die kentekencard ook broer
Alleen het eerste deel zit met die bonnetje
Die had je dag 1 gekregen broertje
Of je moet een nieuwe tennaamstellingscode aanvragen via de rdw je ontvangt het binnen twee
Alleen je moet dan 1 euro overmaken om het te kunnen ontvangen. Via de site van de rdw is het mog
(3-5-2019):
Broer hoeveel wou je voor het auto betalen dan?
[telefoonnummer 2] :
Broeder kijk maar je weet toch
Vriendenprijsje
Ook na die ding
Je weet toch
Beetje vies
Die waggie
(…)
[telefoonnummer 1] :
Ik kan hem 700 kwijt vandaar broeder.
Een proces-verbaal Aantreffen Mercerdes (pagina 657 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op 2 mei 2019 werd de camerabeelden gevorderd van zondag 28 april 2019 tussen 16:15 uur en 17:15 uur aan de bewoner van [straat] te IJmuiden. Dit betreffen camera’s gericht op de kruising van de Lange Nieuwstraat met de Scheldestraat te IJmuiden. Ik zag op de camerabeelden dat:
- Er om 16:41 uur een donkerkleurige personenauto van het merk Mercedes-Benz, type A140 vanaf de Lage Nieuwstraat uit westelijke richting linksaf sloeg, de Scheldestraat in.
- Ik zag dat het raam aan de bijrijderszijde geopend was.
- Ik zag dat de wieldop aan de voorzijde van de Mercedes aan de bijrijderszijde miste. Ik zag
namelijk dat de overige drie wielen zilverkleurige wieldoppen hadden en dat het wiel aan de
bijrijderszijde zwart kleurig was.
- Ik zag dat er aan de binnenspiegel van de Mercedes een klein voorwerp hing. Ik zag dat dit
voorwerp tijdens het rijden aan het schommelen was aan de binnenspiegel.
Op vrijdag 3 mei 2019 omstreeks 17:00 uur bevond ik op [straat] te IJmuiden. Ik zag dat er een Mercedes type A140 stond in een parkeervak stond ter hoogte van het appartementencomplex gelegen tussen de [straat] en de [straat] . Ik zag dat de Mercedes zwart van kleur was voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat de wieldop aan de voorzijde, bijrijderskant miste. Ik zag dat er aan de binnenspiegel in de Mercedes een klein voorwerp hing.
Middels een bevraging in het RDW bleek dat het voertuig sinds 20 april 2019 op naam te staan van:
* [medeverdachte] *
Geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Wonende [adres] .
Op vrijdag 3 mei omstreeks 17:00 uur bevond ik mij op de [straat] te IJmuiden. Ik zag dat er een Volkswagen Golf, zwart van kleur voorzien van het kenteken [kenteken] geparkeerd stond. Ik zag dat de golf deels op de rijbaan deels op de stoep was geparkeerd. Ik zag dat er een rode lijn liep aan de onderzijde van de grill en niet aan de bovenzijde. Ik zag dat deze Volkswagen Golf door mij eerder verbalisant in een Marktplaats advertentie was opgemerkt. De adverteerder van de Mercedes had namelijk ook een andere advertentie geplaatst en hierin werd deze Volkswagen Golf te koop aangeboden.
Middels een bevraging in het RDW bleek dat het voertuig sinds 9 april 2019 op naam staat van:
* [verdachte] *
Geboren: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 670). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Whats app:
Op de telefoon van [medeverdachte] staat 1 whats app gesprek tussen hem en [verdachte] . Dit gesprek start op 4 mei 2019. In dit gesprek wordt gesproken over het voertuig [kenteken] waarvan [medeverdachte] via internet de tenaamstellingscode opvraagt bij het RDW. Tevens blijkt dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] gebruik maken van het voertuig. Ook blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] bekenden zijn van elkaar en met elkaar afspreken om langs te gaan bij elkaar.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 660). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 mei 2019 door getuige [getuige 3] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Uit onderzoek was eerder gebleken dat [getuige 3] in de periode van 23 januari 2019 tot 20 april 2019 de ten naam gestelde was van de Mercedes type A140 voorzien van kenteken [kenteken] . [getuige 3] verklaarde dat hij werd benaderd door een kennis genaamd [naam 9] . Dat [naam 9] tegen [getuige 3] verklaarde dat [naam 9] wilde dat de Mercedes van zijn naam af wilde. [getuige 3] heeft hiermee ingestemd en heeft de auto op zijn naam gezet. [naam 9] heeft de overschrijvingskosten hiervoor betaald. De overschrijving vond plaats bij Primera gelegen op de Planetenweg te IJmuiden. [getuige 3] kon [naam 9] als volgt omschrijven:
- Donkere huidskleur
- 30 jaar
- 1,80 meter lang
- Stevig postuur, gespierd sportschooltype
- Zwart haar tot op zijn schouders
- Spreek Nederlands
- Draagt vaak een trainingspak, meestal blauwig
[getuige 3] verklaarde verder dat hij de wegenbelasting en verzekering voor het voertuig betaalde en dat hij dit later van [naam 9] contant terug gekregen heeft. [getuige 3] verklaarde dat hij geen achternaam of adres van [naam 9] wist. Hij weet dat de moeder van [naam 9] in de omgeving van [straat] woont. [getuige 3] weet niet of [naam 9] zijn echte naam of een bijnaam is. [getuige 3] verklaarde [naam 9] te kennen omdat [getuige 3] wel eens een zakje wiet heeft gekocht bij [naam 9] . Die kwam hij toen brengen. [naam 9] kwam op een gegeven moment de papieren van de auto weer halen omdat [naam 9] de auto verkocht had aan een Marokkaan. Dit was op 22 of 23 april 2019, althans de dag van de overschrijving.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 866). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 8 mei 2019 door verdachte [medeverdachte] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: We weten dat je een donkerkleurige Mercedes rijdt. Is die van jou?
A: Ik en een andere jongen.
V: Wie?
A: Dat wil ik niet zeggen.
V: Betaal je de verzekering?
A: Nee.
V: Maar de auto staat op jouw naam.
A: Dat is onder druk gedaan.
V: Was jij bij de aankoop van de auto?
A: Nee. Hij stond op naam van de vriend van de jongen die nu eigenlijk eigenaar is. (…) De auto zou ook verkocht worden en dan van mijn naam gehaald worden.
V: Wie zou de auto verkopen?
A: De feitelijke eigenaar.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 895). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 2 augustus 2019 door verdachte [medeverdachte] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
V: We begrepen dat je een verklaring wilt afleggen. Vertel, wat wilde je nog bij ons verklaren?
A: Wat er na het incident is gebeurd. Waar ik nu verdacht van word. Tijdens het incident zelf ook. Ik was erbij. Ik zat in de auto. Ik heb gereden. De persoon naast mij. Ik wist niet dat hij een pistool bij zich had. En ik hoorde uit het niets vuurwerk uit die auto komen.
V: Wat bedoel je met vuurwerk uit de auto?
A: Ik zag dat de persoon naast mij uit de auto begon te schieten. Ik hoorde die knallen.
V: Hoe ging dat dan precies?
A: Hij vroeg mij om een rondje te rijden. In IJmuiden kwamen we aan bij de rotonde. Ik zag [slachtoffer 2] met een andere jongen. Ik liet hun voor gaan bij de rotonde. Toen sloeg ik af naar rechts. Ik hoorde toen vuurwerk uit de auto.
V: Dus je wilt niet zeggen wie er naast je in de auto zat?
A: Nee, dat wil ik niet zeggen.
V: Hij begon in eens te schieten. Waar kwam dat wapen vandaan?
A: Dat weet ik niet. Dat kwam voor mij uit het niets. Ik hoorde opeens schoten.
V: Je zit dan in de auto en wat zie je dan?
A: Ik zag die persoon met in zijn hand een wapen en hij schoot uit het raam.
V: Waar schoot hij op?
A: Ik zag hem met het pistool uit het raam schieten. Ik was in shock. Ik weet niet waar hij op schoot.
V: Op dat moment rijdt [slachtoffer 2] naast jullie toch?
A: Ik heb er niets mee te maken. Ik weet niet of het op hem is. Ik wist niet wat er speelde.
V: De jongen die naast je zat. Hoe goed ken je die?
A: Het is geen vriend van mij. Zeven dagen voor die schietincident heb ik een ongeluk gehad met die auto. Daarom moest ik die auto op mijn naam zetten. Ik werd gedwongen om die auto op mijn naam te zetten. Ik voel me daarin wel genaaid.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (pagina 1089 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op dinsdag 7 mei 2019 omstreeks 18:00 uur is de verdachte [verdachte] aangehouden door het Arrestatie team in de woning [adres] . De verdachte werd aldaar aangetroffen in de slaapkamer links van de hal.
In een linnen Rugzakje met de tekst BIG STAR gelegen naast het bed werd een pistool
aangetroffen van het merk Walther, model P38, kaliber 9 mm. Dit wapen was wel geladen met een patroonhouder en 9 mm volmantel rondneus patronen, maar was niet doorgeladen. Dus er was geen patroon in de kamer aanwezig. In dit tasje lagen tevens 8 losse 9 mm volmantel rondneus patronen bestemd en geschikt om te worden afgeschoten met dit wapen.
Tevens lag op dit tafeltje een Iphone 6 in een witte hoes met [imei nummer 2] .
Een proces-verbaal onderzoek wapen (aanvullend proces-verbaal, ongenummerd, pagina 1 van 8 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op dinsdag 07 mei 2019 zijn er bij een zoeking, welke heeft plaatsgevonden in de woning op [adres] , een vuurwapen en munitie aangetroffen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Na onderzoek van dit wapen en munitie is het volgende naar voren gekomen:
Object: Vuurwapen (pistool) incl. houder met 9 mm patronen en 8 losse 9 mm patronen
Merk/type: Walther P38
Spoor identificatienr.: AALY4450NL
Beschrijving wapen:
Met het vuurwapen kunnen scherpe centraal-vuur patronen verschoten worden in het kaliber 9 x 19 millimeter. Bij het pistool zijn in het bijbehorende patroonmagazijn scherpe patronen aangetroffen. Deze scherpe patronen worden hieronder in dit proces-verbaal beschreven.
Het vuurwapen heeft een single-double action vuurmechanisme. Dit wapen verkeert in een zeer goede staat van onderhoud. Ik verbalisant heb geen reden om aan te nemen dat dit wapen niet naar behoren zal functioneren.
Het patroonmagazijn is geschikt om acht (8) patronen te laden van het kaliber 9x19 millimeter.
Het wapen heeft een loop. Hierdoor kunnen stoffen, gassen of een projectiel verschoten worden. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Beschrijving munitie:
Ik zie een verpakking met acht scherpe volmantel patronen, elk separaat verpakt in één kunststofzakje. Deze scherpe volmantel patronen zijn, centraal-vuur en voorzien van bodemstempels "GECO, 9 mm Luger". Geco is munitie geproduceerd door een Duitse munitiefabrikant. 9 mm Luger staat voor het kaliber, namelijk 9x19 millimeter.
Ik zie een verpakking met acht scherpe volmantel patronen, samen verpakt in één kunststofzak. Deze scherpe volmantel patronen zijn, centraal-vuur en voorzien van bodemstempels "GECO, 9 mm Luger". Geco is munitie geproduceerd door een Duitse munitiefabrikant. 9 mm Luger staat voor het kaliber, namelijk 9x19 millimeter.
Deze scherpe volmantelpatronen zijn geschikt om met bovenstaand vuurwapen,
Walther model P38 verschoten te worden.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie.
Een schriftelijk bescheid (pagina 1104 e.v.), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 juli 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Politie Eenheid Noord-Holland heeft verzocht onderzoeksmateriaal AALY4450NL (pistool Walther P38) te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op dit onderzoeksmateriaal DNA aanwezig is, en zo ja, van wie dat DNA afkomstig kan zijn. Tevens is verzocht om de DNA-profielen van verdachte [verdachte] en [medeverdachte] te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Pistool
Het pistool is op vier locaties bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van diegene
die het heeft gehanteerd. De bemonsteringen zijn als AALY4450NL#01 tot en met #04
veiliggesteld voor een DNA-onderzoek (zie de fotobijlage en de omschrijvingen onder 'DNA- Rapportdatum onderzoek').
Patroonhouder
De patroonhouder is op twee locaties bemonsterd. Tevens zijn twee dactyloscopische sporen
(#D01 en #D02) op de patroonhouder bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als
AALY4450NL#05 tot en met #08 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek (zie de fotobijlage
en de omschrijvingen onder 'DNA-onderzoek').
Een schriftelijk bescheid (pagina 849 e.v.), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaalAALY4846NL Munitie (Projectiel)
AALY4861NL Munitie (Projectiel)
AALY4862NL Munitie (Huls)
AALY4863NL Munitie (Projectiel)
AALY4864NL Munitie (Huls)
AALY4865NL Munitie (Huls)
AALY4866NL Munitie (Huls)
AALY4867NL Munitie (Huls)
AALY4868NL Munitie (Huls)
AALY4869NL Munitie (Huls)
Tabel 2 Overzicht te onderzoeken materiaalAALY4450NL Vuurwapen (Pistool)
Vraagstelling1 Zijn de verschoten munitiedelen (kogels/hulzen) afkomstig uit het aangeboden vuurwapen? Zo niet, is er sprake van één of meerdere andere vuurwapen(s) en wat is hiervan het soort en merk?
2 (...)
3 Beschrijf het vuurwapen. Functioneert het vuurwapen naar behoren?
ConclusieVraag 1Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de verschoten munitiedelen zijn verschoten met het vuurwapen [AALY4450NL] van het merk Walther. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Voor elk van de zeven hulzen [AALY4862NL en AALY4864NL t/m -69NL], kaliber 9mm Parabellum, en vuurwapen [AALY4450NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
[AALY4864NL t/m -69NL]
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek voor de hulzen [AALY1864NL t/m -69NL] zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
[AALY4862NL]
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek voor de huls is veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
KogelmanteldelenVoor elk van de drie kogelmanteldelen [AALY4846NL, -61NL en -63NL], die het best
passen bij het kaliber 9mm Parabellum, en het vuurwapen [AALY4450NL] zijn de
volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
AALY4846NL en AALY4861NL
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
AALY4863NL
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn iets waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Vraag 3Met de pistolen [AALY4448NL en AALY4450NL] konden patronen worden verschoten.
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 19 november 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De iPhone die is gevonden op [straat] was van mij. De telefoon met het nummer [telefoonnummer 3] heb ik een paar keer gebruikt.
Het handschrift op het notitieblaadje met de tekst ‘ Polen 100, Mocro kleine 150, Sdss 400’ is van mij.
De voorzitter houdt mij voor dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 6 april 2019 cocaïne wilde kopen, dat hij toen een dealer belde op telefoonnummer [telefoonnummer 3] en dat ik toen kwam. Dat klopt. Zij hebben mij gebeld. Ze wilden mij spreken want ze wilden voor 20 euro cocaïne kopen. Ik kwam er aan.
Ik ken [naam 10] . Ik woonde bij haar. Zij had al mijn kleding en goederen verkocht.
Zij had illegaal de woning verhuurd aan mij en wilde mij eruit zetten.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (pagina 1124 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op dinsdag 7 mei 2019 omstreeks 18:00 uur is de verdachte [verdachte] aangehouden door het Arrestatie team in de woning [adres] . De verdachte werd aldaar aangetroffen in de slaapkamer links van de hal.
In deze slaapkamer werd de verdachte [verdachte] aangetroffen en aangehouden.
Lederen tas links naast bed:
In deze tas werden meer dan vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen en een digitale weegschaal. Tevens lag een plastic zakje in deze tas met een hoeveelheid roze pillen zijnde vermoedelijk XTC. Dit zakje was weer verpakt in een bruin koffiefilter met daarop de tekst geschreven:
Speed 44.15 g
Ketd 3.03 g
MP 3.32 g
Speed 2.16
45XT pil
Op het tafeltje links naast het bed lag een boterhamzakje met daarin 3 plastic zakjes met een poederachtige substantie zijnde meer dan vermoedelijk cocaïne.
Naast dit zakje lag een klein model digitaal weegschaaltje met daarop restanten van witte poeder, zijnde vermoedelijk cocaïne.
Op dit zelfde tafeltje lag een Samsung telefoon, model E1200 Pusha [imei nummer 3]
. Deze telefoon was niet voorzien van een code. Ik zag dat de gebruiker van deze telefoon zichzelf [naam 11] noemt en heeft één sms verzonden naar alle contacten aanwezig in deze telefoon met de volgende tekst:
Beste pure materiaal
enveloppen 50 e echte volle gram
25 e echte volle halve gram
1g Amnesia 5 per 1 g
XT pil 5 e
1x 5x 10 e
Speed per 2g 10e
Keta 15e per 1g
Mdma 15e per 1g
24uur service Alex
Op ditzelfde tafeltje lag tevens een ABN-AMRO bankpas op naam van [naam 12] . Deze persoon was niet aanwezig in de woning en stond hier ook niet ingeschreven. Tevens lag op dit tafeltje een iPhone 6 in een witte hoes met [imei nummer 2] .
Naast het bed stond een rode plastic tas met daarin 2 plastic gripzakken met daarin henneptoppen. Ik herkende dat dit hennep was aan de hand van de kleur, vorm en specifieke penetrante geur.
Verdovende middelen:
- 2 plastic zakken met hennep toppen totaal gewicht bruto 209,82 gram
- 2 plastic zakjes met witte brokjes (vermoedelijk cocaïne) totaal bruto gewicht 5.42 gram
- 1 plastic zakje met daarin een grote witte brok/ poederachtige substantie zijnde vermoedelijk cocaïne totaal bruto gewicht 33,84 gram
- 1 plastic zakje met witte poederachtige brok zijnde vermoedelijk cocaïne totaal bruto gewicht 1.68 gram
- 1 plastic zakje met bruine poederachtige / brok substantie zijnde vermoedelijk heroïne totaal bruto gewicht 4,73 gram
- 1 zakje met een roze poederachtige substantie zijnde vermoedelijk vergruisde XTC tabletten met bruto gewicht van 2.82 gram
- 1 zakje met een roze poederachtige substantie zijnde vermoedelijk vergruisde XTC tabletten met bruto gewicht van 19,60 gram
- 2 plastic zakjes met brokjes/poederachtige substantie zijnde vermoedelijk cocaïne met bruto gewicht van 8.94 gram
- 1 plastic zakje met zachte witte vochtige poederachtige substantie zijnde vermoedelijk speed met een totaal bruto gewicht van 64,94 gram
- 1 zakje met bruine poederachtige/ brokjes substantie zijnde vermoedelijk heroïne met een bruto gewicht van 5.98 gram
- 2 zakjes met roze pillen zijnde vermoedelijk XTC. Totale inhoud 133 pillen.
Tevens lag in deze tas een plastic zakje inhoudende meerdere gebruikte boterhamzakjes. Het is mij bekend dat deze boterhamzakjes gebruikt worden om daarin een bolletje heroïne of cocaïne voor de verkoop te sealen.
Tijdens de aanhouding van [verdachte] werd een grote hoeveelheid bankbiljetten uit de broekzak van de verdachte [verdachte] gehaald, alsmede aantekeningen. De bankbiljetten zaten opgerold in een boterham zakje en is ter plaatse geteld en bleek een totaal bedrag van 3630 euro en bestond uit:
61 x 50 euro biljet
16 x 20 euro biljet
26 x 10 euro biljet.
Een briefje met het logo van Hansen dranken met de tekst:
Rich 20
Stum 120
360 W
90 B
450 e
Michel 6
Issa 60
Sabine 40
Het andere notitieblaadje heeft de tekst:
Polen 100
Mocro kleine 150
Sdss 400
Opvallend hierbij is dat het handschrift van deze notities een zeer sterke gelijkenis vertonen met het handschrift op het koffiefilter, welke was aangetroffen bij de verdovende middelen.
Een proces-verbaal (pagina 1119 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Door de forensische opsporing werd een onderzoek ingesteld naar de aangetroffen verdovende middelen en geanalyseerd door een deskundige van het NFI.
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (pagina 1187 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisanten:
Op woensdag 15 mei 2019 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in
verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld door de afdeling sporenbeheer van de Forensische Opsporing Eenheid Noord-Holland. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer: PL1100-2019080570-1016276
SIN: AAMN0335NL
Aantal: 125
Omschrijving: Roze tablet, met logo HEINEKEN
Goednummer: PL1100-2019080570-1016221
SIN: AAMN0334NL
Aantal: 6
Omschrijving: Plastic zakje met witte poeder
Goednummer: PL1100-2019080570-1016277
SIN: AAMN0333NL
Aantal: 1
Omschrijving: Plastic zakje met wit vochtig poeder
Goednummer: PL1100-2019080S70-1016267
SIN: AAMN0337NL
Aantal: 2
Omschrijving: Plastic zakje met bruin poeder Plastic zakje met witte brokken
Goednummer: PL1100-2019080570-1016274
SIN: AAMN0336NL
Aantal: 2
Omschrijving: Plastic zakje met roze poeder
De ontvangen vermoedelijke verdovende middelen hebben wij gesorteerd op uiterlijk en
wijze van verpakking. Alvorens over te gaan tot het onderzoeken van deze vermoedelijke
verdovende middelen, zijn deze voorzien van een SIN. Alle gelijksoortige eenheden zijn voorzien van een SIN. Bij alle vervolgonderzoeken zal naar dit unieke nummer worden verwezen.
Waarnemingen en bevindingen
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Betreft onderzoek aan:
Goednummer: PL1100-2019080570-1016276
SIN: AAMN0335NL
Relatie met SIN: AALE4783NL
Positief voor MDMA
Goednummer : PL1100-2019080570-1016277
SIN: AAMN0333NL
Relatie met SIN : AALE4781NL
Positief voor amfetamine
Spoornummer: PL1100-2019080570-60097
SIN: AALE4780NL
Relatie met SIN: AAMN0337NL
Positief voor heroïne
Spoornummer: PL1100-2019080570-60098
SIN: AALE4779NL
Relatie met SIN: AAMN0337NL
Positief voor cocaïne
Goednummer: PL1100-2019080570-1016274
SIN: AAMN0336NL
Relatie met SIN : AALE4776NL
Positief voor MDMA
Een schriftelijk bescheid (pagina 1192), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 mei 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een schriftelijk bescheid (pagina 1193), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 mei 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een schriftelijk bescheid (pagina 1194), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 mei 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
Heroïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een schriftelijk bescheid (pagina 1195), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 mei 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
Amfetamine is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een schriftelijk bescheid (pagina 1196), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 mei 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 1236 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Resume analyse nummer dealer / dader [telefoonnummer 3] getinkt aan [verdachte] :
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen kan gesteld worden dat het mobiele telefoonnummer van de dader/dealer van de steekpartij op 6 april 2019 te 13:55 uur op [straat]
Haarlem in gebruik is bij de verdachte [verdachte] naar aanleiding van de navolgende aanwijzingen:
- Dit nummer is gekoppeld in de periode van 7 en 8 maart 2019 en 13 en 15 maart 2019 aan het [imei nummer 4] . Dit betrof een Samsung E1200 telefoon en deze telefoon werd tijdens de aanhouding van [verdachte] op 7 mei 2019 aangetroffen in zijn slaapkamer.
- Dit nummer wordt genoemd door de getuige (harddrugsgebruiker) [naam 13] en betreft het
nummer van een dealer in IJmuiden onder de naam [naam 14] . Hierbij geeft hij in zijn verklaring
bijzonderheden over deze [naam 14] en deze komen overeen met de verdachte [verdachte] .
- De thuismast [adres] van dit nummer is hetzelfde als de thuismast van het mobiele telefoonnummer van [verdachte] zijnde [telefoonnummer 1] .
- Deze mast is gesitueerd in de zeer directe nabijheid van het verblijfadres van [verdachte] , zijnde
[adres] .
- Dit nummer maakt in de opgevraagde periode van 6 maanden exact dezelfde reisbewegingen voor wat betreft de telecommasten als het mobiele telefoonnummer van [verdachte] zijnde [telefoonnummer 1] . Hierbij worden ook locaties buiten [plaats] aangedaan zoals Rotterdam, Zaanstad, Nijmegen en Den Haag.
- het meest geregistreerde contact van dit nummer betreft de bekende Harddrugsgebruiker
[naam 15] . In de slaapkamer van [verdachte] op [adres] werden meerdere pasjes aangetroffen van deze persoon inclusief zijn ID bewijs.
- Tevens bleek een ABN bankpas aanwezig op het tafeltje naast het bed in de slaapkamer van
[verdachte] . Deze stond op naam van [naam 12] . [naam 12] stond eveneens bekend als een harddrugsgebruiker en vanuit het politie systeem was een recent telefoonnummer van hem bekend [telefoonnummer 4] . Dit nummer bleek eveneens een van de meest geregistreerde telefoonnummers te zijn van [telefoonnummer 3] .
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 1247 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Ik heb een onderzoek uitgevoerd naar de contacten die met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Hieruit kwamen de volgende contacten naar voren:
Nummer [telefoonnummer 5]
Uit de contactgegevens bleek dat met dit nummer in totaal 624 keer contact plaatsvond in de
periode tussen 11 februari 2019 en 17 april 2019. De contacten vinden veelal plaats in de avond en nacht. In de politiesystemen is het genoemde telefoonnummer op 12 april 2018 geregistreerd als telefoonnummer van [naam 12] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [naam 12] staat bij de politie bekend als drugsgebruiker.
Nummer [telefoonnummer 6]
Uit de contactgegevens bleek dat met dit nummer in totaal 345 keer contact plaatsvond in de
periode tussen 19 januari en 19 april 2019. De contacten vinden veelal plaats in de middag, avond en nacht. In de politiesystemen is het genoemde telefoonnummer in 2017 geregistreerd als telefoonnummer van [naam 16] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [naam 16] heeft in de politiesystemen registraties in verband met drugsgebruik en -handel. Zij staat bij de politie bekend als drugsgebruikster.
Nummer [telefoonnummer 7]
Uit de contactgegevens bleek dat met dit nummer in totaal 97 keer contact plaatsvond in de periode tussen 8 maart en 27 april 2019. De contacten vinden veelal plaats in de middag en avond. In de politiesystemen is het telefoonnummer op 4 mei 2018 geregistreerd als telefoonnummer van [naam 17] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Hij staat bekend in de politiesystemen als drugsgebruiker.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 1197). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisanten:
Wij zijn wij naar de [straat] gegaan, in verband met de mogelijke aanwezigheid van een gesignaleerde aldaar.
[naam 18] begon ongevraagd aan ons het volgende, of met woorden van gelijke strekking, te vertellen:
[naam 19] zou de dealers in IJmuiden bang willen maken. Ik weet zelf ook wie [naam 19] is. Zijn echte naam ken ik niet, maar ik weet dat hij een dealer is die al een flinke tijd mee gaat in IJmuiden. [naam 19] handelt in cocaïne, heroïne en wiet. Mijn vriendin, [naam 10] , vond de wiet van [naam 19] altijd heel lekker. [naam 10] zit nu in Schotland om af te kicken en komt aanstaande maandag terug in Nederland. [naam 19] is een man uit Curaçao. Hij heeft een donkere huidskleur. [naam 19] is redelijk breed gebouwd. [naam 10] heeft de spullen van [naam 19] , toen [naam 10] woonde op [adres] , tijdelijk gestald. [naam 19] moest toen een straf uitzitten in de gevangenis. Zij heeft deze spullen toen, samen met andere gebruikers, verkocht. [naam 19] is hier toen heel boos om geworden en heeft [naam 10] haar woning overgenomen.