6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ruim drie jaren meerdere malen per week ontuchtige handelingen gepleegd met de toen minderjarige en psychisch kwetsbare [slachtoffer] . Het seksuele contact tussen verdachte en aangever is begonnen toen aangever bijna 15 jaar oud was. Op dat moment was [slachtoffer] psychisch kwetsbaar door problemen in de gezinssfeer. [slachtoffer] is op zijn negende jaar uit huis geplaatst en is opgegroeid in jeugdinstellingen. Verdachte, 48 jaar ouder dan [slachtoffer] , was kort na het eerste contact met [slachtoffer] op de hoogte van zowel zijn leeftijd als zijn leefsituatie en problemen. Na enige tijd haalde verdachte [slachtoffer] meerdere keren per week op bij de jeugdinstelling waar hij op dat moment verbleef. De seksuele contacten vonden gedurende drie jaren meerdere keren per week plaats en voor ieder seksueel contact betaalde verdachte geld aan [slachtoffer] . Aanvankelijk bestonden de seksuele handelingen uit (tong)zoenen en het aftrekken van verdachte. Na het zestiende levensjaar van [slachtoffer] bestonden de seksuele handelingen ook uit het pijpen van verdachte en het door verdachte anaal laten penetreren. In ruil voor de seksuele handelingen kreeg [slachtoffer] steeds geld en goederen van verdachte en op enig moment voor zijn achttiende jaar verhuisde [slachtoffer] van de jeugdinstelling naar een schuurtje op het erf van verdachte, waarvoor hij geen huur hoefde te betalen.
Verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. Hij heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van [slachtoffer] . Verdachte heeft veelvuldig en vergaand seksueel contact gehad met [slachtoffer] . Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de jonge [slachtoffer] en de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften – hoewel hij alle tijd heeft gehad om zich te bezinnen en het contact te verbreken – telkens laten prevaleren. De stelling van verdachte dat [slachtoffer] degene was die toenadering zocht en het initiatief nam, is geenszins van belang, gelet op zijn zeer jonge leeftijd, kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Ook de omstandigheid dat de seksuele relatie ook na het achttiende levensjaar van [slachtoffer] nog negen jaar heeft voortgeduurd, doet aan de strafwaardigheid van het handelen van verdachte gedurende de minderjarigheid van [slachtoffer] niet af.
[slachtoffer] bevond zich gedurende de periode van het misbruik in een zeer kwetsbare fase van de (seksuele) ontwikkeling: (het begin van) de puberteit. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook juist op seksueel gebied. Deze ontwikkeling is door het handelen van verdachte verstoord.
Het is algemeen bekend dat feiten als de onderhavige (vooral in die levensfase) grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen. Die schade heeft zich ook bij [slachtoffer] voltrokken. Dit blijkt uit de onderbouwing van de ingediende vordering tot schadevergoeding en de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. [slachtoffer] is na het seksueel misbruik gediagnosticeerd met een Post Traumatische Stress Stoornis en een paniekstoornis, waarvoor hij in behandeling is.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment – ook niet ter zitting – blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en toont geen enkel berouw of spijt in de richting van [slachtoffer] . Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer] en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang en de bevrediging van zijn eigen behoeften.
Gelet op de ernst van de feiten komt slechts een straf in aanmerking die, althans voor een deel, onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van zedendelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 30 november 2018 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Uit het advies van de Reclassering blijkt het volgende.
Voor een delictpatroon zijn geen aanwijzingen gevonden. Een seksuele motivatie lag aan het ten laste gelegde ten grondslag. Daarnaast speelde er een gebrek aan intimiteit met zijn echtgenote. Betrokkene heeft de neiging zijn gedrag te vergoelijken en kan zich nauwelijks verplaatsen in aangever, die het volgens hem door het doen van deze aangifte alleen om smartengeld te doen is. Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat het ontbreken van intimiteit met zijn echtgenote een risicofactor vormde voor het delictgedrag. Van intimiteit met zijn echtgenote is nog steeds geen sprake, maar door onderhavige aangifte en zijn gevorderde leeftijd, is het seksueel verlangen bij betrokkene verder afgenomen en voelt hij nog nauwelijks behoefte aan seksueel contact. Uit ons onderzoek zijn geen seksueel afwijkende voorkeuren of seksuele preoccupaties naar voren gekomen. Risico's voor herhaling worden, ondanks zijn bagatelliserende houding, als laag ingeschat. Onderhavige aangifte en de onzekerheid over de afloop van deze zaak, houden hem vrijwel dagelijks bezig en vergen veel energie. Alleen dit is voor de betrokkene al voldoende reden om niet nogmaals op wat voor wijze dan ook toenadering te zoeken tot een minderjarige. Daarnaast is betrokkene blij dat zijn kinderen hem niet hebben laten vallen en, hoewel men er ten aanzien van het ten laste gelegde het zwijgen toe doet, kan de familieband als beschermende factor worden aangemerkt.
De reclassering heeft geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat interventies of reclasseringstoezicht niet nodig wordt geacht. Daarbij heeft de reclassering gelet op de hierboven beschreven houding van verdachte, het lage recidiverisico, de gevorderde leeftijd van verdachte en zijn beperkte leerbaarheid.
De rechtbank ziet gelet op dit advies geen aanleiding om bij wijze van bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod noodzakelijk. Deze verboden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden, een en ander als in het dictum vermeld.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen en evenmin een contact- en locatieverbod opleggen in de vorm van een dadelijk uitvoerbare maatregel ex artikel 38v Sr. Aan de voorwaarden, die de artikelen 14e en 38v Sr aan de dadelijke uitvoerbaarheid stellen, is niet voldaan. De kans op herhaling wordt door de reclassering als laag ingeschat. Verdachte is first offender, zijn sociale omstandigheden lijken stabiel en er is sprake van een steunend netwerk. Bovendien hebben verdachte en het slachtoffer reeds gedurende langere tijd geen contact meer.