ECLI:NL:RBNHO:2019:10114

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1838 en
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag huisvesting voor primair onderwijs door gemeente Wormerland

Op 4 november 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken tussen Stichting voor Bijzonder Primair Onderwijs in de Zaanstreek (DEW) en Stichting De Eigen Wijs, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland. DEW had een spoedaanvraag ingediend voor huisvesting in het Kasteel, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende ruimte beschikbaar was in het hoofdgebouw van WormerWieken voor medegebruik door DEW. De rechtbank overwoog dat de gemeente op basis van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bevoegd was om deze ruimte te vorderen, omdat de (toekomstige) leegstand in het hoofdgebouw groot genoeg was om DEW te huisvesten. DEW en Agora, de andere eiseres, stelden dat hun onderwijsvormen niet met elkaar te verenigen waren, maar de rechtbank oordeelde dat praktische afspraken gemaakt konden worden om overlast te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had besloten om de aanvraag voor het Kasteel af te wijzen, omdat medegebruik van het hoofdgebouw een redelijke oplossing bood voor de huisvestingsbehoefte van DEW. De beroepen van DEW en Agora werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/1838 en 18/1872

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2019 in de zaken tussen

1. Agora, Stichting voor Bijzonder Primair Onderwijs in de Zaanstreekte Zaandam,
(gemachtigde: mr. J.M.V. Dubelaar),
2. Stichting De Eigen Wijste Wormer,
(gemachtigde: J. Meelker),
eiseressen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland, verweerder,
(gemachtigde: J.M.F van Grinsven).

Procesverloop

Bij aan eiseres sub 1(DEW) en aan eiseres sub 2 (Agora) gerichte besluiten van 2 mei 2017 (de primaire besluiten I) heeft verweerder de door DEW gedane spoedaanvraag voor de huisvesting van een nieuwe school afgewezen, voor zover daarmee is verzocht om (bij)gebouw het Kasteel bij WormerWieken (het Kasteel) aan DEW beschikbaar te stellen. Tevens heeft verweerder het hoofdgebouw van WormerWieken aan de Balk 2a/2b te Wormer aangewezen voor medegebruik om te voorzien in de ruimtebehoefte van DEW.
Bij aan DEW en Agora gerichte besluiten van 1 juni 2017 (de primaire besluiten II) heeft verweerder per 1 augustus 2017 voor onbepaalde tijd 401 m2 in het hoofdgebouw van basisschool WormerWieken aan de Balk 2a/2b te Wormer gevorderd ten behoeve van medegebruik door DEW.
DEW en Agora hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I en II.
Bij besluiten van 12 maart 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan DEW en Agora meegedeeld de primaire besluiten met een nadere motivering te handhaven.
DEW en Agora hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig op zitting behandeld op 5 september 2019. DEW heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en
[naam 1] (bestuursecretaris). Agora heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Agora en DEW hebben de rechtbank verzocht de uitspraak aan te houden. De rechtbank wijst dit verzoek af.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
DEW heeft zich bij brief van 29 maart 2016 bij verweerder als nieuwe school voor primair onderwijs gemeld en heeft onder overlegging van een uitgewerkte leerlingenprognose verzocht om opname in het plan van nieuwe basisscholen Wormerland.
1.2
Op 29 maart 2017 heeft DEW een spoedaanvraag huisvesting gedaan voor huisvesting in het Kasteel. Daarbij is aangegeven dat DEW in geval van groei ook delen van het hoofdgebouw van WormerWieken in (mede-)gebruik wil nemen.
1.3
Op de spoedaanvraag is met de primaire besluiten I op 2 mei 2017 beslist. De aanvraag om huisvesting in het Kasteel is omwille van efficiënt gebruik van huisvestingsmiddelen afgewezen. Daarnaast is besloten om 401 m2 ruimte (voor 40 leerlingen in twee stamgroepen) in het hoofdgebouw van WormerWieken voor medegebruik aan te wijzen. Daarbij heeft verweerder Agora en DEW opgeroepen tot nader overleg over medegebruik en daarbij aangegeven welke lokalen zullen worden gevorderd als Agora niet in overleg akkoord gaat met medegebruik door DEW.
1.4
Op 29 mei 2017 is nader overleg geweest, maar dit heeft niet tot een gezamenlijke oplossing geleid. Vervolgens heeft verweerder bij de bestreden besluiten II op 1 juni 2017 een deel van de leegstaande ruimte in het hoofgebouw van WormerWieken van Agora gevorderd ten behoeve van medegebruik door DEW.
1.5.
Tussen partijen zijn op 7 juli 2017 afspraken gemaakt, kort gezegd inhoudende dat DEW in het bijgebouw het Kasteel mag starten en dat gebouw mag blijven gebruiken zolang de juridische procedures tegen de bestreden besluiten lopen.
2. Verweerder heeft de keuze voor aanwijzing voor medegebruik en vordering van het hoofdgebouw van WormerWieken in het bestreden besluit nader gemotiveerd door er in de eerste plaats op te wijzen dat de (toekomstige) leegstand in het hoofdgebouw van WormerWieken zo groot is dat DEW (volgens de leerlingenprognose) hier de komende 15 jaar volledig in kan worden gehuisvest. Niet is komen vast te staan dat medegebruik door DEW onmogelijk is, maar alleen dat dit volgens Agora en DEW onwenselijk zou zijn, aldus verweerder. Hij heeft hierbij overwogen dat vaststaat dat DEW in de toekomst sowieso aangewezen zal zijn op medegebruik van het hoofgebouw en dat DEW dit toekomstige medegebruik niet afwijst. Kennelijk is de onwenselijkheid van medegebruik dan niet (meer) aan de orde, aldus verweerder. Een onderzoek naar de vraag of beide onderwijsconcepten elkaar verdragen is daarom volgens verweerder niet meer noodzakelijk. DEW krijgt met de beschikbaarstelling van ruimte in het hoofdgebouw de beschikking over adequate onderwijshuisvesting. Ook het door DEW gestelde verschil in de door haar te maken aanpassingskosten is voor verweerder geen grond om toch het Kasteel in medegebruik te geven. Het is aan DEW te bepalen welke aanpassingen kunnen en zullen worden bekostigd ten behoeve van de onderwijskundige visie. Bovendien zal op termijn toch gebruik moeten worden gemaakt van het hoofdgebouw. De kosten voor aanpassing daarvan zullen dus hoe dan ook moeten worden gemaakt, aldus nog steeds verweerder.
3. In beroep hebben DEW en Agora zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 100 van Wet op het primair onderwijs (Wpo) zich niet voordoen en dat de aanvraag voor ruimte in het Kasteel dus had moeten worden gehonoreerd. Er is volgens hen sprake van botsende onderwijsconcepten. Verder is de belangenafweging te beperkt geweest, omdat onderwijsinhoudelijke argumenten nauwelijks zijn meegewogen. Voorts wil de architect geen toestemming geven voor wijziging van het hoofdgebouw. Verweerder is hierop ten onrechte niet ingegaan, aldus DEW en Agora.
Juridisch kader
4. Artikel 98 van de Wpo luidt als volgt:
1. Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst die niet in het programma, bedoeld in artikel 95, is opgenomen, maar die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, dient een aanvraag om bekostiging van die voorziening in bij burgemeester en wethouders.
2 De beschikking kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst omvatten. Burgemeester en wethouders wijzen de aanvraag af, indien:
(…)
b. een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 100, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f, en tweede lid, van toepassing is.
Artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpo luidt als volgt:
1. Een voorziening in de huisvesting wordt slechts geweigerd, indien:
d. op andere wijze dan wordt gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt,
Artikel 107, eerste lid, van de Wpo luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een gedeelte van een gebouw of terrein dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs niet zijnde basisonderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden te bestemmen. Het voorgenomen gebruik dient zich te verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.
Artikel 29 van de Verordening onderwijshuisvesting Wormerland 2010 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school indien:
b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoorziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien.
Beoordeling beroepen
5. De rechtbank zal eerst beoordelen of verweerder mocht besluiten om ruimte van Agora te vorderen in het hoofdgebouw van WormerWieken ten behoeve van medegebruik door DEW. Zij overweegt hiertoe als volgt.
6.1
Vast staat dat in het hoofdgebouw van WormerWieken voldoende leegstaande ruimte beschikbaar is om te voorzien in de behoefte van DEW. Verweerder kan op grond van het bepaalde in artikel 107, eerste lid, van de Wpo deze ruimte alleen vorderen voor medegebruik als vast staat dat het beoogde gebruik zich verdraagt met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.
6.2
DEW en Agora hebben betoogd dat hun onderwijsvormen zich niet met elkaar verdragen. Zo begint de lesdag van DEW later dan de lesdag van WormerWieken. Hierdoor zal overlast voor WormerWieken ontstaan. Voorts zal overlast voor WormerWieken ontstaan doordat de gangen in de school door DEW zullen worden gebruikt om te bewegen, terwijl de gangen door WormerWieken juist worden gebruikt om geconcentreerd te werken.
6.3
De rechtbank stelt vast dat de bezwaren tegen medegebruik van het hoofdgebouw van WormerWieken door DEW niet zozeer zien op een fundamenteel verschil in onderwijsrichting, maar met name op de praktische uitvoering van medegebruik in de concrete situatie. Over deze praktische uitvoering van het medegebruik kunnen naar het oordeel van de rechtbank echter afspraken worden gemaakt, zonder dat daarbij (al te zeer) afbreuk wordt gedaan aan de verschillende onderwijsvormen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat het medegebruik door DEW zich niet verdraagt met het onderwijs aan WormerWieken. Verweerder was dan ook bevoegd om leegstaande ruimte van Agora te vorderen in het hoofdgebouw van WormerWieken.
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de verschillende prognoses over de per school te verwachten leerlingenaantallen volgt dat het leerlingenaantal van DEW zich zodanig zal ontwikkelen dat het Kasteel al snel te klein zal zijn om te kunnen voorzien in de ruimtebehoefte van DEW. Evenmin is in geschil dat uit de ten tijde van de bestreden besluiten beschikbare prognoses volgt dat het leerlingaantal van WormerWieken zich zodanig zal ontwikkelen dat de komende jaren voldoende ruimte beschikbaar zal blijven in het hoofdgebouw om volledig in de geprognotiseerde ruimtebehoefte van DEW te kunnen voorzien.
7.2
De rechtbank kan verweerder gelet hierop volgen in de stelling dat het algemeen belang van een efficiënt beheer van gebouwen als zwaarwegend moet worden aangemerkt en in dit geval is gediend met het vorderen van ruimte in het hoofdgebouw van WormerWieken. Verweerder heeft hierbij ook betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat het Kasteel een losstaand gebouw is dat zich voor herbestemming leent.
7.3
Dat verweerder aan dit belang doorslaggevende betekenis heeft toegekend acht de rechtbank in dit geval niet onredelijk. De stellingen van eiseressen dat de inrichting van het Kasteel zich beter zou lenen voor de onderwijsvorm van DEW, dat het veel geld zou kosten om het hoofdgebouw aan te passen aan de wensen van DEW en dat de architect geen toestemming zou willen geven voor de door DEW gewenste aanpassingen aan het hoofdgebouw maakt dit, wat hier ook van zij, niet anders. Vast staat immers dat DEW gelet op de geprognotiseerde groei binnen afzienbare tijd hoe dan ook ruimte in het hoofdgebouw nodig zal hebben. Inmiddels heeft DEW naast het Kasteel ook daadwerkelijk al ruimte in het hoofdgebouw in gebruik. Met toewijzing van het Kasteel aan DEW kon dus niet worden voorkomen dat DEW zou worden geconfronteerd met de door DEW gestelde problemen bij ingebruikname van het hoofdgebouw.
7.4
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid ruimte van Agora mocht vorderen in het hoofdgebouw van WormerWieken voor medegebruik voor DEW.
8.1
Gelet op het voorgaande staat vast dat door medegebruik ruimte beschikbaar is om op andere wijze dan door DEW gewenst in de behoefte aan haar huisvesting te voorzien.
Niet in geschil is verder dat het hoofdgebouw van WormerWieken is ontworpen voor gebruik als school door twee basisscholen. Evenmin is in geschil dat dit gebouw in het verleden ook zo is gebruikt. Vast staat daarbij dat het hoofdgebouw van WormerWieken zich op zeer korte afstand bevindt van de gewenste huisvesting het Kasteel.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat met medegebruik van het hoofdgebouw van WormerWieken redelijkerwijs kon worden voorzien in de huisvestingsbehoefte van DEW, zoals bedoeld in artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpo. Daarmee is sprake van een dwingende weigeringsgrond voor de gewenste huisvesting in het Kasteel. Verweerder heeft de door DEW gewenste huisvesting om die reden dan ook terecht geweigerd.
9. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder de in de bestreden besluiten neergelegde keuze voor de aanwijzing van een gedeelte van het hoofdgebouw van WormerWieken voor medegebruik door DEW en de vordering daarvan draagkrachtig heeft gemotiveerd.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Bij deze beslissing is voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzitter, en mr.drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. J.J. Maarleveld, leden, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.