Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.De reactie van de rechter
Voorafgaand aan de geplande zitting heeft de rechter geconstateerd dat verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 1:432 van het Burgerlijk Wetboek geen bevoegdheid toekwam het verzoek tot onderbewindstelling van zijn ex-vrouw in te dienen. In dit artikel staat vermeld dat het bewind kan worden verzocht door rechthebbende, echtgenoot, levensgezel, bloedverwanten tot en met de vierde graad, voogd, curator of mentor. Nu de echtscheidingsbeschikking tussen verzoeker en zijn ex-vrouw is uitgesproken en bekrachtigd door het Hof, behoort verzoeker niet meer tot de personen die het verzoek kunnen doen. Het is gebruikelijk dat een dergelijke mondelinge beslissing met een brief of via de telefoon door de griffier wordt medegedeeld. Dat is ook hier gebeurd. De zaak was dus al afgedaan en er zou geen schriftelijke beslissing op volgen.
4.De beoordeling
Op 29 juli 2019 heeft verzoeker een verzoek tot instellen onderbewindstelling van [betrokkene] ingediend bij de rechtbank, sectie kanton, locatie Haarlem.