ECLI:NL:RBNHO:2018:9921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
15/630471-06
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 12 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1985, die momenteel verblijft in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De beslissing volgde op een vordering die op 4 september 2018 was ingediend, waarin werd verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling die oorspronkelijk was opgelegd wegens doodslag, gepleegd in 2010. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder rapportages van de kliniek en de reclassering, en heeft de betrokkene, haar raadsvrouw, deskundigen en de officier van justitie gehoord tijdens een openbare zitting op 29 oktober 2018.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene op een beneden gemiddeld intellectueel niveau functioneert en lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis. Ondanks haar ontkenning van het gepleegde delict, heeft zij een gemotiveerde houding getoond tijdens haar behandeling in de kliniek. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, waarbij de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als belangrijke overwegingen zijn meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de veiligheid te waarborgen, gezien de aard van het oorspronkelijke delict en de huidige situatie van de betrokkene.

De rechtbank heeft in haar beoordeling ook de positieve ontwikkelingen van de betrokkene in de kliniek en haar samenwerking met de reclassering meegenomen. De rechtbank concludeert dat het komende jaar zal moeten blijken of de betrokkene in staat is om haar positieve ontwikkeling vast te houden en of zij zich voldoende laat begeleiden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de betrokken wetsartikelen in acht genomen bij het nemen van haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige raadkamer
Parketnummer: 15/630471-06
Uitspraakdatum: 12 november 2018
BESLISSINGvan de rechtbank, naar aanleiding van de op 4 september 2018 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht,
doch feitelijk verblijvende te ( [adres] ,
zal verlengen met één jaar.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 26 februari 2010, waarbij betrokkene ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, wegens (kort weergegeven) doodslag, meermalen gepleegd. De termijn nam een aanvang op 11 oktober 2011.
  • de beslissing van deze rechtbank van 24 oktober 2017, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één jaar.
  • een advies als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 30 juli 2018, afkomstig van de Dr. Henri van der Hoevenkliniek (hierna: de kliniek) en ondertekend door [locatiemanager] , locatiemanager tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting, drs. E.W.M. van den Broek, hoofd behandeling en drs. F. Haak, psychiater, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van één jaar;
  • de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafvordering, betreffende de periode 15 augustus t/m 30 juni 2018;
  • twee voortgangsverslagen toezicht aan opdrachtgever van Reclassering Nederland d.d.
1 augustus 2018 en 1 oktober 2018.
Op 29 oktober 2018 is de vordering op een openbare raadkamerzitting behandeld.
Daarbij zijn gehoord de terbeschikkinggestelde (hierna betrokkene), haar raadsvrouw
mr. E.P Vroegh, advocaat te Haarlem en de deskundige E.M.W. van den Broek
(GZ-psycholoog/hoofd behandeling bij de kliniek) en getuige [reclasseringswerker] (reclasseringswerker) en de officier van justitie.
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het standpunt van de kliniek

In genoemd verslag en advies van de kliniek is onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende opgenomen:
Betrokkene functioneert op een beneden gemiddeld intellectueel niveau. Zij heeft een
ongespecificeerde voedings- en eetstoornis. Zij is bekend met gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne en met depressieve klachten. Er is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, antisociale, afhankelijke en vermijdende trekken. Centraal staan haar zwakke identiteit en negatieve zelfbeleving, chronische gevoelens van leegte en haar beperkte coping- en emotieregulatie-vaardigheden en impulscontrole.
Betrokkene krijgt op jonge leeftijd twee kinderen. In de periode voorafgaand aan het indexdelict raakt ze naar alle waarschijnlijkheid toenemend belast vanwege spanningen op verschillende gebieden, zoals dreigingen vanuit haar ex-partner, werkloosheid, financiële problemen en de zorg voor haar kinderen. Betrokkene is in 2010 veroordeeld wegens het doden van haar kinderen, hetgeen zij tot op heden ontkent. Zij is dan ook feitelijk niet in staat om een delictscenario op te stellen.
Ondanks genoemde ontkenning van het delict laat betrokkene vanaf het begin van de behandeling in de kliniek over het algemeen een meewerkende en gemotiveerde opstelling zien. Zij is gemotiveerd tot verandering op diverse levensgebieden. Zo stelt zij geen middelen meer te willen gebruiken en zich ook niet meer in een antisociale omgeving of drugsmilieu te willen begeven. Positief is voorts dat zij gedurende haar behandeling geleidelijk meer zicht ontwikkelt op het (emotionele) isolement dat ontstaat op het moment dat zij negatieve gevoelens in zichzelf niet toelaat en niet deelt met andere mensen. Dit laatste blijkt ook de afgelopen adviesperiode - terwijl zij al ver gevorderd is in haar behandeling en transmuraal verlof heeft - nog een leerpunt; mede op grond van de geconstateerde beperkte mededeelzaamheid volgt in augustus 2017 bijstelling van het eerdere verlengingsadvies. Op het moment dat kort na het uitbrengen van het verlengingsadvies blijkt dat betrokkene zich in de begeleiding onvoldoende transparant en betrouwbaar opstelt (zij beëindigt vrij plotseling haar relatie en er zijn onregelmatigheden op gebied van haar financiën) concludeert het behandelingsteam - net als de reclassering en de externe rapporteurs - dat de stap naar de beoogde voorwaardelijke beëindiging prematuur is. In goede overeenstemming met betrokkene, de reclassering en het ForFACT-team van De Waag wordt hierop besloten tot een traject waarin meer geleidelijkheid en vangnet wordt gewaarborgd. Het kader van een proefverlof wordt hierbij passend geacht, daar de kliniek hierbij als vangnet beschikbaar blijft en indien nodig kan worden teruggevallen op een minder vergaande verlofmodaliteit. Als hiertoe deze zomer een machtiging wordt verleend en het proefverlof op 1 juli 2018 van start gaat, kan betrokkene in haar eigen (huur)woning blijven en haar baan bij een warenhuis continueren.
De begeleiding door de reclassering verloopt vervolgens naar wens en ook het contact met het ForFACT-team is goed te noemen. Aangezien de huidige situatie van een proefverlof nog slechts van recente datum is en omdat het traject zoals vermeld met vallen en opstaan verloopt, wordt vooralsnog voortzetting van het huidige verlof- c.q. verloftraject aangewezen geacht. De kliniek adviseert na overleg met de reclassering thans de tbs met verpleging te verlengen met een termijn van een jaar. In die periode kan de begeleiding door de reclassering verder bestendigd worden en kan mogelijk toegewerkt worden naar een voorwaardelijke beëindiging.
Binnen het huidige kader van het proefverlof kan worden getoetst of betrokkene bij verdere afbouw van steun, structuur en extern toezicht stabiliteit op belangrijke levensgebieden kan waarborgen en of zij zich door de reclassering en het ForFactteam voldoende laat begeleiden.
Het risico van terugval in gewelddadig gedrag wordt bij zowel transmuraal verlof als bij proefverlof een voorwaardelijke beëindiging als laag ingeschat. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico op termijn als matig ingeschat. Het hebben van zorg over kinderen wordt gezien als de voornaamste risicofactor. Daarnaast vormen het wegvallen van bestaande structuren, langdurig onder spanning staan, sociaal isolement en cocaïnegebruik belangrijke risico verhogende factoren. Het risico op zelfdestructief gedrag en victimisatie wordt bij transmuraal verlof als laag ingeschat en bij zowel proefverlof als een voorwaardelijke beëindiging als laag tot matig. Bij het wegvallen van het tbs-kader worden beide risicofactoren als matig ingeschat. Minder toezicht op haar functioneren zou er vooral
voor kunnen zorgen dat ze niet in staat is een instabiele intieme relatie het hoofd te bieden met victimisatie tot gevolg.
De deskundige Van den Broek heeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en zij heeft verklaard dat de kliniek en de reclassering op één lijn zitten en dat betrokkene hier ook achter staat.

3.Het standpunt van de reclassering

Betrokkene komt haar afspraken met de reclassering trouw na. Zij is goed bereikbaar en geeft voor zover na te gaan openheid over haar leefgebieden en gemoedstoestand. In de contacten met de reclassering stelt betrokkene zich vriendelijk op. Zij neemt zich voor om alles wat er in haar omgaat uit te spreken, zodat er niet een situatie met ruis en onduidelijkheden ontstaat binnen de samenwerking met de reclassering
Begin september liet betrokkene weten dat zij niet goed in haar vel zat. Zij had deprimerende
gedachten en voelde zich lusteloos. Zij kon niet direct herleiden waarom zij zich zo voelde, maar vond het wel belangrijk om dit actief uit te spreken naar alle mensen die bij haar betrokken waren. De Waag en de reclassering hebben de contacten geïntensiveerd. Zij voelt zich intussen iets beter, maar is nog niet helemaal de oude.
Betrokkene is al geruime tijd in begeleiding bij het Forensisch Factteam van De Waag. Zij heeft hier wekelijkse contacten en komt haar afspraken trouw na. Zij maakt bespreekbaar wat haar bezig houdt en hoe zij omgaat met hetgeen op haar afkomt. Zoals hierboven beschreven heeft De Waag betrokkene vaker gezien omdat zij zich gedeprimeerd voelde. Deze contacten staan in het teken van ventileren, onderzoek doen naar de redenen van haar gemoedstoestand en medicamenteuze ondersteuning bieden.
Betrokkene is in contact gekomen met een man wonende in [plaats] . Zij hebben meerdere afspraakjes gehad en betrokkene heeft verliefde gevoelens. Uit de verhalen die betrokkene vertelt over deze man krijgt de reclassering de indruk dat hun contact positief en prettig is voor haar.
De afgenomen urinecontroles zijn negatief en de blaascontrole, gericht op alcoholgebruik, was ook negatief. Betrokkene geeft aan dat zij enige angst ervaart om deze voorwaarde te overtreden. Zij is niet van mening dat alcoholgebruik een risico voor haar is. Zij ziet haar vroegere drugsgebruik niet als een glijdende schaal die in verband staat met alcoholgebruik. Haar oppassendheid is dan ook vooral ingegeven door de vrees om de regels te breken en sancties opgelegd te krijgen.
Betrokkene werkt sinds oktober 2017 bij de Hema [adres] . Op 21 februari 2018 kreeg zij te horen dat ze tevreden met haar zijn en haar contract verlengd wordt met zestien maanden. Haar werkgever is op de hoogte van haar tbs-titel. Vanaf de start is betrokkene zeer enthousiast over haar werk, dit is wat zij altijd al graag had willen doen na het afronden van haar opleiding detailhandel. Het werken waarbij er een grote sociale component is vindt betrokkene leuk en past goed bij haar. Zij maakt makkelijk een praatje met klanten, kan het goed vinden met haar collega’s en werkt 30 uren per week.
Betrokkene is aangemeld bij Stadsgeldbeheer. Haar financiën worden in de komende tijd beheerd door haar consulent. Op enkele kleine regelzaken na zijn de financiën goed onder gebracht bij SGB. Betrokkene heeft een gezond inkomen waarmee zij kan voorzien in haar vaste lasten en een klein beetje kan sparen. Voor de komende periode zat er bekeken worden op welke manier betrokkene haar vaardigheden kan vergroten op dit gebied. Zo kan zij gaan deelnemen aan (budgetterings)trainingen om haar kennis en vaardigheden te vergroten. Zij heeft als doel om haar financiën in de toekomst zelfstandig te beheren.
De getuige [reclasseringswerker] heeft bij de behandeling van de vordering voormelde rapportage toegelicht en onderschreven en verklaard dat de komende tijd op een rustige manier bekeken wordt of de ontwikkelingen bij betrokkene zich handhaven.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.

5.Het standpunt van betrokkene en haar raadsvrouw

Betrokkene heeft verklaard dat zij inmiddels geen antidepressiva meer gebruikt. Het proefverlof verloopt volgens haar goed. Evenals betrokkene heeft de raadsvrouw verwoord dat het prematuur is om nu te verzoeken om een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Zowel betrokkene als de raadsvrouw kunnen zich vinden in de verlenging van de maatregel met een jaar.

6.De beoordeling

De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies en het advies van de kliniek.
De rechtbank is, gelet op voormeld advies, de rapportages en de toelichting daarop door de deskundigen van oordeel, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de termijn gedurende welke betrokkene ter beschikking is gesteld, vereist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit de advies van de kliniek, de boevengenoemde rapportages en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat per 1 juli 2018 het proefverlof van start is gegaan en goed verloopt; betrokkene geeft het aan indien zij hulp nodig heeft en er zijn geen incidenten geweest. Betrokkene woont in een eigen woning en zij wordt begeleid door de reclassering en het ForFactteam van De Waag, welke begeleiding desgewenst geïntensiveerd kan worden. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het komende jaar zal blijken of betrokkene deze positieve ontwikkeling duurzaam kan vasthouden en transparant blijft omtrent zaken die haar bezighouden, ook indien dit onderwerpen betreft die confronterend voor haar zijn, of zij stabiliteit op belangrijke levensgebieden kan waarborgen en zich door de reclassering en het ForFactteam voldoende laat begeleiden.
Met inachtneming van de betrokken wetsartikelen, waaronder artikel 38d en artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 509o, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering, alsmede artikel 46 van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden, komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] voor de duur van
één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. H.E.C. de Wit en I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van J.A. Huismans, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2018.
Mrs. De Wit en Burggraaff zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.