ECLI:NL:RBNHO:2018:9863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
7152315\CV EXPL 1-7233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verhuis- en verpakkingskosten op basis van nacalculatie

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die voortvloeide uit een overeenkomst voor verhuizingen op basis van nacalculatie. De eiseres vorderde betaling van € 3.504,14, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, omdat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen. De gedaagde betwistte de hoogte van de vordering en voerde aan dat hij veel zelf had gedaan, waardoor het aantal in rekening gebrachte kubieke meters en manuren lager zou moeten zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen op 25 april 2016 een maximum bedrag van € 3.300,00 waren overeengekomen voor de werkzaamheden op basis van nacalculatie. De kantonrechter oordeelde dat de factuur van 30 mei 2016 het afgesproken maximumbedrag niet overschreed en dat de eiseres gerechtigd was om de daadwerkelijk bestede uren en mankracht in rekening te brengen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van een aantal betwiste kosten voor verpakkingsmaterialen, die zijn gematigd tot € 60,00 exclusief btw. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.296,44, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten en de gevolgen van nacalculatie bij het vaststellen van kosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet naar de Geschillencommissie had kunnen stappen, omdat hij binnen de termijn had moeten handelen. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7152315 \ CV EXPL 18-7233
Uitspraakdatum: 14 november 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
wonende te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 14 augustus 2018 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 oktober 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 22 april 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een offerte aangeboden ten behoeve van de verhuizing van de inboedel van [gedaagde] naar zijn nieuwe adres.
2.2.
Naar aanleiding van deze offerte heeft [eiseres] op basis van de opdrachtbevestiging van
25 april 2016 voor rekening van [gedaagde] de overeengekomen (voorbereidende) werkzaamheden verricht. In de bevestiging staat onder meer:
“Met U is besproken dat de verhuizing zal worden uitgevoerd op basis van nacalculatie, waarbij het maximumbedrag voor de geoffreerde werkzaamheden EUR 3.300 inclusief 21% BTW zal bedragen. Begroting is gebaseerd op 15 manuren inpakken breekbare zaken, 6 manuren de- en montage, 4 manuren verpakken schilderijen, spiegels e.d. en 10 uur verhuizen met 4 verhuizers en verhuiswagen(gerekend vanaf vertrek zaak tot retour zaak)”.
2.3.
De verhuizing heeft plaatsgevonden op 31 mei 2018.
2.4.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Voor Verhuizingen 2015 (AVVV 2015) van toepassing.
2.5.
Op 30 mei 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] hiervoor een factuur toegezonden van € 3.000,04 inclusief 21 % btw.
2.6.
Enige tijd later heeft [eiseres] een nacalculatie opgesteld, behorende bij de factuur van 30 mei 2016 en aan [gedaagde] nagezonden.
2.7.
Op 24 maart 2017 is op het factuurbedrag een bedrag van € 42,47 aan [gedaagde] gecrediteerd. [gedaagde] heeft (het restant van) de factuur van 30 mei 2016 onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.504,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Het bedrag is opgebouwd uit € 2.957,57 aan hoofdsom, € 420,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 125,81 aan wettelijke rente vanaf de verzuimdatum.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst van opdracht tussen partijen, ondanks aanmaning, niet nakomt, terwijl [eiseres] de overeenkomst wel is nagekomen. Op basis van nacalculatie heeft [eiseres] de factuur van 30 mei 2016 opgesteld. [eiseres] heeft uiteindelijk een minder aantal kubieke meters ingepakt, maar de door [gedaagde] zelf ingepakte spullen zijn wel door haar verhuisd. [eiseres] heeft ervoor gekozen om met vijf verhuizers te werken in plaats van de begrote vier.
3.3.
De gemaakte buitengerechtelijke incassokosten alsook de wettelijke rente vordert [eiseres] op grond van de AVVV 2015 dan wel op grond van de wet.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat er uiteindelijk veel minder kubieke meters door [eiseres] is ingepakt dan was geoffreerd, namelijk 22 m3 in plaats van 60 m3, omdat [gedaagde] veel zelf al had gedaan. [gedaagde] betwist ook de hoogte van het bedrag van € 227,95 aan verpakkingsmaterialen, waaronder de noppenfolie. Daarom dient de factuur op die punten te worden aangepast. Daarnaast staat in de opdrachtbevestiging van 25 april 2016 dat er 10 uur begroot is voor de verhuizing met vier man, dus 40 manuren in totaal, terwijl [eiseres] uiteindelijk 47,5 manuren heeft gefactureerd voor vijf verhuizers. De vijfde verhuizer betrof een stagiaire. Tussen partijen was van tevoren afgesproken dat hiervoor geen extra kosten in rekening zouden worden gebracht. [gedaagde] betwist verder nog de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
Vooropgesteld wordt dat partijen op 25 april 2016 na onderhandeling een bedrag voor de werkzaamheden zijn overeengekomen van maximum € 3.300,00 op basis van nacalculatie. Vaststaat ook dat de factuur van 30 mei 2016 het afgesproken maximumbedrag niet overschrijdt. In het algemeen merkt de kantonrechter het volgende op: dat op de offerte bij de vermelding van het maximum bedrag de verschillende posten met een schatting van het beoogd aantal uren, staat vermeld, is niet meer dan een onderbouwing van de inschatting. Het gevolg daarvan is niet dat [eiseres] niet de daadwerkelijke kosten van een post in rekening kan brengen. Er is immers een afspraak op nacalculatie gemaakt. Het is [eiseres] onder de gemaakte afspraak niet toegestaan het maximumbedrag te overschrijden, maar dat is niet gebeurd. De offerte gebaseerd op nacalculatie is niet afgegeven op het aantal te verhuizen kubieke meters, maar op (kortgezegd) te maken uren en materiaal/overige kosten.
5.2.
Tussen partijen is geen geschil over de door [eiseres] in rekening gebrachte kosten aan voorbereidende werkzaamheden. Doordat [gedaagde] veel voorwerk zelf heeft gedaan, is deze post uitgekomen op 8 uur, te weten 17 uur minder dan op voorhand door [eiseres] was ingeschat. Door [eiseres] is 8 uur in rekening gebracht voor dit voorwerk, zodat over deze post geen verschil van mening bestaat.
5.3.
De discussie tussen partijen ziet op het aantal in rekening gebrachte verhuizers op de verhuisdag zelf. Hiervoor zijn vijf verhuizers in rekening gebracht, die 9,5 uur hebben gewerkt. [gedaagde] stelt dat de afspraak was dat een stagiair zou meelopen bij de verhuizing en dat diens uren niet in rekening zouden worden gebracht. Volgens hem is hij dus niet meer dan vier maal 9,5 uur verschuldigd. [eiseres] betwist deze afspraak. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de brief van [eiseres] van 25 augustus 2016, waarin deze schrijft dat de inzet van de stagiair geen gevolgen zou hebben voor de factuur en dat [eiseres] (althans de aldaar werkzame heer [naam]) nooit gezegd heeft dat [gedaagde] de stagiair niet hoefde te betalen. [gedaagde] heeft geen andere feiten naar voren gebracht, waaruit volgt dat de afspraak was dat hij voor één verhuizer (‘de stagiair’) niet hoefde te betalen.
5.4.
De kantonrechter ziet in het door [gedaagde] gestelde onvoldoende onderbouwing dat de afspraak zou zijn dat hij maar voor vier verhuizers zou hoeven te betalen. De opmerking dat de inzet van de stagiair geen gevolgen heeft voor de factuur, kan immers ook betekenen dat deze persoon als volwaardig verhuizer wordt ingezet (dat diens werk niet minder is dan een ervaren kracht en geen extra aandacht vraagt van de andere verhuizers). Door [gedaagde] is niet gesteld dat de stagiair niet volwaardig meedraaide, terwijl door hem verder niet betwist is dat de verhuizing door vijf personen is uitgevoerd en in totaal 9,5 uur duurde. De kantonrechter stelt dan ook vast dat diens inzet niet kostenverhogend heeft gewerkt. Door [gedaagde] is nog gesteld dat alleen gediplomeerd personeel zou worden ingezet, maar dat maakt het voorgaande niet anders omdat de stagiair kennelijk goed heeft meegedraaid. [eiseres] heeft dit ook aannemelijk gemaakt met zijn stelling dat de stagiair al twee maanden meedraaide en nog steeds werkzaam is bij [eiseres]. Daar tegenover staat dat door [gedaagde] geen feiten en omstandigheden zijn genoemd, waaruit blijkt dat de vijfde kracht daadwerkelijk op de verhuisdag slechts als snuffelstagiair meeliep. Ten slotte staat niet ter discussie dat op basis van nacalculatie zou worden gefactureerd, zodat [eiseres] gerechtigd was de daadwerkelijk bestede uren x mankracht in rekening te brengen (tot het overeengekomen maximumbedrag). Daarmee komt ook geen beslissende betekenis toe aan de vermelding op de offerte dat er met vier verhuizers verhuisd zou worden (met een inschatting dat de verhuizing 10 uur zou duren). Dit alles maakt dat deze post (5x9,5uur) terecht door [eiseres] in rekening is gebracht en verschuldigd is door [gedaagde].
5.5.
Door [gedaagde] is terecht bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten aan verpakkingsmaterialen ad € 227,95 exclusief btw. Ter zitting heeft [gedaagde] deze kosten begroot op € 60,00 ex btw. [eiseres] heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Daarmee heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd waarom deze kosten hoger zouden moeten zijn dan het door [gedaagde] voor deze post begrote bedrag. Daarom zal de kantonrechter aanknoping zoeken bij het standpunt van [gedaagde] en een bedrag van € 60,00 ex btw, te weten € 72,60 inclusief btw aan verpakkingsmaterialen toewijzen.
5.6.
De overige posten op de factuur zijn door [gedaagde] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze eveneens verschuldigd zijn.
5.7.
[gedaagde] verwijt [eiseres] dat er lange periodes radiostilte was, waardoor [gedaagde] nog steeds dacht dat partijen er zelf uit zouden komen. Dat is uiteindelijk niet gelukt. Door deze houding van [eiseres], is de termijn verstreken om de zaak aanhangig te kunnen maken bij de Geschillencommissie Verhuizen, aldus [gedaagde]. De kantonrechter stelt vast dat deze termijn een jaar na de verhuizing is. Binnen deze termijn lag het op de weg van [gedaagde] om zijn zaak voor de commissie aanhangig te maken. Het was binnen die termijn duidelijk dat de standpunten uiteen lagen. Dat [gedaagde] niet naar de Geschillencommissie is gestapt, heeft dan ook geen gevolgen voor de op hem rustende betalingsverplichting.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] betreffende de hoofdsom zal toewijzen tot een bedrag van € 2.883,13 inclusief btw.
5.9.
[eiseres] heeft wettelijke rente gevorderd. Aangezien de nacalculatie pas op 12 augustus 2016 door [gedaagde] is ontvangen, zal de rente vanaf die datum worden toegewezen over de toe te wijzen hoofdsom. De door [gedaagde] betwiste buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden toegewezen, nu [gedaagde], ondanks aanmaningen niets heeft betaald, terwijl hij een deel van de vordering wel heeft erkend. Gelet op de toegewezen hoofdsom zal de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten matigen tot € 413,31.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 3.296,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.883,13 vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 84,09
griffierecht € 476,00
salaris gemachtigde € 350,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter