In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die voortvloeide uit een overeenkomst voor verhuizingen op basis van nacalculatie. De eiseres vorderde betaling van € 3.504,14, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, omdat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen. De gedaagde betwistte de hoogte van de vordering en voerde aan dat hij veel zelf had gedaan, waardoor het aantal in rekening gebrachte kubieke meters en manuren lager zou moeten zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen op 25 april 2016 een maximum bedrag van € 3.300,00 waren overeengekomen voor de werkzaamheden op basis van nacalculatie. De kantonrechter oordeelde dat de factuur van 30 mei 2016 het afgesproken maximumbedrag niet overschreed en dat de eiseres gerechtigd was om de daadwerkelijk bestede uren en mankracht in rekening te brengen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van een aantal betwiste kosten voor verpakkingsmaterialen, die zijn gematigd tot € 60,00 exclusief btw. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.296,44, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten en de gevolgen van nacalculatie bij het vaststellen van kosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet naar de Geschillencommissie had kunnen stappen, omdat hij binnen de termijn had moeten handelen. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.