ECLI:NL:RBNHO:2018:9818
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlaging Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Reith, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. R.A.M.E. Zwaan. De eiser ontving sinds 17 juni 2011 een Wajong-uitkering, die laatstelijk 75% van het minimumloon bedroeg. Echter, bij besluit van 29 augustus 2017 heeft de verweerder de uitkering per 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon, wat door de eiser werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geconcludeerd dat de eiser nog arbeidsvermogen had, ondanks de door de eiser aangevoerde fysieke en psychische klachten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, waaronder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, besproken. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de situatie van de eiser adequaat hadden beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de eiser in staat was om ten minste vier uur per dag te werken en dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikte. De rechtbank heeft de door de verweerder genomen beslissing om de Wajong-uitkering te verlagen naar 70% van het minimumloon bevestigd, en het beroep van de eiser ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.