ECLI:NL:RBNHO:2018:9815

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 436
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand reiskosten voor begrafenis in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor reiskosten naar Italië om de begrafenis van haar oom bij te wonen, die op 9 juli 2017 was overleden. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat de kosten voor het bijwonen van een begrafenis tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan worden gerekend, die eiseres vanuit eigen middelen zou moeten kunnen voldoen.

Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er bijzondere omstandigheden waren die recht gaven op bijzondere bijstand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten voor het bijwonen van een begrafenis, ongeacht de locatie, als algemeen noodzakelijke kosten worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand, omdat zij niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die haar in staat stelden om deze kosten niet uit haar eigen middelen te dekken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/436

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.W. Hoogland),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: M. van Straten).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) te verstrekken voor de reiskosten naar het buitenland in verband met overlijden van haar oom, afgewezen.
Bij besluit van 21 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres ontvankelijk is in haar beroep, nu de termijn voor het instellen van beroep is overschreden. De vraag wordt bevestigend beantwoord. Zoals uit vaste rechtspraak volgt (bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1458 en van 20 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:87) vloeit uit artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht voort dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via deze gemachtigde verloopt. Heeft het bestuursorgaan weet van het optreden van een gemachtigde voor de belanghebbende in een bepaalde zaak, dan zal toezending van een besluit in die zaak uitsluitend aan de belanghebbende zelf in de regel tot gevolg hebben dat geen bekendmaking 'op de voorgeschreven wijze' heeft plaatsgevonden, zodat de termijn voor het aanwenden van rechtsmiddelen daartegen niet is aangevangen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gemachtigde pas op 12 januari 2018 bekend is geworden met het bestreden besluit doordat eiseres het heeft overhandigd aan haar gemachtigde. De beroepstermijn is pas een dag na die bekendmaking aangevangen. Eiseres heeft op 2 februari 2018 beroep tegen het besluit ingesteld en dat is binnen de beroepstermijn van 6 weken. Eiseres is dan ook ontvankelijk in haar beroep.
2.1
Eiseres heeft op 22 juli 2017 verweerder verzocht om haar bijzondere bijstand te verlenen voor de reiskosten naar Italië om de begrafenis van haar oom bij te kunnen wonen, die op 9 juli 2017 is overleden.
2.2
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres, bij het bestreden besluit gehandhaafd, geweigerd en zich hierbij op het standpunt gesteld dat een bezoek aan een begrafenis tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan worden gerekend. Eiseres wordt geacht deze kosten vanuit eigen middelen te voldoen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden om daarvan in dit geval af te wijken.
3. Eiseres voert in beroep aan dat sprake is van een bijzonder geval en dat zij recht heeft op bijzondere bijstand voor de gemaakte reiskosten. Bijzondere omstandigheden in dit geval zijn dat de begrafenis in Italië plaatsvond en dat de overleden oom voor zijn moeder, de oma van eiseres, zorgde. De moeder van eiseres, de zuster van de overledene, kon niet bij de begrafenis zijn omdat zij voor de oma van eiseres moest zorgen; zij heeft daarom de begrafenis op zo kort mogelijke termijn gepland en het nieuws zo weinig mogelijk gedeeld. Ook de vader van eiseres was niet in staat alleen bij de begrafenis te zijn. Daarom moest eiseres de begrafenis regelen en daarbij aanwezig zijn. Daarnaast moet zij onderdak regelen voor haar oma.
4.1
In artikel 35, eerste lid, van de Pw is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.1
Partijen zijn het erover eens dat de reiskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten worden gerekend, die in beginsel dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm, eventuele langdurigheidstoeslag en vermogen en het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm en ook de rechtbank gaat daarvan uit. Het geschil richt zich op de vraag of in dit geval sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden, dat die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke omstandigheden zich hier niet voordoen.
4.2.2
De kosten, nodig om een begrafenis te kunnen bezoeken, worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend, omdat iedereen op een gegeven moment voor dergelijke kosten komt te staan. Het tijdstip van overlijden van naaste familie is weliswaar onzeker, maar het overlijden op zichzelf niet (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 november 2016 (ECLI:NL:CRVBL:2016:4433). Dat de begrafenis in Italië plaatsvond maakt daarvoor geen verschil; ook daarmee had eiseres immers rekening kunnen houden.
4.2.3
De omstandigheid dat eiseres onderdak voor haar oma heeft gezocht leidt evenmin tot een andere conclusie. Verweerder heeft ervan kunnen uitgaan dat dit aan de ouders van eiseres, als eerstegraads familieleden, was en dat eisers daarvoor, nu zij die werkzaamheden heeft overgenomen, vergoeding voor de kosten die zij in verband daarmee had moeten maken, had kunnen vragen. Dat eiseres dat niet heeft willen doen, omdat haar ouders niet weten dat zij een laag inkomen heeft, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, komt voor haar eigen rekening en kan niet worden afgewenteld op de bijstand. Niet gebleken is verder dat verweerder in het geval van eiseres uitsluitend zo heeft beslist, omdat zij van Italiaanse afkomst is.
4.2.4
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand dan ook kunnen afwijzen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Auwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. M. Abbas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.