ECLI:NL:RBNHO:2018:9646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
15/870384-16 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en vervalsing van identiteitsdocumenten met meerdere betrokkenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel en het in bezit hebben van vervalste identiteitsdocumenten. De verdachte was betrokken bij de wederrechtelijke toegang tot Nederland en de uitreispogingen naar het Verenigd Koninkrijk en Canada van vijf personen. Gedurende vier uitreispogingen heeft de verdachte hen geholpen door valse of look-a-like paspoorten te verkrijgen, vliegtickets te regelen en hen naar de luchthavens te begeleiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op verschillende tijdstippen en locaties, waaronder Schiphol, Amsterdam, Eindhoven, Zwolle en Ede, deze handelingen heeft verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van de gesmokkelde personen als voldoende bewijs beschouwd, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de illegale status van deze personen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensensmokkel en het in bezit hebben van vervalste identiteitsdocumenten, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft ook overwogen dat mensensmokkel het overheidsbeleid ondermijnt en dat er een aanzienlijke straf moet worden opgelegd om deze misdaad te bestrijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870384-16 (P)
Uitspraakdatum: 29 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 te Schiphol en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Zwolle en/of Ede en/of (elders in) Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer ander(en),
te weten een persoon genaamd of althans zich noemende
[gesmokkelde 1] en/of
[gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of hun minderjarige kind en/of
[gesmokkelde 5]
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- contact gehad/gezocht met [gesmokkelde 1] en/of
- die [gesmokkelde 1] bij een AZC te Duitsland, althans een locatie te Duitsland, opgehaald en/of die [gesmokkelde 1] van een treinticket voorzien en/of (vervolgens) die [gesmokkelde 1] naar een (woon)adres in Nederland begeleid en/of
- ( vervolgens) die [gesmokkelde 1] van een tijdelijk (woon)adres voorzien en (aldaar enige tijd) laten verblijven en/of
- die [gesmokkelde 1] naar Schiphol gebracht/begeleid en/of
- die [gesmokkelde 1] van een (valse/vervalste) Franse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] ) voorzien en/of
- een vliegticket van Easyjet aangeschaft en/of
- die [gesmokkelde 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Londen en op naam gesteld van [naam] ) gegeven en/of
- die [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
- aan die [gesmokkelde 1] instructies en/of aanwijzingen gegeven en/of
- die [gesmokkelde 1] in Zwolle, althans een plaats in Nederland, opgehaald en/of (vervolgens) die [gesmokkelde 1] (opnieuw) naar een (woon)adres in Nederland vervoerd/begeleid en/of
- die [gesmokkelde 1] van tijdelijke woonruimte/slaapgelegenheid voorzien en/of
- die [gesmokkelde 1] naar Schiphol gebracht en/of
- een vliegticket van Easyjet (op naam gesteld van [naam] ) aangeschaft en/of
- die [gesmokkelde 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Verenigd Koninkrijk) gegeven en/of
- die [gesmokkelde 1] van een (valse/vervalste) Griekse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] ) voorzien en/of
- die [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
- aan die [gesmokkelde 1] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven,
en/of
- contact onderhouden met die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of
- die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of hun minderjarig kind opgehaald en/of vervoerd en/of
- die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of hun minderjarig kind van (tijdelijke) woonruimte voorzien (te Ede) en/of
- vliegtickets (met als bestemming Verenigd Koninkrijk) voor die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of hun minderjarig kind aangeschaft en deze aan voornoemde perso(o)n(en) gegeven en/of
- die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en/of hun minderjarig kind van (valse/vervalste) Griekse identiteitsdocument(en) voorzien en/of
- die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind naar de luchthaven van Eindhoven gebracht en/of (aldaar) op de luchthaven begeleid
en/of
- die [gesmokkelde 2] en/of [gesmokkelde 3] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven,
en/of
- contact onderhouden met die [gesmokkelde 5] en/of
- die [gesmokkelde 5] van (tijdelijke) woonruimte voorzien en/of (aldaar enige tijd) laten verblijven en/of
- die [gesmokkelde 5] van een vliegticket voorzien en/of
- die [gesmokkelde 5] van een (valse/vervalste) Griekse identiteitsdocument voorzien en/of
- die [gesmokkelde 5] naar de luchthaven Schiphol begeleid en/of
- die [gesmokkelde 5] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven (hoe hij zich moest gedragen op Schiphol)
terwijl verdachte, en/of diens mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te
vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
terwijl verdachte, en/of diens mededaders, van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep of gewoonte maakt/maken.
feit 2
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang voorhanden heeft gehad, te weten een nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] , op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument of de Nederlandse identiteitskaart of andere identiteitsbewijs afgegeven door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang vals of vervalst was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2015 tot en met 23 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (telkens) een aan een ander verstrekt reisdocument, te weten
- ( op 29 november 2015) een nationale identiteitskaart van Frankrijk met nummer [nummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] en/of
- ( op [geboortedatum] ) een nationaal paspoort van Griekenland met nummer [nummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] ter beschikking heeft gesteld van [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] , met het oogmerk dat/die reisdocument(en) door die [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] te doen gebruiken als ware het/zij aan die [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] verstrekt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de officier van justitie – kort samengevat – naar voren gebracht dat uit het dossier blijkt dat de door de gesmokkelde personen afgelegde verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door andere bevindingen in het onderzoek. Zo verbleven [gesmokkelde 1] en [gesmokkelde 5] gedurende hun verblijf in Nederland in de woning van verdachte en heeft hij hen begeleid naar Schiphol tijdens hun illegale doorreis. Ter zake van [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind kan worden vastgesteld dat zij door verdachte bij de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ondergebracht gedurende hun verblijf in Nederland. Ook treft de politie in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] afbeeldingen aan van de valse identiteitsdocumenten waarmee zij hebben geprobeerd naar Toronto te reizen en vindt de politie in zijn telefoon afbeeldingen van de visa van [gesmokkelde 1] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind, met daarop vermeld de expiratiedatum van deze visa. Tevens begeleiden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind naar vliegveld Eindhoven op de dag van hun geplande doorreis. Ten aanzien van feit 1 concludeert de officier van justitie dat kan worden bewezen dat verdachte in vereniging met anderen behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Nederland van voornoemde gesmokkelden en dat hij hiervan een beroep (of gewoonte) heeft gemaakt.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman van verdachte heeft - kort samengevat - bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd. Verdachte is zelf vluchteling en heeft tijdens zijn reis naar Nederland een hoop ellende meegemaakt. Om deze reden heeft verdachte deze – maar ook andere – mensen die hetzelfde doormaken als hij heeft meegemaakt, willen helpen. Verdachte heeft echter nooit geweten dat deze mensen illegaal in Nederland verbleven en het contact met deze mensen moet dan ook in het licht van het voorgaande worden bezien.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat alle getuigen een reden hebben om zodanig te verklaren en verdachte valselijk te beschuldigen, omdat er voor hen verblijfsrechtelijk gezien veel op het spel staat. Naast deze verklaringen is er onvoldoende overig objectief bewijs dat deze verklaringen kan ondersteunen. Ten aanzien van het gebruik en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de gesmokkelde personen heeft de raadsman nog de navolgende onder 3.3. te bespreken verweren gevoerd.
3.3.
Bewijsmiddelverweer
Door de raadsman gevoerde verweren
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – bepleit dat de verklaring afgelegd door [gesmokkelde 1] niet gebruikt kan worden voor het bewijs nu de raadsman en verdachte niet de gelegenheid hebben gehad de getuige nader over deze verklaring te bevragen. Dit is naar de mening van de raadsman een schending van artikel 6 EVRM en zou ertoe moeten leiden dat de verklaring uitgesloten wordt van het bewijs.
Voorts is de raadsman van mening dat de verklaringen afgelegd door [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] evenmin als bewijs mogen dienen. In eerste instantie zijn zij in elkaars bijzijn gehoord en dus hebben zij hun verhaal op elkaar af kunnen stemmen. Dat zij vervolgens nog eens apart zijn gehoord maakt dit niet anders. Zij waren immers al op de hoogte van elkaars verhaal.
Als laatste stelt de raadsman vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaringen
afgelegd door [gesmokkelde 5] . Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris is – nadat [gesmokkelde 5]
onder ede is gesteld – immers naar voren gekomen dat grote delen van zijn
eerdere verklaringen berusten op leugens. Er valt, aldus de raadsman, niet met zekerheid vast
te stellen of hetgeen [gesmokkelde 5] heeft verklaard op waarheid berust, zodat
de rechtbank met deze verklaring heel voorzichtig moet omgaan.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer inzake het uitsluiten van het
bewijs van de verklaring van [gesmokkelde 1] merkt de rechtbank op dat de vraag of in een
specifiek geval waarin het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend sprake is van een
schending van artikel 6 EVRM (en er dus geen sprake is van een eerlijk proces) moet worden
beoordeeld aan de hand van een aantal factoren, die zijn opgesomd in jurisprudentie van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die opsomming begint met de vraag of er een
legitieme reden is dat het ondervragingsrecht niet kon worden uitgeoefend. Gelet op de reden
dat [gesmokkelde 1] is niet nader gehoord, omdat niet bekend is waar hij zich bevindt. Dit is
een legitieme reden. Van belang is vervolgens of de niet getoetste verklaring het enige of het
beslissende bewijsmiddel is voor een bewezenverklaring en, zo ja, of er voldoende
compenserende factoren zijn geboden om het gebrek te ondervangen en te zorgen dat het
proces, in het geheel nog eerlijk is. De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende
overige bewijsmiddelen bevat die de verklaring van [gesmokkelde 1] ondersteunen zodat deze
verklaring niet beslissend is. Om deze reden is de rechtbank dan ook van oordeel dat er geen
sprake is van schending van artikel 6 EVRM door het niet nader kunnen horen van [gesmokkelde 1]
en verwerpt de rechtbank het bewijsmiddelverweer.
Met betrekking tot de verklaring van [gesmokkelde 1] en [gesmokkelde 3] is de rechtbank van oordeel
het enkele gegeven dat zij in eerste instantie gelijktijdig zijn gehoord, niet per definitie dient
te leiden tot uitsluiting van het bewijs van deze en al hun nadien afgelegde verklaringen. In
de onderhavige zaak ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de
verklaringen van deze getuigen. [gesmokkelde 1] en [gesmokkelde 3] zijn immers zowel bij de politie
als bij de rechter-commissaris ook nog afzonderlijk nader gehoord. Deze verklaringen zijn
consistent en gelijkluidend aan hun eerder afgelegde verklaring en vinden bovendien steun in
andere bewijsmiddelen. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer en zal verklaringen
van deze getuigen voor het bewijs bezigen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook het bewijsmiddelverweer ten aanzien van de
verklaring van [gesmokkelde 5] dient te worden verworpen. In zijn verklaring afgelegd ten
overstaan van de rechter-commissaris heeft [gesmokkelde 5] openheid van zaken gegeven omtrent
de delen van zijn eerdere verhoren die bestempeld kunnen worden als onjuist. Dit is gebeurd
ten overstaan van een rechter waarbij de getuige onder ede is gesteld. De rechtbank merkt op
dat de onjuistheden in zijn verklaring vooral zien op passages die nadelig zouden kunnen zijn
voor zijn asielprocedure en het derhalve valt te verklaren waarom verdachte ten aanzien van
die vragen leugenachtig heeft verklaard, zoals hij zelf ook aangeeft. Daarnaast zijn er
voldoende overige bewijsmiddelen die delen van de verklaring van [gesmokkelde 5] ondersteunen.
Gelet op al die omstandigheden acht de rechtbank daarom ook deze verklaring bruikbaar
voor het bewijs.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 1:
[gesmokkelde 1]

Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2016 (dossierparagraaf C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 1] :
V: Waar heeft u de reisagent voor het eerst gezien?
A: Hij kwam naar Duitsland om mij op te halen. Wij gingen samen naar het treinstation, en hij kocht de tickets. Daarna stapten wij in de trein. Wij stapten in ieder geval in Amsterdam uit. Toen gingen we naar zijn huis.
V: Hoe noemde je hem?
A: [alias] , maar dit is een alias.
V: Hoe stelde hij zich voor aan u?
A: Hij noemde zichzelf [verdachte] . Dit was zijn echte naam.
V: Hoe lang was u daar verbleven?
A: Een maand ongeveer.
V: De eerste keer naar de luchthaven, hoe ging dat?
A: Wij gingen per trein. Op de luchthaven gingen wij rechtstreeks naar de ticketbalie van Easyjet. Hij had mijn document daar overhandigd, het was een Frans document. Hij had een kort gesprek met de vrouw aan de balie. Toen had hij een ticket voor mij gekocht, en zei tegen mij:” Kijk hoe makkelijk het was!”. Hij betaalde voor onze tickets. Daarna gingen wij door naar de paspoortcontrole.
O: Wij verbalisanten tonen de getuige de Franse identiteitskaart op naam gesteld van [naam] voorzien van nummer [nummer] .
V: Is dit het document waar u het over heeft en waarmee u ging reizen?
A: Ja.
V: Wat was gebeurd na de ticketbalie?
A: Wij gingen eerst een rondje maken op het vliegveld. Eerst moesten wij de gate herkennen waar ik moest vliegen. Dat hebben wij gevonden. Hij gaf mij de documenten en ging zelf terug.
V: Waar was dit precies?
A: Hij had het ticket gekocht, hij gaf mij het document. Daarna hielp hij mij naar de paspoortcontrole, hij wees mij waar het was, en ging zelf weg.
V: Wat gebeurde er nadat u een treinkaart had gehad naar Ter Apel?
A: Ik werd daarna gebeld door [alias] . Hij zei dat ik de tram moest nemen, hij gaf mij een adres en zei welke halte ik moest uitstappen. Ik was toen in Zwolle, en hij kwam mij ophalen. Hij nam mij mee naar zijn huis. Dit was hetzelfde huis als waarin ik verbleef in Amsterdam.
V: Hoe lang was je deze keer gebleven?
A: 2 a 3 weken denk ik.
V: U bent dus weer naar de luchthaven gegaan?
A: Ja met de trein. Hij had volgens mij nu al van te voren de tickets gekocht.
V: Ging het deze keer hetzelfde als het vorige keer?
A: Nee dit keer had hij al een e-ticket gekocht.
V: Wat gebeurde er toen u op de luchthaven was?
A: Wij gingen weer de gate zoeken, hij legde het ticket op een apparaat, en de poort ging open. Ik ging naar binnen.
V: Wanneer kreeg je jouw reisdocument?
A: Ergens voor de poortjes kreeg ik een Grieks document van hem. Toen ik de paspoortcontrole zag aarzelde ik dat ik niet door de paspoortcontrole wilde. [alias] belde mij toen, en ik zei dat tegen hem. Ik zei ook dat ik terug wilde. [alias] bleef zeggen dat ik moest gaan.
O: Wij verbalisanten tonen de getuige een kopie van de Griekse identiteitskaart voorzien van nummer [nummer] .
V: Is dit het document waarover u verklaart en waarmee u wilde reizen?
A: Ja.
V: Wat heeft [alias] verteld wat u moest verklaren als u gepakt zou worden?
A: Ik moest over het document zeggen dat ik het zelf in Griekenland gekocht heb tegen betaling. Dat ik hem in de trein ben tegengekomen, en dat ik hem gevraagd zou hebben om mij te helpen op het vliegveld.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2016 (dossierparagraaf C17), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Onderzoek historische telecom gegevens:
Uit onderzoek naar de historische telecom gegevens was gebleken dat de simkaart in een apparaat was aangebracht met Imeinummer [Imeinummer] (Later bleek het hier te gaan om een Apple IPhone 6 plus welke bij [verdachte] in beslag was genomen). Vanaf 6 oktober 2015 tot en met 23 december 2015 werd er gebruikt gemaakt van telefoonnummer [nummer] . Vanaf 24 december 2015 tot en met 23 maart 2016 werd er met het zelfde apparaat gebruik gemaakt van telefoonnummer [nummer] .
Mensensmokkel incidenten:
Op 29 november 2015 en 21 december 2015 werd [gesmokkelde 1] tweemaal aangehouden voor het gebruik van een document welke niet op zijn naam was gesteld. [gesmokkelde 1] verklaarde gesmokkelde te zijn door [verdachte] . De bij [verdachte] in beslag genomen Apple Iphone 6 plus straalde op beide data de zendmast aan op de luchthaven Schiphol.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2016 (dossierparagraaf C27), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 29 november 2015 te 19:20 uur, werd [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol aangehouden, omdat hij opzettelijk gebruikt maakte van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. Hij maakte gebruik van een Franse identiteitskaart, op naam gesteld van [naam] . Hij wilde uitreizen naar Londen.
Op 1 december 2015 was er onderzoek gedaan naar de boekingsgegevens van de vlucht [vluchtnummer] . Hieruit was gebleken dat het ticket was gekocht aan de balie van Easyjet op Schiphol. Bij de boeking werd de volgende persoonsgegevens opgegeven:
Adres: [adres]
Emailadres: [e-mailadres]
Telefoonnummer: [nummer]

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 29 november 2015 (dossierpagina C43):
Wij verbalisanten zagen dat de identiteitskaart van Frankrijk op naam was gesteld van [naam] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2016 (dossierparagraaf C38), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 21 december 2015 werd gesmokkelde [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol aangehouden omdat hij wilde uitreizen naar London Luton met een Grieks identiteitskaart op naam van: [naam] geboren op [geboortedatum] .
Uit onderzoek naar de gegevens die waren veiliggesteld van Macbook, uniek goed nummer 01, voorzien van serienummer [nummer] , welke in beslag was genomen onder [verdachte] bleek dat er een instapkaart van Easyjet, geldig gemaakt voor de vlucht [vluchtnummer] op 21 december 2015 op naam van [naam] was aangetroffen.

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 22 december 2015 (dossierpagina C42):
De identiteitskaart van Griekenland, op naam gesteld van [naam] dient te worden aangemerkt als zijnde vervalst.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2016 (losse bijlage), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het cashpassport eindigend op nummer [nummer] stond op naam van [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat er met het cashpassport verschillende betalingen zijn gedaan.
De betaling van 21 december 2016 (
de rechtbank begrijpt 2015) aan Easyjet was voor de vlucht naar London Luton. [gesmokkelde 1] zou met deze vlucht naar Engeland reizen op 21 december 2016 (de rechtbank begrijpt 2015).

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2018, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op uw vraag of ik gebruik maak of heb gemaakt van het e-mailadres
[e-mailadres]kan ik antwoorden dat ik dit e-mailadres inderdaad heb gebruikt.
Ik ben één van de twee keer met [gesmokkelde 1] mee gegaan naar Schiphol. Wij hebben een keer bij de Easyjet balie gestaan.
[gesmokkelde 5]

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 april 2016 (dossierparagraaf C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 5] :
V: Wat is de naam van de reisagent?
A: [verdachte] .
O: Wij tonen de getuige een foto van [verdachte] .
V: Is dit hem?
A: Ja, dit is [verdachte] . Ik ging met de tram naar zijn huis.
[verdachte] is diegene die mijn geld had ontvangen. Ik heb 11.000 Euro aan [verdachte] gegeven om mij naar Canada te brengen.
V: Hoe lang was jij in die woning?
A: Misschien twee weken, of langer. Wij wachten op de documenten, wij aten en sliepen daar op zijn kosten.
V: De dag dat je vertrok, hoe was dit gegaan?
A: De volgende dag waren wij samen met de taxi naar Schiphol gegaan.
V: Welke documenten had jij toen bij je?
A: Vliegticket en de Griekse documenten die jullie eerder hadden laten zien.
V: Van wie heb jij de Griekse documenten gekregen?
A: Van [verdachte] .
V: Wanneer was dit?
A: De avond voor mijn vertrek.
V: Moest jij iets geven aan [verdachte] , zodat hij een document voor je kon regelen?
A: Een foto, hij maakte met zijn mobiel een foto van mij.
V: Was [verdachte] met jou mee geweest de luchthaven op?
A: Ja hij was Schiphol in geweest.
V: Waar was hij heen geweest?
A: Tot aan de plek waar ik mijn ticket moest scannen.
O: Wij tonen de getuige een fotokopie van een boardingpass van Amsterdam naar Toronto met Air Canada.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Deze heb ik gekregen van [verdachte] .
O: Wij tonen de getuige een fotokopie van een ticket van Cheaptickets, deze is geldig gemaakt van Amsterdam naar Toronto.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Deze heb ik gekregen van [verdachte] .

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2017 (losse bijlage), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 5] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Op de vraag wanneer ik in Nederland ben aangekomen antwoord ik dat ik de exacte datum niet meer weet. Het was ongeveer drie weken voor mijn aanhouding op 23 december 2015. Graag wil ik nog toevoegen dat [verdachte] mij instructies heeft gegeven over wat ik zou moeten zeggen als ik in Nederland zou worden aangehouden, bij mijn uitreis naar Canada. Ik zou dan moeten zeggen dat ik slechts 1 dag in Nederland was geweest en dat ik meteen asiel wilde aanvragen. Ik zou dus niet moeten zeggen dat ik in het huis van [verdachte] was verbleven.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2016 (dossierparagraaf C17), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 23 december 2015 werd gesmokkelde [gesmokkelde 5] aangehouden voor het gebruik van een niet op zijn (
de rechtbank begrijpt: naam)gesteld paspoort. [gesmokkelde 5] verklaarde gesmokkeld te zijn door [verdachte] .

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2016 (dossierparagraaf C21), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 23 december 2015 was [gesmokkelde 5] op Schiphol aangehouden. Hij maakte gebruik van een nationaal paspoort dat niet op zijn naam was gesteld. Hij wilde uitreizen naar Toronto, Canada met de vlucht [vluchtnummer] . Deze vlucht was geboekt via Cheaptickets.nl. Uit onderzoek is gebleken dat:
  • De vlucht geboekt was met een Nederlandse IP adres: [nummer] ;
  • De vlucht betaald was middels een Cashpassport, dit is een anonieme Mastercard
dat wordt afgegeven door de GWK
- Het nummer van de cashpassport [nummer] was, en geldig gemaakt tot
en met november 2019, uit veiligheidsoverwegingen konden niet alle cijfers getoond
worden.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2016 (losse bijlage), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het cashpassport eindigend op nummer [nummer] stond op naam van [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat met het cashpassport verschillende betalingen zijn gedaan.
De betaling van 21 december 2016 (
de rechtbank begrijpt 2015) aan Cheaptickets was voor de vlucht naar Toronto. [gesmokkelde 5] zou met deze vlucht naar Canada reizen op 23 december 2016 (
de rechtbank begrijpt 2015).

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2018, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[gesmokkelde 5] heeft bij mij in huis verbleven en ik ben op 23 december 2015 met hem naar Schiphol gegaan. Hij wilde Nederland verlaten.

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 23 december 2015 (dossierpagina C44):
[verbalisant] overhandigde ons een nationaal paspoort van Griekenland. Dit document werd op 23 december 2015 aangeboden door een man die in het bezit was van een instapkaart voor de vlucht [vluchtnummer] , met bestemming Toronto. Er kon worden vastgesteld dat de aangewezen persoon geen gelijkenis vertoonde met de persoon zichtbaar op de foto aangebracht in het nationaal paspoort van Griekenland.
[gesmokkelde 2] & [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 maart 2016 (dossierparagraaf C4), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 2] :
Vanaf de eerste dag dat wij in Nederland kwamen zijn wij naar Amsterdam geweest en daar zijn wij overgenomen door een reisagent. Wij zijn toen met al onze spullen in de trein gestapt en naar de stad Ede gegaan. Omdat wij een gezin waren konden wij beter naar het huis van zijn zus in Ede gaan volgens de reisagent. We zijn daar in de avond aangekomen en de volgende morgen is de reisagent weer vertrokken. Toen we daar aankwamen hadden ze daar al een kamer voor ons klaar staan. Deze kamer was op de bovenste verdieping. Er werd ons verteld dat wij onze spullen mee naar de kamer konden nemen en konden gaan uitrusten.
V: Wie bedoel je met hij?
A: [alias] . Hij was de reisagent. Dat heeft hij tegen mij verteld. Maar later zijn we erachter gekomen dat zijn naam [verdachte] is. Want zijn zus en zwager spraken hem met de naam [verdachte] aan. Ook heb ik zijn identiteitskaart gezien en daarin stond de naam [verdachte] .
In de maand dat wij in de woning zijn verbleven heeft hij 3 keer contact met ons opgenomen.
Hij stuurde ons van tijd tot tijd een foto van een paspoort waarin een foto zat die gelijkenis vertoonde met mijn dochter. Deze foto werd naar zijn zwager gestuurd en vervolgens werd mij verteld dat de foto in het paspoort op mijn dochter leek.
V: En wie bedoel je met zijn zwager?
A: Ik bedoel met de zwager [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is de eigenaar van het huis in Ede waarin wij verbleven. De naam van de zus van [verdachte] is [medeverdachte 2] . Zij is de vrouw van [medeverdachte 1] .
V: Dus [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] wisten dat jij, jouw vrouw en jouw dochter illegaal in Nederland verbleven?
A: Ja.
V: Wat was de afspraak wat jullie zouden krijgen voor die 17.000 Euro?
A: De afspraak was dat wij in Frankrijk zouden worden opgehaald, dat zij alle kosten van ons verblijf, reis en documenten van die 17.000 euro zouden betalen. Het zou niet uitmaken hoe vaak wij zouden reizen, hoeveel pogingen wij nodig hadden om in Engeland aan te komen en hoelang wij ergens moesten verblijven. Alle kosten zouden betaald worden van die 17.000 Euro. Uiteindelijk was het doel dat wij gesmokkeld zouden worden naar Engeland.
In de nacht heeft [verdachte] ons drie Griekse paspoorten gegeven en wij moesten van [verdachte] de handtekeningen uit de paspoorten proberen na te tekenen en te onthouden.
V: Wie heeft jou naar Eindhoven gebracht?
A: [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben ons samen met die rode auto van [verdachte] naar Eindhoven gebracht. Wij moesten op de luchthaven niets doen. Ze hadden thuis al de boardingcards afgedrukt. Wij moesten enkel maar naar de gate en de rest zou geregeld worden. Wij hoefden ook niet eens onze bagage af te geven. Alles werd geregeld.
V: Waar is je paspoort nu? Het paspoort waar het Franse visum in zat?
A: De reisagent had ons gezegd dat wij absoluut geen Iraanse documenten bij ons mochten hebben. Wij hebben onze documenten bij hen achter moeten laten. Zij zouden onze documenten later opsturen als wij waren aangekomen.

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 maart 2016 (dossierparagraaf C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van[gesmokkelde 3] :
V: Hoe zijn jullie in Nederland gekomen?
A: Wij zijn op woensdag 19 augustus 2015 vanuit Iran naar Frankrijk gereisd. De afspraak was dat [verdachte] ons daar zou ophalen. Uiteindelijk is niet gekomen, maar heeft hij een dag later een andere persoon gestuurd om ons naar Nederland te brengen. Omstreeks 13:00 uur vertrokken we uit Parijs en omstreeks 20:00 uur kwamen we aan in Amsterdam op het centraal station. Toen zijn wij overgedragen aan [verdachte] . [verdachte] zei vervolgens op het station dat hij ons in zijn huis wilde opvangen. Maar vervolgens zei hij ook dat het hem niet goed uit kwam omdat wij een gezin waren. Hij had al een jongen bij hem logeren. Hij stelde voor dat wij bij zijn zus in Ede Wageningen moesten gaan logeren.
V Weet je het adres in Ede ook waar jullie naartoe zijn gegaan7
A: Ja dit was [adres]
V: Wat was de afspraak die jullie van te voren hadden gemaakt?
A: De afspraak was dat wij een tijdje in het huis moesten wachten om ons vervolgens zo snel mogelijk door te kunnen sturen naar Engeland. Hij zei dat wij gewoon konden blijven zolang nodig was. Hij was op zoek naar look-a-like paspoorten waarmee wij naar Engeland zouden kunnen reizen. Dit zou volgens [verdachte] 1 maand duren.
V: Wat heeft [verdachte] tegen zijn zus en zwager verteld over jullie?
A: Zij wisten dat wij daar in afwachting van een look-a-like paspoort in dat huis verbleven. [medeverdachte 1] zei dat hij de look-a-like paspoorten moet goedkeuren want hij zou een oog hebben voor dit soort dingen.
V: Dus als ik het goed begrijp wist elke bewoner in het huis in Ede dat jullie illegaal in Nederland verbleven en op weg wilden naar Engeland?
A: Ja dat klopt. Iedereen wist ervan.
V: Waar zijn jullie naartoe gegaan toen jullie het huis in Ede verlieten?
A: wij hebben ongeveer 5 keer foto’s moeten laten maken die we vervolgens naar [verdachte] moesten sturen. Hij vergeleek deze foto’s met paspoorten die hij op dat moment in zijn handen had. Toen [verdachte] zei dat alles was geregeld zag ik dat hij Griekse paspoorten had vervalst met daarop onze foto’s.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2016 (dossierparagraaf E22), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Uit onderzoek verricht aan de telefoon van verdachte [verdachte] is het volgende gebleken:
- Een sms bericht van [naam] op 20 augustus 2015. Hierin stond: Reservering bevestigd voor Parijs – Amsterdam op donderdag 20 augustus 13.00!

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2016 (dossierparagraaf C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Door personeel van Brigade Eindhoven en personeel van het Sluisteam werden de camerabeelden van 19 september 2015 van de luchthaven Eindhoven bekeken. Hier zagen zij dat [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en [gesmokkelde 4] samen waren met een [verdachte] op de luchthaven van Eindhoven. De [verdachte] nam later afscheid en liep richting de parkeerplaats Pl op de luchthaven Eindhoven.
Onderzoek telefoon [medeverdachte 1] :
Uit onderzoek naar de gegevens welke waren aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] was gebleken dat 3 (drie) instapkaarten waren aangetroffen op naam van de vervalste documenten van [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en [gesmokkelde 4] . Ook zijn er afbeeldingen aangetroffen van de originele paspoorten en visa van [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en [gesmokkelde 4] .

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2016 (dossierparagraaf E11), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Tijdens onderzoek verricht aan de telefoon Samsung Galaxy Grand Neo Duos welke in beslag is genomen onder [medeverdachte 1] is het volgende aangetroffen:
Drie elektronische vliegtickets, geldig voor de vlucht [vluchtnummer] , van Eindhoven naar Londen Stansted op 19 september 2015. De tickets staan op naam van:
• [naam]
• [naam]
• [naam]
De voornoemde drie namen komen overeen met de namen op de Griekse reisdocumenten welke werden gebruikt door de familie [naam] op 19 september 2015.
Fotokopieën van drie nationaal paspoorten van Iran en daarbij horende Franse Schengenvisa. Deze documenten staan op naam van de familie [naam] . Ik zag dat de visa geldig waren gemaakt tot en met 9 september 2015.
Feit 2:

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 22 december 2015 (dossierparagraaf C42), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Voornoemde documenten werden op 21 december 2015 ter controle aangeboden op doorlaatpost TERMINAL 3 Vertrek te Schiphol.
Bij onderzoek aan de voornoemde nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] , zagen wij, verbalisanten, dat:
  • Deze was afgegeven op 15 december 2014 en op naam was gesteld van: [naam] geboren op [geboortedatum] ;
  • Naast en boven de thans aanwezige pasfoto snijlijnen zichtbaar waren die kennelijk zijn aangebracht bij het verwijderen van een eerder aldaar aangebrachte pasfoto;
  • Over het originele laminaat een tweede laminaat is aangebracht;
  • Bij bevragen van het geautomatiseerde Nationaal Schengen Informatie Systeem bleek dat door de autoriteiten van Griekenland melding was gemaakt van diefstal/verduistering of anderszins vermissing van een nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] .
Conclusie
Naar aanleiding van bovenstaande kon worden vastgesteld dat de thans aangebrachte pasfoto is aangebracht na verwijdering van een eerder aldaar aangebrachte pasfoto.
Derhalve dient de nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van nummer [nummer] , te worden aangemerkt als zijnde vervalst.

Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2016 (dossierparagraaf C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 1] :
V: Wanneer kreeg je jouw reisdocument?
A: Ergens voor de poortjes kreeg ik een Grieks document van [verdachte] .
O: Wij verbalisanten tonen de getuige een kopie van de Griekse identiteitskaart voorzien van nummer [nummer] .
V: Is dit het document waarover u verklaart en waarmee u wilde reizen?
A: Ja.

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 29 november 2015 (dossierparagraaf C43), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 29 november 2015 werden voornoemde documenten ter controle aangeboden aan [verbalisant] op de doorlaatpost Terminal 3 Vertrek te Schiphol.
Bij onderzoek van de voornoemde nationale identiteitskaart van Frankrijk, voorzien van het nummer [nummer] , zagen wij, verbalisanten, dat:
  • deze was afgegeven te [plaatsnaam] op [datum] , geldig was gemaakt tot [datum] en op naam was gesteld van: [naam] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • deze niet was voorzien van een gelijkende foto van de persoon aangewezen door [naam] voornoemd;
  • de vorm van de oren van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwamen met de vorm van de oren van de persoon zichtbaar op de thans aangebrachte foto;
  • de vorm van de mond van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwamen met de vorm van de mond van de persoon zichtbaar op de thans aangebrachte foto;
  • de vorm van de neus van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwamen met de vorm van de neus van de persoon zichtbaar op de thans aangebrachte foto.
Conclusie:
Naar aanleiding van bovenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, geen gelijkenis vertoonde met de persoon zichtbaar op de thans op de nationale identiteitskaart van Frankrijk, voorzien van het nummer [nummer] aangebrachte foto, en dat de gebruiker van dit document derhalve niet de rechtmatige houder van dit document is.

Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2016 (dossierparagraaf C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 1] :
V: De eerste keer naar de luchthaven, hoe ging dat?
A: Hij had mijn document daar overhandigd, het was een Frans document.
O: Wij verbalisanten tonen de getuige de Franse identiteitskaart op naam gesteld van [naam] voorzien van nummer [nummer] .
V: Is dit het document waar u het over heeft en waarmee u ging reizen?
A: Ja.

Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten d.d. 29 november 2015 (dossierparagraaf C44), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 23 december 2015 werden voornoemde documenten ter controle aangeboden aan [verbalisant] .
Bij onderzoek van het voornoemde nationaal paspoort van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] , zagen wij, verbalisanten, dat:
- dit (…) op naam was gesteld van [naam] geboren op [geboortedatum] ;
- dit NIET was voorzien van een gelijkende pasfoto van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd;
- de vorm van de ogen van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwam met de vorm van de ogen van de persoon zichtbaar op de foto;
- de vorm van de mond van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwam met de vorm van de mond van de persoon zichtbaar op de foto;
- de vorm van de oren van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwam met de vorm van de oren van de persoon zichtbaar op de foto;
- de vorm van de neus van de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, niet overeenkwam met de vorm van de neus van de persoon zichtbaar op de foto;
- door de autoriteiten van Griekenland melding was gemaakt van de diefstal of vermissing van dit nationaal paspoort van Griekenland, onder vermelding van Schengen ID nummer: [nummer] .
Conclusie:
Naar aanleiding van bovenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat de persoon aangewezen door [verbalisant] voornoemd, geen gelijkenis vertoonde met de persoon zichtbaar op de foto aangebracht in het nationaal paspoort van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] , en dat de gebruiker van dit document derhalve niet de rechtmatige houder van dit document is.

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 april 2016 (dossierparagraaf C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van [gesmokkelde 5] :
V: Van wie heb jij de Griekse documenten gekregen?
A: Van [verdachte] . Dit was de avond voor mijn vertrek.
Ik ben in de woning van [verdachte] verbleven. In Amsterdam.
3.5.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft erkend dat hij onderdak heeft geboden aan [gesmokkelde 1] , [gesmokkelde 5] , [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind, maar ontkent dat hij wetenschap had dat zij (op enig moment) illegaal in Nederland verbleven. Daarnaast ontkent verdachte dat hij hen heeft bijgestaan in hun illegale doorreis naar het Verenigd Koninkrijk en/of Canada. Verdachte zou deze mensen hebben opgevangen op verzoek van kennissen en/of goede bekenden van verdachte, die kennelijk misbruik hebben gemaakt van zijn goede bedoelingen.
De rechtbank acht deze lezing ongeloofwaardig en is van oordeel dat de door de betrokken personen afgelegde belastende verklaringen jegens verdachte voldoende steun vinden in de overige hiervoor opgesomde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de smokkel van [gesmokkelde 1] merkt de rechtbank op dat naast de verklaring van [gesmokkelde 1] zelf, het dossier een proces-verbaal bevat waaruit blijkt dat op de iPhone van verdachte op beide dagen dat [gesmokkelde 1] een uitreispoging ondernam, op Schiphol aanstraalde. Anders dan verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank daarom wel bewezen dat verdachte [gesmokkelde 1] ter zake van beide reizen naar Schiphol heeft begeleid. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte ten behoeve van die eerste reis bij de balie van Easyjet op Schiphol een vliegticket voor [gesmokkelde 1] heeft gekocht die echter reisde onder de naam [naam] . Verdachte had aldus op dat moment wetenschap van de valse identiteit van [gesmokkelde 1] , wetende dat [gesmokkelde 1] niet de Franse nationaliteit heeft. Ook is na onderzoek gebleken dat het vliegticket voor de reis op 21 december 2015 is betaald met een cashpassport op naam van verdachte, is de instapkaart van [gesmokkelde 1] ten behoeve van zijn voorgenomen reis op 21 december 2015 aangetroffen op de Macbook van verdachte en zijn de adresgegevens en het e-mailadres van verdachte opgegeven bij de contactgegevens van de boeking van het vliegticket.
Ook met betrekking tot de uitreispoging van [gesmokkelde 5] is gebleken dat het vliegticket is aangekocht met het cashpassport op naam van verdachte. Verdachtes verklaring dat alle tickets door andere in zijn woning verblijvende personen met gebruikmaking van onder meer zijn laptop zijn aangeschaft acht de rechtbank gelet op voorgaande niet geloofwaardig en de rechtbank gaat er dan ook van uit dat het verdachte is geweest, zoals de getuigen ook hebben verklaard, die alle tickets heeft aangeschaft.
Met betrekking tot de uitreispoging van [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind blijkt uit het dossier dat verdachte het gezin voor langere tijd heeft ondergebracht bij zijn zus en zwager, die beiden zijn aangemerkt als medeverdachten. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn verschillende afbeeldingen aangetroffen. Dit betreffen afbeeldingen van zowel de originele Iraanse paspoorten als de bijbehorende visa van het gezin, met daarop vermeld de geldigheidsduur van deze visa, alsmede afbeeldingen van de instapkaarten van het gezin op naam van de look-a-like paspoorten die door hen zijn gebruikt ten behoeve van hun illegale doorreis. Dit past bij de verklaring van [gesmokkelde 2] dat verdachte foto’s van eventuele look-a-like paspoorten naar medeverdachte [medeverdachte 1] stuurde zodat hij deze kon vergelijken met het uiterlijk van [gesmokkelde 2] , [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande van uit dat verdachte en zijn medeverdachten wel degelijk op de hoogte waren van de geldigheidsduur van de visa, hun ware identiteit en dat ten behoeve van de uitreis vanuit Eindhoven verdachte look-a-like paspoorten en bijbehorende vliegtickets heeft verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot dit incident sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen.
Nu het gaat om vier uitreisincidenten waarbij vijf personen betrokken zijn geweest, is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van mensensmokkel.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 te Schiphol en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Zwolle en/of Ede en/of (elders in) Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een of meer anderen,
te weten een persoon genaamd of althans zich noemende
[gesmokkelde 1] en
[gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarige kind en
[gesmokkelde 5]
behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of diens mededaders
- contact gehad met [gesmokkelde 1] en
- die [gesmokkelde 1] te Duitsland opgehaald en die [gesmokkelde 1] van een treinticket voorzien en vervolgens die [gesmokkelde 1] naar een woonadres in Nederland begeleid en
- vervolgens die [gesmokkelde 1] van een tijdelijk woonadres voorzien en aldaar enige tijdlaten verblijven en
- die [gesmokkelde 1] naar Schiphol gebracht/begeleid en
- die [gesmokkelde 1] van een Franse identiteitskaart op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] voorzien en
- een vliegticket van Easyjet aangeschaft en
- die [gesmokkelde 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Londen en op naam gesteld van [naam] ) gegeven en
- die [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en
- aan die [gesmokkelde 1] instructies en aanwijzingen gegeven en
- die [gesmokkelde 1] in Zwolle, opgehaald en vervolgens die [gesmokkelde 1] opnieuw naar een woonadres in Nederland vervoerd/begeleid en
- die [gesmokkelde 1] van tijdelijke woonruimte/slaapgelegenheid voorzien en
- die [gesmokkelde 1] naar Schiphol gebracht en
- een vliegticket van Easyjet (op naam gesteld van [naam] ) aangeschaft en
- die [gesmokkelde 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Verenigd Koninkrijk) gegeven en
- die [gesmokkelde 1] van een vervalste Griekse identiteitskaart op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] voorzien en
- die [gesmokkelde 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en
- aan die [gesmokkelde 1] (nadere) instructies en aanwijzingen gegeven,
en
- contact onderhouden met die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en
- die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind vervoerd en
- die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind van (tijdelijke) woonruimte voorzien (te Ede) en
- vliegtickets met als bestemming Verenigd Koninkrijk voor die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind aangeschaft en deze aan voornoemde personen gegeven en
- die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind van vervalste Griekse identiteitsdocumenten voorzien en
- die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] en hun minderjarig kind naar de luchthaven van Eindhoven gebracht en/of (aldaar) op de luchthaven begeleid- die [gesmokkelde 2] en [gesmokkelde 3] (nadere) instructies en aanwijzingen gegeven,
en
- contact onderhouden met die [gesmokkelde 5] en
- die [gesmokkelde 5] van (tijdelijke) woonruimte voorzien en aldaar enige tijd laten verblijven en
- die [gesmokkelde 5] van een vliegticket voorzien en
- die [gesmokkelde 5] van een Grieks identiteitsdocument voorzien en
- die [gesmokkelde 5] naar de luchthaven Schiphol begeleid en
- die [gesmokkelde 5] (nadere) instructies en aanwijzingen gegeven
terwijl verdachte, en/of diens mededaders telkens wist(en) dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
terwijl verdachte, van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep of gewoonte maakt.
feit 2
hij op 21 december 2015 te Schiphol,
een reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden heeft gehad, te weten een nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer] , op naam gesteld van [naam] , geboren op [geboortedatum] waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was;
en
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2015 tot en met 23 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, (telkens) een aan een ander verstrekt reisdocument, te weten
- ( op 29 november 2015) een nationale identiteitskaart van Frankrijk met nummer [nummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] en
- ( op 22 december 2015) een nationaal paspoort van Griekenland met nummer [nummer] , op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum]
ter beschikking heeft gesteld van [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] , met het oogmerk die reisdocumenten door die [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] te doen gebruiken als ware zij aan die [gesmokkelde 1] respectievelijk [gesmokkelde 5] verstrekt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een
beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd,
en
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een
beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Feit 2: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet
vermoeden, dat het vals of vervalst is,
en
een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking stellen van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de feiten verzoekt de raadsman bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het gegeven dat het al een ouder feit betreft. Wat betreft de voorlopige hechtenis heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, omdat daarvoor juridisch geen enkele reden toe is en de persoonlijke belangen die destijds tot een schorsing hebben geleid onveranderd zijn gebleven.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is (deels met anderen) tegen betaling behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang tot Nederland en/of de wederrechtelijke uitreispogingen naar het Verenigd Koninkrijk en Canada van een vijftal personen gedurende vier uitreispogingen. Verdachte heeft hierbij onder meer zorg gedragen voor het verkrijgen van valse- dan wel look-a-like paspoorten, hij heeft de vliegtickets geregeld en de personen begeleid naar het vliegveld en hen instructies gegeven wat te verklaren in het geval zij zouden worden gepakt door de douane.
Mensensmokkel doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale binnenkomst en doorreis naar de landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en de landen die zijn toegetreden tot het Protocol inzake mensensmokkel van migranten. Mensensmokkel draagt ook bij aan de instandhouding van een illegaal circuit waarin financieel voordeel wordt getrokken van kwetsbare mensen die aanzienlijke bedragen betalen en grote risico’s lopen tijdens hun reis, terwijl het maatschappelijk draagvlak om asielzoekers waaronder politieke vluchtelingen ruimhartig op te vangen daardoor wordt ondermijnd. Op een dergelijk feit kan slechts gereageerd worden met een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 september 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland ter zake van een strafbaar feit onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hoeveelheid gesmokkelde personen en het aantal uitreispogingen, de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is door de rechtbank geschorst. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit veroordelend vonnis meebrengt dat aan de schorsing van de voorlopige hechtenis een einde moet komen. De rechtbank overweegt in dit verband dat de enkele veroordeling van verdachte daartoe niet voldoende is. Beoordeeld moet worden of sprake is van enig redelijk doel bij het opnieuw in voorlopige hechtenis nemen van verdachte. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Gesteld noch gebleken is dat verdachte in de periode dat zijn voorlopige hechtenis geschorst was zich niet heeft gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden. Hieruit leidt de rechtbank af dat het recidivegevaar kennelijk in de afgelopen periode voldoende kon worden ingeperkt door de aan hem gestelde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank ziet niet in dat dit na het veroordelend vonnis anders zal zijn, zodat de rechtbank de vordering van de officier van justitie om het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, afwijst.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
10 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [naam]
11 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [naam]
11 1.00 STK Creditcard
RABOBANK [nummer]
onv [naam]
12 1.00 STK Paspoort
IRAN [nummer]
onv [naam]
12 1.00 STK Creditcard
[nummer]
13 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
met foto. onv [naam]
14 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
met foto, onv [naam]
15 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
zonder foto, onv [naam]
16 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
zonder foto, onv [naam]
dienen te worden teruggegeven aan de uitgevende instanties.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 197a, 231 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENTWINTIG [24] MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
10 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [naam]
11 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [naam]
11 1.00 STK Creditcard
RABOBANK [nummer]
onv [naam]
12 1.00 STK Paspoort
IRAN [nummer]
onv [naam]
12 1.00 STK Creditcard
[nummer]
13 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
met foto. onv [naam]
14 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
met foto, onv [naam]
15 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
zonder foto, onv [naam]
16 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer]
zonder foto, onv [naam]
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. E.M. ten Bos en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2018.
mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.