ECLI:NL:RBNHO:2018:9645
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging voor opname van minderjarige zonder toestemming van beide ouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van een minderjarige in een psychiatrisch ziekenhuis. De minderjarige, hierna aangeduid als betrokkene, heeft twee gezaghebbende ouders, waarvan één ouder een onbekende woonplaats heeft en derhalve geen toestemming kan geven voor de opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de instemming van de andere ouder en het kind zelf voldoende is om de opname te kunnen realiseren zonder dat er een rechterlijke machtiging nodig is.
De procedure begon met een verzoek van de officier van justitie, ingediend op 3 oktober 2018, waarin werd verzocht om een voorlopige machtiging voor de opname van betrokkene. Tijdens de zitting op 29 oktober 2018 zijn verschillende personen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de gevaren die betrokkene met zich meebrengt, zowel voor zichzelf als voor anderen, en heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een posttraumatische stressstoornis met dissociatieve klachten.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de vader van betrokkene onvindbaar is en zijn gezag is geschorst, de moeder van betrokkene alleen het gezag uitoefent. Aangezien zowel betrokkene als haar moeder instemmen met de opname, concludeerde de rechtbank dat een machtiging op grond van de Wet Bopz niet vereist is. Het verzoek tot voorlopige machtiging werd daarom afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter A. Stefels, met M. van Wattum als griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 6 november 2018.