ECLI:NL:RBNHO:2018:9431

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
15/760005-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Vrijwillige terugtred bij poging overval met nepwapen

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 10 februari 2018 samen met een ander een poging heeft gedaan tot diefstal met geweld in een sigarenmagazijn. De verdachte, geboren in Amsterdam en verblijvende in een instelling, heeft zich schuldig gemaakt aan het betreden van het sigarenmagazijn met gezichtsbedekking en een nepvuurwapen. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.D. Groenewoud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader een plan hadden gemaakt om het sigarenmagazijn te overvallen, maar dat zij, na binnenkomst, hebben besloten om de overval niet door te zetten. Dit spontane besluit leidde tot de conclusie dat er sprake was van vrijwillige terugtred, zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de poging tot overval niet is voltooid en heeft de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen. De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat de verdachte een nepvuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met een voorwaardelijk deel van 15 dagen jeugddetentie, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/760005-18
Uitspraakdatum: 1 november 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 oktober 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
ingeschreven in de basisregistratie personen te [adres] ,
verblijvende bij de [naam instelling] te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.D. Groenewoud, advocaat te Nieuw-Vennep, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane wijzigingen van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) Shisha-pen(nen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of Sigarenmagazijn [naam winkel] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat voorgenomen misdrijf / deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , te plegen met het oogmerk om die/dat voorgenomen diefstal/misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met gezichtsbedekking (te weten: een pet en/of capuchon en/of shirt/sjaal voor de mond) voornoemd Sigarenmagazijn heeft/hebben betreden, en/of
- met een (al dan niet zichtba(a)r(e)) ploertendoder en/of op een echt gelijkend vuurwapen (in de hand) voornoemd Sigarenmagazijn heeft/hebben betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te Haarlem, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, resp. artikel(s) 312 jo 45/47 cq. 317 jo 45/47 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten:
- een fiets, en/of
- hoofd-/gezichtsbedekkende en/of verhullende en/of vermommende kleding, en/of
- een (op een echt gelijkend) (nep)vuurwapen, en/of
- een schroevendraaier, en/of
- een ploertendoder,
welk(e) goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te gemeente Haarlem een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nepvuurwapen (art 3 onder a regeling wet wapens munitie), gedragen en/of voorhanden gehad.

2.Voorvragen

In de dagvaarding zoals die aan verdachte is betekend, is aan verdachte onder 1. – samengevat – tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld, in vereniging gepleegd.
Voorafgaand aan de zitting heeft de officier van justitie de rechtbank, verdachte en zijn raadsvrouw een wijziging tenlastelegging doen toekomen die eruit bestaat dat feit 1 een primaire en subsidiaire variant heeft gekregen, poging c.q. voorbereidingshandelingen. Ter terechtzitting is op vordering van de officier van justitie een wijziging van de tenlastelegging toegestaan die tot gevolg heeft gehad dat de tenlastelegging met een primaire subsidiaire variant is vervangen door een “EN/OF” variant .
In raadkamer, bij nadere bestudering van deze wijziging, is de rechtbank tot de volgende beoordeling gekomen. Door het woord “EN” worden de poging diefstal en de voorbereiding van de diefstal/afpersing cumulatief ten laste gelegd. Echter, uit de feitelijke omschrijving van de poging en de voorbereiding in de tenlastelegging blijkt dat sprake is van een zodanige samenhang in de gedragingen, dat de rechtbank in het onderhavige geval bij een bewezenverklaring van een poging tot diefstal met geweld, niet ook tot een bewezenverklaring van de voorbereiding van datzelfde delict, dan wel de afpersing kan komen zonder dat sprake is van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De dagvaarding zal voor dit onderdeel dan ook nietig worden verklaard (partiële nietigheid). Een en ander is niet van toepassing ten aanzien van het woord “OF” (alternatief), hiervoor acht de rechtbank de wijziging dan ook, ook bij nadere bestudering, toelaatbaar.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het eerste alternatief ten laste gelegde feit (poging tot diefstal met bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd) op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 10 februari 2018 (dossierpagina’s 28-30).
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlage door verbalisant [naam] d.d. 29 maart 2018 (dossierpagina’s 38-42).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 10 februari 2018 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om Shisha-pennen, die toebehoorden aan [benadeelde] en/of Sigarenmagazijn [naam winkel] weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat voorgenomen misdrijf / deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die El Wahy, te plegen met het oogmerk om die/dat voorgenomen diefstal/misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en zijn mededader:
- met gezichtsbedekking voornoemd Sigarenmagazijn en
- met een ploertendoder en op een echt gelijkend vuurwapen voornoemd Sigarenmagazijn hebben betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op 10 februari 2018 te Haarlem een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nepvuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van feit 1De raadsvrouw heeft zich beroepen op de vrijwillige terugtred van verdachte als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Zij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat het plan om het Sigarenmagazijn te overvallen niet verder is uitgevoerd, omdat de verdachte, toen hij eenmaal met de medeverdachte in het Sigarenmagazijn was, het geen goed plan meer vond en het besluit heeft genomen om niet verder te gaan en weg te gaan. Tijdens het psychologisch onderzoek heeft verdachte verklaard dat hij zelfs al op een eerder moment had willen stoppen. Dientengevolge kan het feit niet gekwalificeerd worden en dient verdachte van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
De officier van justitie heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het betoog van de raadsvrouw en acht vrijwillige terugtred ten aanzien van de onder 1. eerste alternatief ten laste gelegde poging tot diefstal voldoende aannemelijk.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 46b Sr bepaalt dat poging of voorbereiding niet bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, de zogenaamde vrijwillige terugtred. Daartoe is voldoende dat bedoelde omstandigheden aannemelijk zijn geworden. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op vrijwillige terugtred het volgende.
Bewezenverklaard is dat de verdachte heeft geprobeerd samen met een ander het Sigarenmagazijn [naam winkel] te overvallen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachten samen het plan hebben gemaakt om een overval te plegen. Zij hebben zich vervolgens voorzien van donkere kleding en gezichtsbedekking. Met een ploertendoder en een neppistool (en een schroevendraaier) op zak zijn de twee jongens naar het Sigarenmagazijn gefietst. Aldus handelend hebben zij een begin van uitvoering gegeven aan hun plan. Vrijwel direct na binnenkomst in de winkel – nog zonder iets gezegd of gedaan te hebben – besluiten ze om de overval niet door te zetten en verlaten ze het sigarenmagazijn. Verdachte heeft verklaard dat hij besefte dat hij de overval niet meer wilde plegen en dat hij vervolgens, samen met de medeverdachte, naar buiten is gelopen. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van aangever [benadeelde] en getuige [naam] , die verklaren dat de verdachten maar heel kort in de winkel zijn geweest.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bij een poging is gebleven en dat de oorzaak van het niet voltooien van het misdrijf, in ieder geval in overwegende mate, het gevolg is geweest van een spontaan genomen besluit van verdachte en daarmee is gelegen in van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheden. Het voorgaande betekent dat het beroep op vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Sr slaagt. Derhalve kan het bewezen verklaarde feit niet worden gekwalificeerd en dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een bewezenverklaring van de poging tot overval van het Sigarenmagazijn met zich brengt dat de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor hetzelfde feit niet meer beoordeeld kunnen worden. Voorbereiding gaat immers aan de poging vooraf. Derhalve kan in de onderhavige casus of de poging, met uitsluiting van de voorbereidingshandelingen, of de voorbereidingshandelingen met uitsluiting van de poging, bewezen worden verklaard. Dat de officier van justitie de voorbereidingshandelingen bij verdachte in de ‘of’ variant ten laste heeft gelegd, maakt dat oordeel niet anders.
Ten aanzien van feit 2
Het bewezenverklaarde onder 2. levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde onder 2. zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte bij het onder 2. tenlastegelegde uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte, ter zake van de onder 1. ten laste gelegde voorbereidingshandelingen en het onder 2. ten laste gelegde verboden wapenbezit, te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het onder 2. tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat een aanvullende straf voor verdachte niet meer op zijn plaats is.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een nepvuurwapen voorhanden gehad. Een dergelijk wapen kan gebruikt worden voor afdreiging en alleen al het tonen van een dergelijk wapen kan tot grote angst leiden bij diegenen die ermee geconfronteerd worden. Gelet op de verklaring van verdachte had hij het wapen ook meegenomen om de eigenaar van het sigarenmagazijn te kunnen laten schrikken en hem weg te jagen wanneer dat nodig zou zijn geweest.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het Psychologisch Pro Justitia Rapport van drs. [naam] , gedateerd 19 april 2018;
- de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming van 12, 20 en 26 februari 2018 en 10 oktober 2018.
Verdachte heeft veel consequenties ervaren naar aanleiding van hetgeen zich op 10 februari 2018 heeft afgespeeld. Zijn vrijheid is fors ingeperkt geweest doordat hij bijna drie weken heeft vastgezeten in een justitiële jeugdinrichting en een periode onder elektronisch toezicht heeft gestaan door middel van een enkelband. Hij heeft inmiddels een positieve ontwikkeling laten zien, waardoor het recidiverisico thans als laag wordt ingeschat, daar waar het aanvankelijk hoog was. Hij heeft zich in de schorsingsperiode goed gehouden aan de afspraken met de jeugdreclassering.
Verdachte is op 23 augustus 2018 middels een civielrechtelijke machtiging van de kinderrechter op de [naam instelling] geplaatst en is tevens voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de gezinsmanager verdachte ondersteunen bij het voortzetten van deze positieve lijn en hem helpen zich voor te bereiden op zijn meerderjarigheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het feit gepleegd door first offenders.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- (tweeduizend euro) ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
77a, 77g, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht;
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezen verklaarde onder 1. geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat het onder 2. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
30 (dertig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. M.M. van Weely en mr. R. van der Heijden, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.M. Verberne,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2018.
mr. M.M. van Weely is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.