ECLI:NL:RBNHO:2018:9383
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen van poging tot uitvoer van 143 kilogram MDMA door gebrek aan bewijs en niet kunnen ondervragen van medeverdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot uitvoer van 143 kilogram MDMA. De medeverdachte was overleden, waardoor de verdediging niet in staat was om deze persoon te ondervragen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de medeverdachte, gezien de Vidgen-uitspraak, uitgesloten moesten worden van het bewijs. De rechtbank oordeelde dat het steunbewijs dat door de officier van justitie was aangedragen, niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot uitvoer van drugs te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachte niet als bewijs konden dienen, omdat de verdediging niet in staat was om deze te toetsen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen, wat leidde tot zijn vrijspraak. De rechtbank benadrukte het belang van het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten.