ECLI:NL:RBNHO:2018:9369

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
15/870955-18 en 10/149072-15 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot woninginbraak met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met drie anderen medeplichtig was aan een poging tot woninginbraak. De verdachte is geboren op een onbekende datum en is thans gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie, Rotterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Kubbinga, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.M.J.H. Coumans. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het klimmen over een schutting en het breken van een schuifdeur, waarbij geweld werd gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het primair ten laste gelegde feit, maar erkende dat de subsidiaire medeplichtigheid wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden, maar dat de medeplichtigheid aan de poging tot diefstal wel bewezen was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870955-18 en 10/149072-15 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 26 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie, Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 07 oktober 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
ter uitvoering van liet door verdachte en/of zijn mededaderfs) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met liet oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [getuige] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goeder(en), in elk geval enig goed, onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning
is toegereden in een auto en/of
- over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
- de schuifdeur/-pui van voornoemde woning heeft/hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- een (hard houten) tuinstoel dreigend in de lucht werd gehouden in de richting van die [aangever] en/of (vervolgens) tegen die [aangever] werd geslagen/gegooid, althans in de richting van die [aangever] werd geslagen/gegooid;
SUBSIDIAIR:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 07 oktober 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door genoemde personen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [getuige] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goeder(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
- de schuifdeur/-pui van voornoemde woning heeft/hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- een (hard houten) tuinstoel dreigend in de lucht werd gehouden in de richting van die [aangever] en/of (vervolgens) tegen die [aangever] werd geslagen/gegooid, althans in de richting van die [aangever] werd geslagen/gegooid, bij en/of tot liet plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 07 oktober 2017 te Rotterdam en/of Leiden en/of Nieuw-Vennep, gemeente
Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- genoemde personen te vervoeren in zijn/een personenauto van Rotterdam en/of
Leiden naar Nieuw-Vennep en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- genoemde personen (na de poging overval) wederom in genoemde auto te vervoeren van Nieuw-Vennep naar Leiden en/of Rotterdam;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het aan verdachte onder primair ten laste gelegde feit bepleit. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan – aldus de raadsman – wettig en overtuigend bewezen worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primairMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden subsidiair feit
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2018 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik heb de auto bestuurd. Aan mij is alleen gevraagd of ik wilde autorijden, verder wist ik er niets van.
Een proces-verbaal van aangifte, afgelegd op 7 oktober 2017 door aangever [aangever] (pagina 48 e.v.) ten overstaan van verbalisant [verbalisant] .
Een proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige] , afgelegd op 7 oktober 2017 ten overstaan van verbalisant [verbalisant] (pagina 52. e.v.)
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op 07 oktober 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door genoemde personen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres] , weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever] en/of [getuige] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goeder(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
- over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
- de schuifdeur/-pui van voornoemde woning heeft/hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 07 oktober 2017 te Rotterdam en/of Leiden en/of Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- genoemde personen te vervoeren in een personenauto van Rotterdam en/of
Leiden naar Nieuw-Vennep en
- op de uitkijk te staan en
- genoemde personen (na de poging overval) wederom in genoemde auto te vervoeren van Nieuw-Vennep naar Leiden en/of Rotterdam;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit (subsidiair)

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie
hoofdelijke toewijzing van € 1.000,00 wegens geleden immateriële schade en € 25,00 wegens geleden materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van € 500,00 wegens geleden immateriële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzocht deze af te wijzen nu zij de toewijzing van deze schade bij de vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft verzocht.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging – wegens overtreding van de algemene voorwaarden - van het vonnis van politierechter van 1 mei 2017 (parketnummer 10/149072-15) heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman verzocht de eis te matigen en meer aansluiting te zoeken bij de LOVS-richtlijnen. De raadsman merkt op dat hij in de eis van de officier van justitie niet het verschil tussen onderhavige medeplichtigheid en het medeplegen bij de medeverdachten terugziet. De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen en hierbij rekening te houden met het feit dat zich het geval als bedoeld in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering voordoet. De raadsman verzoekt dan ook de voorlopige hechtenis op te heffen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij is de raadsman van mening dat cliënt daarvoor niet aansprakelijk is en dat het immateriële deel van de gevorderde schadevergoeding niet onderbouwd is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van een poging tot woninginbraak. Verdachte en zijn mededaders hebben hiermee geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. De benadeelden hebben door het handelen van verdachte en zijn mededaders materiële schade en hinder ondervonden. Voorts is een woning bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door hun handelen hebben verdachte en zijn mededaders inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat dit nare strafbare feiten zijn waarbij verdachte op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de impact die dit op de slachtoffers heeft gehad. Over de gevolgen voor hem heeft benadeelde partij [benadeelde partij 1] verklaard ter terechtzitting. Zo heeft hij verklaard dat hij en zijn vrouw zijn aangetast in hun gevoel van veiligheid.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsdelict is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport 4 oktober 2018 van
[reclasseringswerker] ,als reclasseringswerker verbonden aan
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
Uit voornoemd rapport blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge kalenderleeftijd, reeds een uitgebreide justitiële documentatie heeft. Zo heeft verdachte reeds een ISD-traject doorlopen, maar dit lijkt niet te hebben geleid tot een gedragsverandering bij hem. Mogelijk dragen de beperkte cognitieve vermogens alsmede de (criminele) sociale omgeving en een geringe impulscontrole van verdachte bij aan het delictgedrag, maar recente diagnostiek ontbreekt. Verdachte lijkt wel te willen veranderen, maar het lukt hem niet om te persisteren in een positieve verandering. Hij valt terug in “snel geld verdienen” en lijkt moeilijk stuurbaar. Verdachte heeft in het verleden meerdere begeleidingstrajecten laten mislukken. Wanneer verdachte voor onderhavige feiten wordt veroordeeld, dan is hij gerecidiveerd binnen zijn proeftijd. Verdachte lijkt niet te reageren op begeleiding en/of behandeling, maar lijkt dit wel nodig te hebben. Gezien het voorgaande wordt opnieuw een toezicht geïndiceerd. De kans op onttrekking aan voorwaarden wordt echter als zeer hoog ingeschat.
Ondanks de jeugdige leeftijd, zijn beperkte handelingsvaardigheden en de verstandelijke beperking van verdachte, zijn er meer argumenten die pleiten voor de toepassing van het volwassenstrafrecht, zoals de onmogelijkheid van pedagogische beïnvloeding zoals is gebleken uit de verstoorde gezinssituatie en de tot op heden ontoereikend gebleken (jeugd)hulpverlening en contra-indicaties zoals de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en de pro-criminele levensstijl. Geadviseerd wordt dan ook het commune strafrecht (volwassenstrafrecht) toe te passen.
Voors wordt – bij een veroordeling - een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank acht het, ondanks het advies van de reclassering, niet opportuun opnieuw aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.900,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 100,00 voor de schade aan een tuinstoel en
€ 1.800,00 immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 100,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot diefstal uit een woning door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.900,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 100,00 voor de schade aan een tuinstoel en € 1.800,00 immateriële schade.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van
€ 250,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade aan de tuinstoel niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de vordering tot vergoeding van deze schade is toegewezen aan benadeelde partij [benadeelde partij 1] .
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot diefstal uit een woning door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 1 mei 2017 in de zaak met parketnummer 10/149072-15 heeft de politierechter te Dordrecht verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 19 mei 2017 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 16 mei 2017 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 48, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 850,00, bestaande uit € 100,00 als vergoeding voor de materiële en € 750,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
17 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 250,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige (immateriële) niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst de gevorderde materiele schade af.
schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
5 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tot ten uitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/149072-15 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht d.d. 1 mei 2017.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Boes, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2018.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.