ECLI:NL:RBNHO:2018:9364

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
15/870642-18 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woningoverval met geweld door meerdere personen

Op 26 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met drie anderen heeft geprobeerd een woning te overvallen. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot woningoverval op 7 oktober 2017 in Nieuw-Vennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 12 oktober 2018 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het onderdeel 'geweld'. De rechtbank oordeelde dat het geweld, in de vorm van het gooien van een tuinstoel naar de aangever, gericht was op het vergemakkelijken van de vlucht en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor zowel materiële als immateriële schade, met een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870642-18 (P)
Uitspraakdatum: 26 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie, Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 oktober 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [getuige]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goeder(en), in elk geval enig goed, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning
is toegereden in een auto en/of
- over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
- de schuifdeur/-pui van voornoemde woning heeft/hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond dat
- een (hard houten) tuinstoel dreigend in de lucht werd gehouden in de richting van die [aangever] en/of (vervolgens) tegen die [aangever] werd geslagen/gegooid, althans in de richting van die [aangever] werd geslagen/gegooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan een poging van een diefstal met braak en inklimming uit een woning. De raadsman heeft echter bepleit dat cliënt ten aanzien van het bestanddeel ‘geweld’ partieel dient te worden vrijgesproken nu het gebruikte geweld – het gooien van een tuinstoel – niet gericht is op het vergemakkelijken van de diefstal. Cliënt en diens medeverdachten zijn immers enkel naar de woning van aangevers gegaan met als doel een diefstal (inbraak) zonder geweld.
Voorts heeft de raadsman bepleit cliënt vrij te spreken van het hem ten laste gelegde medeplegen nu voor de kwalificatie van een “tezamen en in vereniging” onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2018 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
We gingen inbreken en hebben ook geprobeerd in te breken. Ik heb de stoel gegooid om weg te komen. Ik weet niet of ik aangever heb geraakt. Ik gooi de stoel, draai me om en ren weg. Ik klom over de schutting en keek rustig rond met de bedoeling in te kunnen breken.
Een proces-verbaal van aangifte, afgelegd op 7 oktober 2017 door aangever [aangever] (pagina 48 e.v.) ten overstaan van verbalisant [verbalisant] .
Een proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige] , afgelegd op 7 oktober 2017 ten overstaan van verbalisant [verbalisant] (pagina 52. e.v.)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte[verdachte] , afgelegd op 3 september 2018 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (los opgenomen)
3.3.2
Bewijsmotivering
De raadsman van verdachte heeft partiële vrijspraak bepleit van het onderdeel ‘geweld’. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat het onderdeel ‘geweld’ wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het onderliggende strafdossier, met name uit de ter terechtzitting getoonde bewakingsbeelden, blijkt immers dat verdachte degene is die, op het moment dat aangever naar buiten komt lopen, een stoel pakt en deze gericht naar aangever gooit. De rechtbank kan niet anders oordelen dan dat dit geweld is gericht op het vergemakkelijken van de vlucht, zoals verdachte ter zitting ook heeft verklaard. Het feit dat verdachte wellicht niet met de intentie om geweld toe te passen naar de woning van aangever is toegegaan, doet hieraan niets af.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 07 oktober 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders
)voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen [adres] , weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever] en/of [getuige] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en die weg te nemen geld en/of goederen, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
- met een of meer van zijn mededader(s), naar voornoemde woning is toegereden in een auto en
- over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
- de schuifdeur/-pui van voornoemde woning heeft/hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat
- een hard houten tuinstoel dreigend in de lucht werd gehouden in de richting van die [aangever] en/of (vervolgens) tegen die [aangever] werd gegooid, althans in de richting van die [aangever] werd geslagen/gegooid;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie
hoofdelijke toewijzing van € 1.000,00 wegens geleden immateriële schade en € 25,00 wegens geleden materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van € 500,00 wegens geleden immateriële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzocht deze af te wijzen nu zij de toewijzing van deze schade bij de vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft verzocht.
6.2
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de op te leggen straf – in geval van een veroordeling – heeft de raadsman bepleit rekening te houden met het feit dat er sprake is van een poging. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van cliënt. Cliënt functioneert op een zwakbegaafd tot beneden gemiddeld niveau. Hij heeft zich na het incident ingeschreven op school. Daarnaast heeft hij een arbeidscontract ondertekend. Ook heeft hij een excuusbrief aan de slachtoffers geschreven. Cliënt heeft spijt van zijn handelen. De reeds lange periode in voorarrest heeft hem veranderd. De feiten op het strafblad van cliënt zijn oud en gepleegd tijdens zijn minderjarigheid. De raadsman verzoekt de rechtbank dit in positieve zin te laten meewegen in de bepaling van de strafmaat.
Met betrekking tot de op te leggen straf heeft de raadsman bepleit een straf te bepalen die
gelijk is aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel. Tot slot heeft de raadsman opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht nu zich voordoet het geval als bedoeld in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering.
In geval van een veroordeling acht de raadsman het redelijk dat de gevraagde materiële schadevergoeding van € 100,-- ter zake de waardevermindering van de stoel hoofdelijk wordt opgelegd. Voor wat betreft de gevraagde immateriële schadevergoeding is de raadsman van mening dat – hoewel een onderbouwing van de psychische schade ontbreekt – toewijzing van een redelijk bedrag wegens vrees sinds het voorval in de rede ligt.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot woningoverval. Verdachte en zijn mededaders hebben hiermee geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. De benadeelden hebben door het handelen van verdachte en zijn mededaders materiële schade en hinder ondervonden. Voorts is een woning bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door hun handelen hebben verdachte en zijn mededaders inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat dit nare strafbare feiten zijn waarbij verdachte op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de impact die dit op de slachtoffers heeft gehad. Over de gevolgen voor hem heeft benadeelde partij [benadeelde partij 1] verklaard ter terechtzitting. Zo heeft hij verklaard dat hij en zijn vrouw zijn aangetast in hun gevoel van veiligheid.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, 26 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict is verorodeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 augustus 2018 van
[reclasseringswerker]als reclasseringswerkster verbonden aan
Reclassering Nederland.
- Het psychologisch rapport, opgesteld door drs. M.E. de Wit, GZ-psycholoog en drs. D.E.M. van Dijk, psycholoog NIP en gedateerd 16 juli 2018;
Uit voornoemd rapportages blijkt dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt om tot enig advies te komen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.900,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 100,00 voor de schade aan een tuinstoel en
€ 1.800,00 immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 100,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot woningoverval middels braak, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.900,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 100,00 voor de schade aan een tuinstoel en € 1.800,00 immateriële schade.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van
€ 250,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade aan de tuinstoel niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de vordering tot vergoeding van deze schade is toegewezen aan benadeelde partij [benadeelde partij 1] .
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot woningoverval middels braak, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 850,00, bestaande uit € 100,00 als vergoeding voor de materiële en € 750,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
17 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 250,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige (immateriële) niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst de gevorderde materiele schade af.
schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
5 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Boes, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2018.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.