ECLI:NL:RBNHO:2018:9300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
6249398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Los Angeles naar Amsterdam met een tussenstop in Londen op 16 februari 2017. Door extreme weersomstandigheden arriveerde de vlucht 19 minuten later dan gepland in Londen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waar zij geen invloed op had. De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat British Airways gehouden was de passagiers te compenseren voor de vertraging en wees de vordering tot betaling van € 690,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechter verwierp ook de verweren van British Airways met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6249398 \ CV EXPL 17-7434
Uitspraakdatum: 24 oktober 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos (Aviclaim te Breukelen)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc.
mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer, advocaat te Amsterdam

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 juli 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 16 februari 2017 met vlucht BA268 diende te vervoeren van Los Angeles (Verenigde Staten van Amerika), naar Londen Heathrow (Engeland) met als geplande vertrek- en aankomsttijd 20:55 uur lokale tijd respectievelijk 15:15 uur lokale tijd, en vervolgens met vlucht BA440 van Londen Heathrow (Engeland) naar Amsterdam-Schiphol Airport (Nederland), met als geplande vertrek- en aankomsttijd 16:25 uur lokale tijd respectievelijk 18:45 uur lokale tijd.
2.2.
Vlucht BA268 vanuit Amsterdam is 19 minuten later dan gepland op London Heathrow aangekomen. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht BA440 van Londen naar Amsterdam gemist. Zij zijn vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht en zijn meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert daartoe - kort samengevat en voor zover van belang – het volgende aan. Er is geen compensatie verschuldigd omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Op 17 februari 2017 had Los Angeles International Airport (hierna: LAX) te kampen met extreme weersomstandigheden, waaronder hevige wind en onweersstormen. Het luchtverkeersbeheer heeft daardoor beslissingen genomen die gezorgd hebben voor vertraging van de vlucht. British Airways heeft hierop geen invloed kunnen uitoefenen. Verder heeft deze vlucht (BA268) tijdens de vluchtroute te kampen gehad met ongebruikelijke en onverwachte windstromen, waardoor het niet mogelijk bleek de vertraging tijdens de vlucht naar Londen in te lopen.
Deze vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 19 minuten op Londen Heathrow aangekomen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist. British Airways heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Amsterdam. Verder betwist British Airways dat zij een te korte overstaptijd heeft aangehouden. De passagiers hebben zelf de keuze gemaakt voor de onderhavige vlucht naar Amsterdam. Zij hadden ook kunnen kiezen voor een andere vlucht.
4.2.
British Airways voert verder verweer tegen de gevorderde wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uren zijn aangekomen op hun eindbestemming Amsterdam, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen.
Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is British Airways niet verplicht de passagier te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
5.3.
British Airways voert aan dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden. Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordien in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Het invoeren van algemene beperkingen voor in- en uitgaande vluchten en congestie zijn inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kwalificeren niet als buitengewone omstandigheid als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening.
5.4.
Van belang is derhalve dat British Airways uiteenzet welk besluit luchtverkeerbeheer heeft genomen en op welk moment. Ter onderbouwing van haar verweer legt British Airways een rapport over van het Air Traffic Control System Command Center van de Federal Aviation Administration van 17 februari 2017 (productie 3 bij conclusie van antwoord) en het METARS rapport van 17 februari 2017. Ten aanzien van het eerste rapport geldt dat niet duidelijk is van welk tijdstip dit is en of dit meer betreft dan een algemene aankondiging dat rekening gehouden moet worden met mogelijk slecht weer en vakantieverkeer. In hoeverre luchtverkeerbeheer ten aanzien van het onderhavige vliegtuig een beslissing heeft genomen, dan wel een besluit om bijvoorbeeld gedurende een bepaald tijdstip minder vluchten toe te laten, kan hieruit – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet worden afgeleid. Het METARS rapport bevat geen besluit van luchtverkeerbeheer.
Daarbij komt nog het volgende. Uit het OPNLrapport volgt dat de deuren zijn gesloten om 04.50 uur GMT en dat de geplande vertrektijd 04.55 uur was. Vervolgens blijkt daaruit dat de daadwerkelijke vertrektijd 04.58 uur was, dit is dus 3 minuten later dan gepland. Dit wijst evenmin op een besluit van luchtverkeerbeheer in verband met weersomstandigheden.Vervolgens moet het toestel taxiën naar de startbaan. Uit het OPNLrapport volgt dat het toestel om 05.28 uur ‘airborne’ was en dat de taxitijd 30 minuten was. Dat dit een ongebruikelijk lange taxitijd is geweest, veroorzaakt door een besluit van luchtverkeerbeheer, is niet gebleken. British Airways berekent zelf dat de gemiddelde taxitijd op LAX 22 minuten is, maar gaat er aan voorbij dat op de door haar opgestelde lijst van taxitijden regelmatig taxitijden van meer dan 22 minuten worden vermeld (in bijna 40% van de gevallen). Aan de hand daarvan kan geen buitengewone omstandigheid worden afgeleid.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken van een besluit van luchtverkeerbeheer ten aanzien van de onderhavige vlucht die een tot een geslaagd beroep op buitengewone omstandigheden als bedoeld in de Verordening kunnen leiden.
5.5.
Met een summiere toelichting op producties 6 en 7 (zijnde
137 pagina’s vlucht- en/of crewinformatie), bestaande uit een vergelijking tussen de onderhavige vlucht en dezelfde vlucht een week later, voert British Airways aan dat er ook sprake was van slechte weersomstandigheden tijdens de onderhavige vlucht. Wat daarvan verder ook zij, daaruit kan niet worden geconcludeerd dat de onderhavige vlucht met een ongebruikelijke lange vluchttijd is geconfronteerd geweest. Met een vergelijking met een vlucht een week later is nog niet aangetoond wat de normale vluchttijd is over deze route
.
5.6.
In het onderhavige geval was sprake van een kleine vertraging bij aankomst in Londen van in totaal 19 minuten. De langdurige vertraging op de eindbestemming is het gevolg geweest van het missen van de aansluitende vlucht van Londen naar Amsterdam.
In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis; C-294/10) is geoordeeld dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof van Justitie geeft daarbij aan dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden.
Volgens planning zouden de passagiers om 15:15 uur aankomen in Londen en om 16:25 uur vertrekken voor de aansluitende vlucht, oftewel een geplande overstaptijd van 70 minuten.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de minimale overstaptijd (MCT) voor deze passagiers op Heathrow 60 minuten was. Uit het OPNL rapport van de aansluitende vlucht (BA440) volgt dat de deuren al gesloten werden om 16.19 uur, terwijl het geplande landingstijdstip van vlucht BA268 15.15 uur was (en dan zijn de deuren nog niet geopend).
Dat er is voorzien in voldoende reservetijd om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van buitengewone omstandigheden, is dan ook niet gebleken.
De kantonrechter is van oordeel dat dit voor rekening van British Airways moet blijven.
British Airways biedt haar passagiers de mogelijkheid van aansluitende vluchten. Uit het eerder genoemde arrest van het Hof van Justitie en het meermalen in vergelijkbare zaken neergelegde beginsel van consumentenbescherming vloeit voort dat de passagiers mogen aannemen dat de overstap haalbaar is. Indien zich omstandigheden voordoen die de geplande overstap verhinderen, moet dat in beginsel voor rekening van de vervoerder komen, tenzij hem een beroep op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening toekomt. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van British Airways worden verworpen en daarom komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling of British Airways voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. British Airways is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht en de vordering tot betaling van de hoofdsom zal gelet op de duur van de vertraging worden toegewezen.
5.8.
British Airways betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. De vertraging van de vlucht is ontstaan op 17 februari 2017. Per die datum hebben de passagiers schade geleden. Er is, in tegenstelling tot hetgeen British Airways stelt, in dit geval sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 17 februari 2017.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn.
5.10.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.12.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,10
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 200,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door British Airways worden gemaakt.
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter