ECLI:NL:RBNHO:2018:879

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
5677707 \ CV EXPL 17-818
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Air France wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Hong Kong. De passagier had een vervoersovereenkomst met Air France en zou op 29 januari 2015 vertrekken. Door een blikseminslag op de voorafgaande vlucht, die leidde tot een verplichte inspectie van het toestel, heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Air France betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk de blikseminslag, die niet voorkomen had kunnen worden.

De rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de vertraging van de passagier niet het directe gevolg was van de blikseminslag. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden die tot de vertraging hebben geleid, inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van Air France. De rechtbank heeft de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn voor rekening van Air France, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden en de verplichtingen die zij hebben jegens passagiers bij vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5677707 \ CV EXPL 17-818
Uitspraakdatum: 7 februari 2018
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster]wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
hierna te noemen de passagier
gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorf en M.A.P. Duinkerke, LL.B. (EUclaim B.V.)
tegen
Air France
te Roissy CDG Cedex (Frankrijk)
verwerende partij
hierna te noemen Air France
gemachtigde mr. P. Früling en mr. A. Fobe

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen gezonden aan de kantonrechter. Dit formulier is ingekomen op de griffie op 20 januari 2017.
1.2.
Air France is in de gelegenheid gesteld middels het standaardformulier C van bijlage III van voornoemde verordening, verweer te voeren tegen de vordering. Dit formulier is ingekomen op de griffie op 15 mei 2017.
1.3.
Op 19 oktober 2017 heeft op verzoek van de passagier een pleidooi plaatsgevonden. De gemachtigden van de passagier hebben gebruik gemaakt van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de passagier nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Air France een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air France de passagier zou vervoeren van Amsterdam via Parijs (Frankrijk) naar Hong Kong (China), hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de oorspronkelijke planning zou de passagier op 29 januari 2015 vanuit Amsterdam-Schiphol Airport om 20:30 uur (lokale tijd) vertrekken en op 29 januari 2015 om 21:45 uur (lokale tijd) aankomen op Charles De Gaulle Airport in Parijs (vluchtnummer AF1441). Vanuit Parijs zou zij op 29 januari 2015 om 23.20 uur (lokale tijd) vertrekken naar Hong Kong International Airport om daar op 30 januari 2015 om 18:15 uur (lokale tijd) aan te komen (vluchtnummer AF188).
2.3.
De vlucht voorafgaand aan vlucht AF1441 (vluchtnummer AF1440) is om 19:16 uur (lokale tijd) in Amsterdam geland. Dit toestel diende na landing te worden onderworpen aan een verplichte inspectie. Vervolgens heeft er een “toestelswap” plaatsgevonden en is vlucht AF1441 met een vervangend toestel uitgevoerd.
2.4.
Het vervangende toestel is op 29 januari 2015 om 22:07 uur (lokale tijd) vertrokken vanuit Amsterdam met een vertraging van 2 uur (om 23.45 uur lokale tijd) in Parijs aangekomen. Hierdoor heeft de passagier de aansluiting naar Hong Kong gemist. Air France heeft de passagier omgeboekt naar vervangende vluchten (vlucht AF1740 op 30 januari 2015 van Parijs naar Amsterdam en vlucht KL887 op 30 januari 2015 van Amsterdam naar Hong Kong).
2.5.
De vlucht heeft in totaal 20 uur en 37 minuten vertraging opgelopen.
2.6.
De passagier heeft compensatie van Air France gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De afstand van Amsterdam naar Hong Kong is 9.998 kilometer.
2.7.
Air France heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek

3.1.
De passagier verzoekt Air France te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof), waaronder het Sturgeon-arrest van 19 november 2009 (C-402/07).
3.3.
De passagier stelt dat Air France vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Air France van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Air France betwist de vordering. Zij beroept zich ten aanzien van de vertraging van de vlucht AF 1441 op een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Vlucht AF 1441 werd vertraagd uitgevoerd omdat het toestel dat deze vlucht diende uit te voeren, tijdens de aanvoerende vlucht AF1440 van Parijs naar Amsterdam bij de landing is getroffen door de bliksem. Air France was verplicht een inspectie uit te voeren om na te gaan of het toestel beschadigd was. Air France kon met alle beschikbare materiële en persoonsmiddelen niet vermijden dat de bliksem tot een dergelijke vertraging zou leiden. Air France kon op de blikseminslag geen daadwerkelijke invloed uitoefenen aangezien de bliksemslag en de daaruit voortvloeiende schade niet wezenlijk verbonden is met het systeem voor de werking van het toestel. Air France beroept zich daarbij op analoge toepassing van het arrest van het Hof van 4 mei 2017 (Pešková en Peška/Travel Service AS, C-315/15). Voorts beroept Air France zich op punt 10, punt 13 en punt 29 van de zogenoemde ‘NEB-lijst’.
4.2.
Air France verzet zich daarnaast tegen de verschuldigdheid van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van de passagier in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
Het staat niet ter discussie tussen partijen dat de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de rechtbank Noord-Holland [afdeling Privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem] bevoegd is van het geschil kennis te nemen en evenmin dat de Verordening van toepassing is op het geschil.
5.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uren aangekomen op de eindbestemming Hong Kong, zodat Air France op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
5.3.
Air France heeft aangevoerd dat het toestel dat de vlucht AF 1441 zou uitvoeren tijdens de direct voorafgaande vlucht AF1440 werd getroffen door blikseminslag. Volgens Air France blijkt dit uit de door haar overgelegde vluchtfiche van de vlucht AF 1441 waarop de code DL51 is vermeld. Niet in geschil is dat deze code (vertaald) staat voor “schade gedurende de vluchtuitvoering, vogel of blikseminslag.” Deze vluchtfiche vermeldt verder dat door de blikseminslag en de schade die hierdoor werd veroorzaakt aan het toestel een vervangingstoestel werd ingezet (“
A/C change due to lightning strike damage on FGTAT”). Voorts vermeldt het door Air France overgelegde rapport van de “Chef de Quart” van 29 januari 2015: “
AF 1441 AMS-CDG FHEPB 320 est retardé de 1h36: Foudroiement de l’appareil initial FGTAT à son arrivée à AMS, nécessitant une inspection maintenance. Changement d’avion (…)”.
5.4.
De passagier heeft betwist dat sprake was dat de blikseminslag zich op de direct voorafgaande vlucht AF 1440 heeft voorgedaan, althans de oorzaak is van de ontstane vertraging. De passagier stelt zich op het standpunt dat voor zover zich op de voorafgaande vlucht sprake was van blikseminslag en deze als een buitengewone omstandigheid moet worden aangemerkt, deze niet dient door te werken op opvolgende vluchten. Voorts blijkt volgens de passagier uit de door Air France overgelegde documenten niet dat er sprake was van schade aan het toestel. Er wordt slechts vermeld dat een inspectie noodzakelijk was, zodat het mogelijk was dat het toestel alsnog na de inspectie kon doorvliegen. Voor de inspectie was volgens de passagier onvoldoende tijd ingecalculeerd. De vertraging is dan ook niet ontstaan door de blikseminslag, maar door de operationele keuzes die daarna door Air France zijn gemaakt. Volgens de passagier had de voorafgaande vlucht (AF1440) bij binnenkomst reeds 11 minuten vertraging en bij vertrek zelfs 37 minuten. Air France had er daarom in Amsterdam voor kunnen kiezen de passagier om te boeken naar een andere combinatie van vluchten, omdat daar reeds duidelijk was dat zij haar aansluitende vlucht zou missen. De passagier wijst er voorts op dat het vervangende toestel klaar stond op Amsterdam om te vertrekken, maar dat van dat toestel nog 17 passagiers moesten worden afgehaald.
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat Air France voldoende heeft aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren aan een inspectie moest worden onderworpen ten gevolge van blikseminslag(en). Naar het oordeel van de kantonrechter kan onder bepaalde omstandigheden een blikseminslag op een voorgaande vlucht gekwalificeerd worden als een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. In het onderhavige geval is de vertraging die de passagier heeft ondervonden echter niet het directe gevolg van blikseminslag in het toestel dat op haar vlucht zou worden ingezet. Gebleken is immers dat het toestel dat vlucht AF1440 heeft uitgevoerd om 19.16 uur op Schiphol is geland, maar dat de verplichte inspectie niet vóór 22.00 uur kon plaatsvinden, nu het toestel als 6e in de wachtrij stond en er niet genoeg personeel was om de inspectie tijdig uit te voeren. Om die reden is vervolgens - en niet vanwege de aan het toestel vastgestelde schade, zoals Air France heeft aangevoerd - ervoor gekozen een vervangend toestel in te zetten. Niet in geschil is dat dit toestel om 20:41 uur gereed was om te vertrekken (“pret à partir”), maar dat eerst nog de bagage van 17 passagiers van boord moest worden gehaald, waardoor het vervangende toestel uiteindelijk om 22:07 uur vanaf Schiphol is vertrokken. Deze met elkaar samenhangende, omstandigheden die de vertraging tot gevolg hebben gehad, moeten naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als voortvloeiend uit gebeurtenissen die inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van Air France, zodat de conclusie is dat het beroep van Air France op buitengewone omstandigheden moet worden verworpen. De gevorderde compensatie zal dan ook, gelet op de duur van de vertraging en de afstand van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens worden toegewezen.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Air France heeft dit gedeelte van de vordering betwist. Nu de onderhavige vordering niet ziet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of een verbintenis tot betaling van een geldsom omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dient voor de vaststelling van de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten te worden aangeknoopt bij het Rapport Voorwerk II. De passagier heeft gesteld dat er, onder meer, vier brieven zijn gestuurd. De kantonrechter oordeelt dat de passagier door middel van de overgelegde correspondentie voldoende heeft aangetoond en onderbouwd dat de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), nu deze geacht worden redelijk te zijn. De subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 90,00 stemmen overeen met het in het Besluit opgenomen tarief en zijn derhalve toewijsbaar.
5.7.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar. Nu de passagier niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag dat het vorderingsformulier A door de griffie is ontvangen, zijnde 20 januari 2017.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Air France, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
5.9.
Aan deze beschikking zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) worden gehecht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Air France tot betaling aan de passagier van € 600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Air France tot betaling aan de passagier van € 90,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt Air France tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 223,00 aan griffierecht en € 200,00 (2 x € 100,00) aan salaris gemachtigde en veroordeelt Air France tot betaling van € 50,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter