ECLI:NL:RBNHO:2018:8760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
1514662017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige jongens in Nederland en India met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim acht jaar diverse jonge jongens seksueel heeft misbruikt, zowel in Nederland als in India. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1992, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van seksueel misbruik, waaronder het seksueel binnendringen van jongens die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hadden bereikt. De feiten vonden plaats in de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, die dadelijk uitvoerbaar is, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de rechtbank schadevergoedingen heeft vastgesteld voor de slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte, en de impact van het misbruik op de slachtoffers. De verdachte heeft tijdens het proces gedeeltelijk bekend, maar heeft ook ontkend dat hij bepaalde handelingen heeft verricht. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van enkele feiten gebaseerd op de verklaringen van de slachtoffers en het aangetroffen bewijs, waaronder beeldmateriaal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/146620-17 (P)
Uitspraakdatum: 11 oktober 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol – Huis van Bewaring.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.S.H. Orsel, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, tenlastegelegd dat:
Feit 1:
A.
hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, (telkens) met een of meer jongen(s) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had(den) bereikt, te weten:
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 4 en 8 jaren oud, aangeduid als India NN17) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 8 en 12 jaren oud, aangeduid als India NN1) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 7 en 11 jaren oud, aangeduid als India NN2) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 10 en 14 jaren oud, aangeduid als India NN3)
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het/de lichaam/lichamen van die onbekend gebleven jongen(s), te weten
- het (telkens) met verdachtes penis en/of verdachtes vinger in de anus gaan van/bij een of meer van die jongen(s) en/of
- het (telkens) zich laten pijpen door een of meer van die jongen(s)
en/of
B.hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, (telkens) met een of meer jongen(s), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had(den) bereikt, te weten:
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 8 en 12 jaren oud, aangeduid als India NN1) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 10 en 14 jaren oud, aangeduid als India NN3)
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het/de lichaam/lichamen van die onbekend gebleven jongen(s), te weten
- het (telkens) met verdachtes penis en/of verdachtes vinger in de anus gaan van/bij een of meer van die jongen(s) en/of
- het (telkens) zich laten pijpen door een of meer van die jongen(s);
Feit 2:hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, met een of meer jongen(s) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, te weten:
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 4 en 8 jaren oud, aangeduid als India NN17) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 8 en 12 jaren oud, aangeduid als India NN1) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 7 en 11 jaren oud, aangeduid als India NN2) en/of
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 10 en 14 jaren oud, aangeduid als India NN3)
- met een onbekend gebleven (Indiaas ogende) jongen (met een geschatte leeftijd van tussen de 10 en 14 jaren oud, aangeduid als India NN4)
(telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (telkens) betasten van de penis van een of meer van die jongen(s) en/of
- het (telkens) aftrekken van de penis van een of meer van die jongen(s) en/of
- het (telkens) in de mond nemen van de penis van een of meer van die jongen(s) en/of
- het (telkens) masseren van een of meer van die jongen(s);
Feit 3:hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 mei 2016 in Nederland en/of elders in Europa, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren in [geboortedatum 2] 2004) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het (telkens) met verdachtes penis en/of verdachtes vinger in de anus gaan van/bij die [slachtoffer 1] en/of
- het (telkens) zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] ;
Feit 4:
Primairhij in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 januari 2012 te Krommenie, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [betrokkene] (geboren op [geboortedatum 3] 2000), immers heeft hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als muziekleraar, tijdens de gitaarles) de (ontblote) balzak van die [betrokkene] betast;
Subsidiairhij in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 januari 2012 te Krommenie, althans in Nederland, met een jongen, te weten [betrokkene] (geboren op [geboortedatum 3] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de (ontblote) balzak van die [betrokkene] ;
Feit 5:
A.hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2010 tot en met 22 augustus 2012 in Krommenie en /of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2000) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] te weten:
- het (telkens) met verdachtes penis en/of verdachtes vinger in de anus gaan van/bij die [slachtoffer 2] en/of
- het (telkens) zich laten pijpen door die [slachtoffer 2]
en/of
B.hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2012 tot en met 16 januari 2015 in Krommenie en /of elders in Nederland, (telkens) met een jongen, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het (telkens) met verdachtes penis en/of verdachtes vinger in de anus gaan van/bij die [slachtoffer 2] en/of
- het (telkens) zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] ;
Feit 6:hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met een jongen, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 5] 2007) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (telkens) vastpakken/ betasten van de penis van die [slachtoffer 3] en/of
- het (telkens) in de billen knijpen van die [slachtoffer 3] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Uit een onderzoek in België naar aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen is de naam van verdachte naar voren gekomen als leverancier van bepaalde afbeeldingen. Naar aanleiding hiervan is in juli 2017 binnengetreden in het ouderlijk huis van verdachte en in een andere woning waar verdachte verbleef. Tijdens deze doorzoekingen is een groot aantal gegevensdragers toebehorende aan verdachte in beslag genomen. Bij het uitkijken van het in beslag genomen beeldmateriaal is de verdenking gerezen dat verdachte verregaande seksuele handelingen heeft verricht met verschillende jonge jongens in India en Nederland. In de loop van het onderzoek zijn de namen van meer jongens naar voren gekomen met wie verdachte seks zou hebben gehad of met wie hij ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd, onder wie jongens die verdachte heeft leren kennen in zijn hoedanigheid van muzikant/gitaarleraar. Verdachte heeft een en ander lange tijd ontkend, maar hij heeft uiteindelijk mondjesmaat tijdens het opsporingsonderzoek en de behandeling ter terechtzitting toegegeven dat hij gedurende meerdere jaren seksuele handelingen heeft verricht en/of seks heeft gehad met minderjarige jongens in India, Nederland en elders in Europa.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 A en B, 2, 3, 4 primair, 5 A en B en 6 tenlastegelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feiten 1 A en 1 B:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat alle vier de Indiase jongens ouder waren dan 12 jaar ten tijde van het seksueel contact. Hij heeft bekend dat hij NN1 en NN2 anaal met zijn penis en vinger heeft gepenetreerd en dat hij zich door NN1 heeft laten pijpen. Ten aanzien van NN3 heeft verdachte ontkend dat sprake was van daadwerkelijke anale penetratie van of pijpen door deze jongen. Verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek verklaard dat hij NN17 heeft gepijpt, maar dat deze jongen hem niet heeft gepijpt en dat geen sprake is geweest van anale penetratie door verdachte.
De raadsman heeft betoogd dat de vermeende leeftijd van de in de tenlastelegging genoemde jongens enkel berust op een niet zonder meer betrouwbaar te achten schatting door de politie. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat daadwerkelijke penetratie van NN3 niet kan worden vastgesteld. De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1 A (NN1, NN2 en NN3) en 1 B (NN3) tenlastegelegde. Anders dan verdachte heeft verklaard, heeft de raadsman bij pleidooi aangegeven dat wel kan worden aangenomen dat NN17 jonger dan 12 jaar was en dat het onder 1 A tenlastegelegde in zoverre kan worden bewezenverklaard.
Ten aanzien van feit 3:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] één keer met de vinger anaal heeft gepenetreerd. Net als tijdens het opsporingsonderzoek heeft verdachte ter terechtzitting stellig ontkend dat sprake was van anale penetratie met zijn penis of van pijpen door [slachtoffer 1] . De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van laatstgenoemde handelingen, omdat op basis van het aangetroffen beeldmateriaal niet kan worden vastgesteld dat deze handelingen hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 4:
Verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek en ter terechtzitting aangegeven dat het klopt dat [betrokkene] op verzoek van verdachte zijn ontblote geslachtsdeel heeft getoond, maar hij heeft ontkend dat hij de balzak van [betrokkene] heeft betast. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, omdat de verklaring van [betrokkene] over het betasten geen ondersteuning vindt in de overige inhoud van het dossier. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van een situatie waarin [betrokkene] was toevertrouwd aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte, zoals bedoeld in art. 249 Sr.
Ten aanzien van feiten 2, 5 en 6
Verdachte en zijn raadsman hebben geen verweer gevoerd tegen deze verwijten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
Op grond van pagina’s 100, 102 en 113 van Zaaksdossier India stelt de rechtbank ten aanzien van de jongen die in de tenlastelegging is aangeduid als India NN17 vast dat foto’s zijn aangetroffen waarop ontuchtige handelingen met de jongen, niet bestaande uit seksueel binnendringen in het lichaam, zijn te zien. Weliswaar heeft verdachte blijkens een in het dossier weergegeven chatgesprek gezegd heerlijke seks te hebben gehad met NN17, die door hem is aangeduid als “het vriendje van [naam 1] ”, maar op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat daarbij sprake was van het seksueel binnendringen in het lichaam van NN17 door verdachte op de wijze(n) zoals tenlastegelegd. Daarom wordt verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Op grond van pagina 106 van Zaaksdossier India stelt de rechtbank ten aanzien van de jongen die in de tenlastelegging is aangeduid als India NN3 vast dat kinderpornografische foto’s van deze jongen zijn aangetroffen, maar geen afbeeldingen waarop ontuchtige handelingen of seksueel binnendringen in het lichaam zijn te zien. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij niet weet of hij NN3, door hem aangeduid als “ [naam 2] ”, daadwerkelijk heeft gepenetreerd of dat het meer “ertegenaan duwen” was. Ter terechtzitting heeft verdachte gezegd dat penetratie niet is gelukt, dat het simpelweg niet ging. Over eventueel pijpen van verdachte door NN3 is niets bekend. Ook ten aanzien van deze jongen kan daarom niet worden vastgesteld dat sprake was van het seksueel binnendringen in het lichaam door verdachte op de wijze(n) zoals tenlastegelegd. Verdachte wordt ook van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] anaal heeft gepenetreerd met de penis en/of zich heeft laten pijpen door [slachtoffer 1] . Het dossier bevat daarvoor geen direct bewijs en verdachte ontkent deze handelingen. Verdachte wordt daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 tenlastegelegde ontucht heeft gepleegd. [betrokkene] heeft tegenover de politie verklaard dat hij ‘zijn zak’ aan verdachte heeft laten zien, wat door verdachte wordt bevestigd. Daarna heeft [betrokkene] het volgende verklaard: ‘Volgens mij zat [verdachte] ook aan mijn zak. Hij tilde mijn zak op volgens mij om eronder te kijken’. Deze verklaring van [betrokkene] , waarin op zichzelf beschouwd al enige weifeling over het betasten van de balzak doorklinkt, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte wordt daarom van het onder 4, zowel primair als subsidiair, tenlastegelegde vrijgesproken.
4.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 A en 1 B tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2018, zakelijk weergegeven inhoudende:
Het klopt dat ik tijdens alle drie mijn reizen naar India seksuele handelingen heb verricht met Indiase jongens die jonger waren dan 16 jaar. Ik ben telkens de blanke man die op het in het dossier beschreven beeldmateriaal is te zien. Met NN1 en NN2 heb ik anale seks gehad. NN1 heeft mij ook gepijpt. NN2 is [naam 3] , ook wel [naam 4] genoemd.
Het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 30 augustus 2017 (Zaaksdossier India, dossierpagina’s 21 en 22 met bijlagen), zakelijk weergegeven inhoudende:
Tijdens de doorzoeking van het ouderlijk huis van [verdachte] werd in de slaapkamer van [verdachte] een ongeldig verklaard paspoort aangetroffen dat op naam stond van [verdachte] . In het paspoort zijn diverse visa aangetroffen.
Toeristenvisum India single entree. Geldig van 22 augustus 2013 tot en met 21 februari 2014. Dit visum is voorzien van 2 stempels:
- Binnenkomst 10 september 2013
- Vertrek februari 2014
Toeristenvisum India double entree. Geldig van 24 augustus 2015 tot en met 23 februari 2016. Dit visum is voorzien van 4 stempels:
- Arrival september 2015
- Departure 18 november 2015
- Arrival 26 november 2015
- Departure 22 februari 2016
Toeristenvisum India Multiple entree. Geldig van 3 oktober 2016 tot en met 2 april 2017. Dit visum is voorzien van 2 stempels:
- Arrival 10 oktober 2016
- Departure 18 maart 2017
Het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 3 mei 2018 (Aanvullend zaaksdossier India, dossierpagina’s 102 tot en met 106), zakelijk weergegeven inhoudende:
Een deel van het uit het Belgische onderzoek verkregen beeldmateriaal betrof zelf vervaardigd materiaal door verdachte [verdachte] . Op een groot deel van deze afbeeldingen stonden Indiaas uitziende kinderen.
India NN1:
Dit betreft een jongen van een geschatte leeftijd tussen 8 en 12 jaar oud. Op de foto's zijn verschillende seksuele handelingen te zien, waaronder penetratie: anaal en oraal met de penis van een volwassen man bij NN1.
Er zijn verschillende video’s aangetroffen waarin dit jongetje wordt herkend:
- [bestandsnaam 1] : In de video is te zien dat verdachte NN1 anaal penetreert met zijn wijsvinger. De wijsvinger wordt tot voorbij het tweede vingerkootje in de anus gebracht. Vervolgens wordt de wijsvinger uit de anus gehaald en brengt verdachte zijn duim in de anus van NN1. In eerste instantie gaat alleen de eikel van de penis de anus in. Later in het filmpje gaat een groot deel van de penis de anus in en maakt verdachte heen en weergaande bewegingen met zijn penis de anus in en uit. (…) NN1 neemt vervolgens de penis van verdachte in zijn mond.
- [bestandsnaam 2] : In de video is te zien dat verdachte de anus van NN1 penetreert met zowel zijn pink, wijsvinger als penis.
- [bestandsnaam 3] : Te zien is dat NN1 de penis van verdachte in zijn mond heeft. Hij maakt heen en weergaande bewegingen met zijn hoofd.
India NN2:
Dit betreft een jongen van een geschatte leeftijd tussen 7 en 11 jaar oud. Op de foto’s zijn verschillende seksuele handelingen te zien, waaronder penetratie: anale penetratie met de penis en vinger van een volwassen man.
Er zijn verschillende video’s aangetroffen waarin dit jongetje wordt herkend:
- [bestandsnaam 4] : Verdachte brengt zijn penis in de anus van NN2. (…) Verdachte lijkt vervolgens weer glijmiddel aan te brengen op de anus van de jongen en zijn eigen penis. Vervolgens brengt hij zijn penis in de anus van de jongen en maakt hij stotende bewegingen.
- [bestandsnaam 5] : Verdachte lijkt glijmiddel op zijn penis aan te brengen en zit op dat moment achter NN2. Vervolgens penetreert verdachte de anus van NN2 met zijn penis en maakt hij stotende bewegingen met zijn bekken. (…) NN2 gaat op de schoot van verdachte zitten met het gezicht richting verdachte. De penis van verdachte penetreert de anus van NN2. Vervolgens gaat NN2 wederom op de schoot van verdachte zitten waarbij de penis van verdachte de anus van NN2 penetreert. Hierna veranderen ze wederom van positie en zit NN2 op handen en knieën terwijl verdachte achter hem zit op en knieën en zijn penis in de anus van NN2 brengt. (…) Verdachte ligt op zijn rug en NN2 ligt op zijn rug bovenop hem. Vervolgens is te zien dat de penis van verdachte in de anus van NN2 zit. Terwijl de penis zich daar bevindt, maakt verdachte stotende bewegingen met zijn bekken. Hierop gaat NN2 weer op handen en knieën zitten en penetreert verdachte hem anaal met zijn penis.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte gedateerd 18 oktober 2017 (Persoonsdossier verdachte, dossierpagina 199), zakelijk weergegeven inhoudende:
U houdt mij voor dat u in de reisinformatie heeft aangetroffen dat [naam 3] 10 jaar oud was. Dat kan.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte dit feit voor zover het bewezen zal worden verklaard heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2018;
  • het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 30 augustus 2017 (Zaaksdossier India, dossierpagina’s 21 en 22);
  • het proces-verbaal van bevindingen onderzoek gegevensdrager gedateerd 3 augustus 2017 (Zaaksdossier India, dossierpagina’s 7 tot en met 10);
  • het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 3 mei 2018 (Aanvullend zaaksdossier India, dossierpagina’s 100 tot en met 114).
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte dit feit voor zover het bewezen zal worden verklaard heeft bekend en door of namens hem in zoverre geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2018;
  • het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 3 mei 2018 (Zaaksdossier [slachtoffer 1] , dossierpagina 71-77);
  • het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 10 november 2017 (Zaaksdossier [slachtoffer 1] , dossierpagina 24).
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 5 A en 5 B tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] gedateerd 4 september 2017 (Zaaksdossier [slachtoffer 2] , dossierpagina’s 31 tot en met 43);
  • het proces-verbaal van bevindingen video’s [slachtoffer 2] gedateerd 10 april 2018 (Aanvullend zaaksdossier [slachtoffer 2] , dossierpagina’s 51 tot en met 54);
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte gedateerd 21 september 2017 (Persoonsdossier verdachte, dossierpagina’s 167 tot en met 172).
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2018;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] gedateerd 21 november 2017 (Zaaksdossier [slachtoffer 3] , dossierpagina’s 90 tot en met 115);
  • het proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer 3] gedateerd 21 november 2017 (Zaaksdossier [slachtoffer 3] , dossierpagina’s 76 tot en met 81).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
A.
hij meermalen in de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, met jongens die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet hadden bereikt, te weten:
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN1 en
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN2
handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van de lichamen van die jongens, te weten
- het met verdachtes penis en verdachtes vinger in de anus gaan van die jongens en
- het zich laten pijpen door NN1
en/of
B.hij meermalen in de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, met een jongen die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN1,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die jongen, te weten
- het met verdachtes penis en verdachtes vinger in de anus gaan van NN1 en
- het zich laten pijpen door NN1.
Feit 2:hij meermalen in de periode van 10 september 2013 tot en met 18 maart 2017 in India, met jongens die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, te weten:
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN17 en
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN1 en
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN2 en
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN3 en
- een onbekend gebleven jongen aangeduid als India NN4,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de penis van NN1, NN2, NN4 en NN17, en
- het aftrekken van de penis van NN1, NN3, NN4 en NN17, en
- het in de mond nemen van de penis van NN1 en NN17, en
- het masseren van NN17.
Feit 3:hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 mei 2016 in Europa, met [slachtoffer 1] (geboren in [geboortedatum 2] 2004) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , te weten het met verdachtes vinger in de anus gaan van [slachtoffer 1] .
Feit 5:
A.hij meermalen in de periode van 23 augustus 2010 tot en met 22 augustus 2012 in Krommenie en elders in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2000) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , te weten:
- het met verdachtes penis in de anus gaan van [slachtoffer 2] en
- het zich laten pijpen door [slachtoffer 2]
en
B.hij meermalen in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 16 januari 2015 in Krommenie en elders in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , te weten
- het met verdachtes penis in de anus gaan van [slachtoffer 2] en
- het zich laten pijpen door [slachtoffer 2] .
Feit 6:hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 1 september 2017 te Amsterdam, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 5] 2007 ) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het vastpakken/betasten van de penis van [slachtoffer 3] en
- het in de billen knijpen van [slachtoffer 3] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
A:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en/of
B:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 5:
A:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
B:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 6:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de vordering naar voren gebracht dat sprake is van zeer ernstig en langdurig seksueel misbruik van veel jonge kinderen, waarbij verdachte bewust en berekenend heeft geprofiteerd van de zwakkere positie van jongens die hem vertrouwden en naar hem opkeken. De officier van justitie heeft betoogd dat gelet op het langdurig zwijgen door verdachte en het slechts schoorvoetend toegeven wat hij echt niet langer kon ontkennen, kan worden betwijfeld of verdachte oprecht inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen. Ook heeft de officier van justitie erop gewezen dat vanwege verdachtes diepgewortelde pedofiele stoornis een hoog recidiverisico bestaat. Weliswaar adviseren de gedragsdeskundigen die verdachte hebben onderzocht de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, omdat dit in hun ogen een voldoende veilige setting biedt om de geadviseerde intensieve en langdurige behandeling van verdachte te laten plaatsvinden, maar een terbeschikkingstelling met voorwaarden is op grond van de wet niet mogelijk in combinatie met een gevangenisstraf van meer dan vijf jaren. In de visie van het Openbaar Ministerie doet enkel een langere gevangenisstraf recht aan de ernst van de feiten. Tegen die achtergrond en in aanmerking genomen dat blijkens de uitgebrachte rapporten geen contra-indicaties voor gedwongen verpleging bestaan, dienen een gevangenisstraf van zes jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te worden opgelegd, aldus de officier van justitie.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de persoonlijke en emotionele ontwikkeling van verdachte niet conform zijn kalenderleeftijd is en dat verdachte zo snel mogelijk moet kunnen beginnen met de noodzakelijke behandeling voor zijn pedofiele stoornis. In dat verband heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte tijdens zijn detentie in het Justitieel Complex Zaanstad wekelijks contact had met een psycholoog van de Waag en op de goede weg was met de ingezette ambulante behandeling. In de visie van de verdediging is verdachte in zijn belangen geschaad doordat deze behandeling abrupt is gestopt door de overplaatsing van verdachte naar het Detentiecentrum Schiphol, volgend op een gewelddadig incident waarbij verdachte fysiek is aangevallen door medegedetineerden. De raadsman heeft betoogd dat deze mishandeling strafverlagend moet werken, evenals de verwachting dat verdachte in de toekomst grote moeite zal ondervinden bij het vinden van een woonplek en werk als gevolg van zijn status als bekend persoon en de grote media-aandacht voor deze zaak.
De raadsman heeft primair verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met onder andere als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling met een proeftijd van tien jaren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte veel vertrouwen heeft in de behandelaar(s) van de Waag, zodat de kans van slagen van de behandeling hoog is.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de adviezen van de gedragsdeskundigen te volgen en aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, in combinatie met een vrijheidsstraf van een zo kort mogelijke duur zodat de behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen. De raadsman heeft hierbij aangegeven dat blijkens de uitgebrachte rapporten wel degelijk contra-indicaties bestaan voor verpleging van overheidswege.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van ruim acht jaren diverse jonge jongens seksueel misbruikt, van wie sommigen vele malen en gedurende een lange periode. De aard van het misbruik van de jongens varieerde van het betasten en vastpakken van de penis, het masseren van het lichaam, het aftrekken van de penis en het knijpen in de billen tot het pijpen en zich laten pijpen en zelfs het penetreren met de vinger en/of penis in de anus van slachtoffers. Verdachte maakte daarbij misbruik van het leeftijdsverschil tussen hem en de slachtoffers en van het feit dat de slachtoffers tegen hem opkeken als vriend, gitaarleraar of workshopmaster. Bij de in India gepleegde feiten heeft verdachte ook misbruik gemaakt van zijn positie als westerse toerist tegenover die van de minderbedeelde Indiase jongens.
De bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden binnen een context van jarenlang seksueel grensoverschrijdend gedrag van verdachte tegenover jonge jongens, waarbij op grond van aangetroffen foto’s en video’s en de verklaringen van verdachte het vermoeden gerechtvaardigd is dat de bewezenverklaarde gedragingen slechts een deel van de daadwerkelijke omvang van het misbruik betreffen.
Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft het vertrouwen van de slachtoffers en hun ouders ernstig beschaamd ten behoeve van zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging, waarbij hij zich niets gelegen liet liggen aan de belangen van de slachtoffers. Hierdoor heeft hij de normale en gezonde ontwikkeling waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen ondervinden.
De ernst van de jarenlang en stelselmatig gepleegde feiten, in het bijzonder feiten 1, 3 en 5, rechtvaardigt zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren.
Daarbij komt nog het volgende. Uit de dossierstukken en het verhandelde op de zitting is gebleken dat verdachte vaak spelenderwijs de grenzen van zijn slachtoffers verkende en dan telkens een stapje verder ging. Daarbij maakte verdachte regelmatig gebruik van beloningen in de vorm van geld of speelgoed in ruil voor seks of andere ontuchtige handelingen. In een aantal gevallen ging verdachte ondanks niet mis te verstane mondelinge tegenwerpingen of fysiek tegenstribbelen door zijn slachtoffers toch door met zijn gedragingen. Zelfs duidelijke uitingen van pijn stopten hem daarbij niet af. De rechtbank acht het zeer kwalijk en zorgelijk dat verdachte blijft volhouden dat hij dacht dat hij niets tegen de wil van de kinderen deed.
In het geval van het slachtoffer [slachtoffer 1] komt uit het dossier naar voren dat de bewezenverklaarde gedraging heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van jarenlang seksueel grensoverschrijdend gedrag van verdachte binnen een vertrouwde familiesetting. Verdachte is goed bevriend geraakt met [slachtoffer 1] en zijn familie en heeft diverse vakanties met hen doorgebracht. Verdachte zag [slachtoffer 1] zelfs, in zijn eigen woorden, als een broertje. Dit maakt het des te kwalijker dat verdachte het vertrouwen dat deze jonge jongen en zijn ouders in hem stelden zo ernstig heeft beschaamd. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de hele familie, [slachtoffer 1] in het bijzonder, psychisch lijdt onder hetgeen verdachte heeft gedaan.
In het geval van het slachtoffer [slachtoffer 2] is sprake geweest van jarenlang ernstig seksueel misbruik. Op één van de aangetroffen filmpjes is duidelijk te zien en horen dat verdachte [slachtoffer 2] pijn doet maar toch doorgaat. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt hoezeer hij lijdt onder het misbruik en de wijze waarop verdachte zijn vertrouwen heeft geschonden. [slachtoffer 2] zag verdachte destijds als zijn enige vriend. Hij is getraumatiseerd en zijn (seksuele) ontwikkeling is door de feiten verstoord.
Ten aanzien van het misbruik dat in India heeft plaatsgevonden, weegt de rechtbank mee dat verdachte, in elk geval vanaf de tweede reis, bewust naar India is afgereisd mede omdat hij daar makkelijker seks kon hebben met kinderen. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte enkele van zijn Indiase slachtoffers – tegen hun zin – overhaalde om seks met hem te hebben door hen geld of iets anders waardevols te beloven, wetende dat zij daartegen moeilijk nee konden zeggen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 september 2018;
- de over verdachte uitgebrachte psychiatrische Pro Justitia rapportage, gedateerd 19 juli 2018, opgemaakt door S. Rakhshandehroo, psychiater in opleiding, onder supervisie van C.A.M. van der Meijs, psychiater;
- de psychologische Pro Justitia rapportage, gedateerd 20 juli 2018, opgemaakt door drs. P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog en
- het over verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 21 september 2018, opgemaakt door N. Schilder, werkzaam bij Reclassering Nederland.
Uit de psychiatrische Pro Justitia rapportage blijkt dat verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis van het exclusieve, gefixeerde type, wat inhoudt dat hij zich vanaf het begin van zijn seksuele ontwikkeling enkel aangetroffen voelt tot prepuberale jongens. Deze voorkeur is diepgeworteld en blijft hardnekkig aanwezig. Naast de pedofiele stoornis zijn bij verdachte aanwijzingen voor narcistische en obsessief-compulsieve trekken in zijn persoonlijkheid. Deze bestaan uit het beperkt empathisch vermogen en het benutten van anderen voor eigen doelen. Verder blijken deze trekken ook uit hoe weinig verdachte lijkt te hebben stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de kinderen. Verder wordt een verband gezien tussen de onrijpe afweer van verdachte, te weten vermijding, rationalisatie, affect-isolatie en reactieformatie aan de ene kant, en de tenlastegelegde feiten aan de andere kant. Hierdoor schoot verdachte tekort in bijsturing van zijn gedrag en zocht hij geen hulp voor zijn pedofiele stoornis. Gezien het verband tussen de pedofiele stoornis, de narcistische trekken, de obsessief-compulsieve trekken, zijn onrijpe afweer en de tenlastegelegde feiten, adviseert de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het tenlastegelegde.
Uit de psychologische Pro Justitia rapportage blijkt dat verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis van het exclusieve type, waarbij hij zich seksueel aangetrokken voelt tot jongens. Verdachte heeft vanaf het begin van de puberteit belangstelling voor jonge jongens, waarbij deze belangstelling in de loop der jaren steeds meer een seksueel geladen karakter heeft gekregen. Verdachte heeft al jarenlang seksuele fantasieën over jonge jongens en heeft deze fantasieën steeds meer uitgeleefd. Verdachte worstelde met deze gevoelens, omdat hij er geen uiting aan kon geven. Schaamte weerhield hem ervan het te bespreken. Naarmate verdachte ouder werd, namen de seksuele lustgevoelens toe en namen bij hem ook de remmingen af om uiting te geven aan deze lustgevoelens. Hij rechtvaardigde zijn gedrag in enige mate door zichzelf voor te houden dat hij niets deed tegen de wens van kinderen in, zich daarbij in het geheel niet bewust van de ongelijkheid van de relaties waarvan sprake was noch van de schade die hij kinderen met zijn gedrag zou kunnen toebrengen. Vanuit de ziekelijke stoornis bleek verdachte niet in staat zijn seksuele lustgevoelens onder controle te houden en handelde hij sterk vanuit egocentrisch gekleurde motieven. Verdachte is uit het onderzoek niet als gewetenloos naar voren gekomen, maar hij is in zijn gedrag zeker berekenend en opportunistisch geweest. Gelet op het voorgaande adviseert de psycholoog om verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over.
7.4.
Gevangenisstraf
Zoals eerder aangegeven, kan vanwege de ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van meerdere jaren met zich brengt. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar strafeis met betrekking tot de duur van de op te leggen gevangenisstraf. In de eerste plaats houdt de rechtbank er, wellicht meer dan de officier van justitie heeft gedaan, rekening mee dat verdachte de bewezenverklaarde feiten in belangrijke mate heeft gepleegd tijdens zijn adolescentie, dat de feiten zijn gepleegd onder invloed van een ernstige psychiatrische stoornis en dat de feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen. In het kader van de op te leggen maatregel zal verdachte bovendien langdurig klinisch opgenomen worden en jarenlang onder strikt toezicht blijven staan. Tot slot houdt de rechtbank er in enige mate rekening mee dat de nog relatief jonge verdachte zijn (muzikale) toekomst hoogstwaarschijnlijk ernstig heeft bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren recht doet aan de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Anders dan de raadsman heeft verzocht, houdt de rechtbank bij de bepaling van de strafduur geen rekening met het feit dat verdachte tijdens de voorlopige hechtenis fysiek is aangevallen door medegedetineerden. Hoewel deze gebeurtenis zeker is te betreuren, is dit niet een omstandigheid die in de onderhavige zaak tot strafmatiging zou moeten leiden.
7.5.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of en in welke vorm aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd, de hiervoor besproken psychologische en psychiatrische rapportages en de daarop op de zitting gegeven toelichting betrokken. De adviezen houden over het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in.
Het recidiverisico wordt op grond van de gebruikte risicotaxatie-instrumenten ingeschat op het niveau matig-hoog. Ook vanuit het klinisch oordeel wordt het recidiverisico ingeschat op matig tot hoog. Risicoverhogend zijn de volgende factoren. Ten eerste spelen de exclusieve aard en het gefixeerde karakter van de pedofiele stoornis van verdachte een rol. Verdachte heeft tot op heden geen intieme relatie met een volwassen persoon gehad en de kans is aanwezig dat het in de toekomst zo blijft. Een gebrek aan intimiteit kan om die reden ook risicoverhogend werken. Verder moet de bereidwilligheid van verdachte om zich te laten behandelen nog daadwerkelijk blijken. Verdachtes vermijdende en rationaliserende afweermechanismen kunnen mogelijk als complicerende factoren de behandeling in de weg staan. Ook loopt verdachte vanuit zijn narcistische persoonlijkheidstrekken risico op krenkingen die voort kunnen komen uit confrontaties binnen een toekomstige behandeling. Tot slot heeft verdachte geen werk meer en zal hij in de toekomst mogelijk grote problemen ervaren om zijn oorspronkelijk werk weer te gaan uitoefenen. Hierdoor ontbreekt momenteel een duidelijk levensdoel. De grote onzekerheid die verdachte heeft over zijn toekomst kan leiden tot gevoelens van zinloosheid en nutteloosheid en kan leiden tot een vorm van negativisme en mogelijk ook onverschilligheid, welke een rol kan spelen in de kans op recidive. Risicoverlagend zijn de volgende factoren. Verdachte ziet de noodzaak van behandeling in en geeft aan positief te staan tegenover behandeling. Daarnaast komen uit het huidige onderzoek geen aanwijzingen naar voren dat betrokkene aan nog andere psychiatrische stoornissen lijdt die zouden kunnen leiden tot een verhoging van het recidiverisico. Verder kan verdachtes hoge lijdensdruk een risicoverlagende rol spelen, doordat het kan bijdragen aan een sterkere motivatie om zich adequaat te laten behandelen. Tot slot is verdachte omringd door een steunend en prosociaal systeem bestaande uit betrokken ouders en een aantal vrienden. Gelet op het voorgaande wordt gedacht aan een gerichte psychologisch/psychiatrische behandeling op de pedofiele stoornis. Een diepgewortelde pedofiele stoornis is doorgaans moeilijk te behandelen; de seksuele en emotionele voorkeur kunnen aanwezig blijven. Verdachte zal tot het besef moeten komen dat zijn pedoseksuele gevoelens niet zullen verdwijnen door behandeling en zijn seksuele behoeftes zullen blijven bepalen en verstoren en in die zin ook een voortdurend risico zullen blijven vormen. Behandeling zal primair dienen te zijn gericht op het versterken van, momenteel in belangrijke mate ontbrekende, controlemechanismen. De afgelopen jaren hebben uitgewezen dat de interne controle van verdachte in ernstige mate faalt daar waar het de beleving van seksualiteit betreft. Voor genoemde ernstige, diepgewortelde problematiek is een langerdurende klinische behandeling noodzakelijk van minimaal twee jaren om bij verdachte te kunnen komen tot voldoende inzicht in zijn eigen persoon en risicofactoren en het versterken van interne controlemechanismen. Ook wordt verwacht dat langdurige externe controle noodzakelijk is om de kans op recidive voldoende te kunnen reduceren. De deskundigen hebben zowel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege als terbeschikkingstelling met voorwaarden overwogen. Tegen een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege pleit dat verdachte vooralsnog voldoende gemotiveerd lijkt voor behandeling, waarbij nu mogelijk weliswaar extrinsieke motivatie op de voorgrond staat. Daarnaast is bij verdachte geen sprake van andersoortig delictgedrag. Op grond van de huidige informatie zijn de deskundigen van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden voldoende garanties kan bieden op de noodzakelijke bescherming van de samenleving, waarbij langdurige, strikte controle van verdachte noodzakelijk wordt geacht. Wanneer tijdens de behandeling blijkt dat de motivatie van verdachte slechts wordt ingegeven door het juridisch kader waarin verdachte zich bevindt en er geen sprake is van enige vorm van intrinsieke motivatie tot gedragsverandering, of wanneer verdachte gedragingen vertoont die als risicovol worden beoordeeld, kan alsnog omzetting in een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege worden overwogen. Gelet op het voorgaande adviseren de deskundigen verdachte behandeling te laten ondergaan in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De reclassering heeft zich geconformeerd aan dit advies.
De deskundigen hebben in hun rapportages en ter zitting helder onderbouwd naar voren gebracht dat zij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege en de terbeschikkingstelling met voorwaarden tegen elkaar hebben afgewogen en tot de conclusie zijn gekomen dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden voldoende bescherming biedt voor de samenleving. De officier van justitie heeft, anders dan de door het Openbaar Ministerie wenselijk geachte duur van de op te leggen gevangenisstraf en de omstandigheid dat geen contra-indicaties bestaan voor gedwongen verpleging, geen redenen aangevoerd waarom tot een andere beslissing zou moeten worden gekomen dan geadviseerd door de deskundigen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, omdat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen, waarvan een enkele in gewijzigde of gematigde vorm. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn deze voorwaarden na te leven. In het voorgaande ligt besloten dat de rechtbank de door de raadsman verzochte oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een ambulante behandeling bij de Waag niet afdoende acht.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten (kort gezegd) het seksueel binnendringen bij minderjarigen en het plegen van ontucht, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, aangezien er zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. S.M. Diekstra, is een vordering tot schadevergoeding van € 35.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 20.000,00 kan worden toegewezen.
De verdediging heeft het bestaan van psychische schade niet betwist, maar heeft verzocht, gelet op de beperkte omvang van het bewezenverklaarde feit alsmede toegewezen vergoedingen in soortgelijke zaken, de schadevergoeding zeer fors te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezenverklaarde feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat het seksueel binnendringen bij een kind dat jonger is dan twaalf jaren doorgaans ernstige psychische schade oplevert. Op basis van de aan de vordering gehechte verklaringen van de ouders van [slachtoffer 1] en de behandelend psycholoog, stelt de rechtbank vast dat het misbruik daadwerkelijk aanzienlijke sporen heeft nagelaten op de psychische gesteldheid van [slachtoffer 1] , op een manier die negatieve invloed heeft op zijn verdere psychologische groei en ontwikkeling. Op basis van de op dit moment beschikbare gegevens, de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en toegewezen vorderingen in soortgelijke zaken in aanmerking nemend, komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 8.500,00 billijk voor als zijnde het bedrag waarop de schade minst genomen kan worden gewaardeerd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 8.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. R.A. Korver, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 53.750,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 A en B tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • forfaitair bedrag reiskosten € 50,00
  • reeds gemaakte therapiekosten € 700,00
  • toekomstige therapiekosten € 3.000,00
  • smartengeld € 50.000,00
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade met uitzondering van de reeds gemaakte en toekomstige therapiekosten kan worden toegewezen en dat de immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,00 kan worden toegewezen.
De verdediging heeft de reiskosten en het bestaan van psychische schade niet betwist, maar heeft aangevoerd dat het causale verband tussen de reeds gemaakte therapiekosten en het bewezenverklaarde handelen door verdachte ontbreekt. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de toekomstige therapiekosten onder de ziektekostenverzekering van [slachtoffer 2] zouden kunnen vallen. Hij heeft daarom en ook gelet op toegewezen vergoedingen in soortgelijke zaken, verzocht de schadevergoeding zeer fors te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot het forfaitair bedrag reiskosten rechtstreeks voortvloeit uit de onder 5 bewezenverklaarde feiten. Deze post is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen. De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de reeds gemaakte therapiekosten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu onvoldoende duidelijk is geworden of een causaal verband bestaat tussen deze kosten en de bewezenverklaarde feiten. De opgevoerde toekomstige therapiekosten zijn nog niet gemaakt en komen om die reden niet voor vergoeding in aanmerking. Ook daarin zal de benadeelde partij niet worden ontvangen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 2] is langdurig stelselmatig ernstig seksueel misbruikt. Het bestaan van psychisch letsel is daarom zonder meer aannemelijk. Blijkens de ingebrachte brief van zijn psycholoog lijdt [slachtoffer 2] aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van het seksueel misbruik. Er is sprake van herbeleving, vermijding, verhoogde prikkelbaarheid en negatieve stemmingen en cognities die [slachtoffer 2] belemmeren in zijn dagelijks leven. Ook uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt de grote impact die het misbruik op het leven van [slachtoffer 2] heeft gehad en nog steeds heeft. Op basis van de op dit moment beschikbare gegevens en gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 17.500,00 billijk voor als zijnde het bedrag waarop de schade minst genomen kan worden gewaardeerd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 17.550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 5 A en B bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] , bijgestaan door mr. R.A. Korver, is een vordering tot schadevergoeding van € 3.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 6 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 1.000,00 kan worden toegewezen.
De verdediging heeft verzocht, gelet op toegewezen vergoedingen in soortgelijke zaken, de schadevergoeding zeer fors te matigen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de studioverhoren van [slachtoffer 3] blijkt hoe moeilijk het voor hem was om te vertellen wat verdachte met hem heeft gedaan. Blijkens de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 3] heeft hij nadien angstklachten en nare dromen gehad en vertrouwt hij mensen niet meer zoals vroeger. Ook durfde hij niet meer in zijn eigen kamer te slapen. Gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en toegewezen vorderingen in soortgelijke zaken in aanmerking nemend, komt de rechtbank vergoeding van € 1.000,00 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 6 bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 244, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 A en/of B, 2, 3, 5 A en B en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, waaronder medewerking verlenen aan huisbezoeken;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven en contact zal onderhouden met de reclassering in een door de reclassering te bepalen frequentie;
  • zal verblijven in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen of een soortgelijke instelling, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, en medewerking zal verlenen aan de behandeling en zich zal conformeren aan het behandelplan, waaronder begrepen het dagprogramma, het vrijhedenbeleid en de huis-en gedragsregels, ook als dat inhoudt het zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en het niet of onder strikte voorwaarden gebruik maken van internet, mede door middel van het verbieden of beperken van het gebruik van een smartphone of smart-tv. Als tijdens de behandeling een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zal meewerken aan een onderzoek betreffende de noodzaak, dan wel wenselijkheid van medicamenteuze ondersteuning (libidoremmende medicatie), zijn medicatie volgens voorschrift zal innemen en medewerking zal verlenen aan toediening daarvan en dat hij medewerking zal verlenen aan monitoring van toegediende medicatie;
  • openheid van zaken zal geven en hulp zal vragen aan de reclassering, waar nodig;
  • de dagbesteding die hem zal worden aangeboden zal accepteren en niet van werk zal veranderen zonder toestemming van de reclassering;
  • inzicht zal geven in zijn vrienden- en kennissenkring, partnerrelatie en contacten met zijn familie en de reclassering toestemming zal geven om, ook zonder zijn aanwezigheid, met hen te spreken;
  • openheid zal geven over zijn seksualiteit aan de personen en organisaties (medewerkers van de behandelinstelling en reclassering) die bij zijn begeleiding en toezicht betrokken zijn;
  • geen contact zal hebben met minderjarigen, niet in persoon en niet via sociale media, behoudens toestemming van de reclassering;
  • uitsluitend onder strikt toezicht door nader door de reclassering te bepalen personen en/of organisaties gebruik zal maken van het internet, mede voor wat betreft het gebruik van een smartphone en/of smart-tv. Het toezicht op deze voorwaarde bestaat tevens uit controles van gegevens- en beelddragers en andere (digitale) apparatuur. Deze controles worden uitgevoerd door medewerkers van de reclassering, zo nodig in samenwerking met de politie. Verdachte dient hieraan mee te werken;
  • in geval van crisis zal meewerken aan een time-out plaatsing in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt in ieder geval zolang als nodig is om verdachte op verantwoorde en veilige wijze te laten terugkeren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out, doch voor de duur van maximaal zeven weken, welke periode eenmaal met zeven weken kan worden verlengd;
  • zich gedurende de gehele terbeschikkingstelling niet buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal begeven, behoudens toestemming van de reclassering;
  • de reclassering toestemming zal geven voor overleg met instanties en personen die bij zijn resocialisatie betrokken zijn;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, opnemen of hebben met de in dit vonnis genoemde slachtoffers en andere in het dossier genoemde minderjarige jongens, tenzij het Openbaar Ministerie daarvoor op advies van de reclassering toestemming geeft.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.500,00 (zegge: achtduizend vijfhonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 8.500,00 (zegge: achtduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
77 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 17.550,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderdvijftig euro), bestaande uit € 50,00 als vergoeding voor de materiële en € 17.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 17.550,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
122 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. P. de Mos en mr. G. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2018.