ECLI:NL:RBNHO:2018:8662

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
6645348
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers door congestie luchtverkeersleiding

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht, die hen heeft doen missen van een aansluitende vlucht. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met British Airways gesloten voor een vlucht van Johannesburg naar Londen en vervolgens naar Amsterdam. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen.

British Airways heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk congestie veroorzaakt door luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat congestie inherent is aan het uitvoeren van luchtvaart en dat British Airways niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een specifiek besluit van de luchtverkeersleiding. De rechter heeft vastgesteld dat British Airways in beginsel gehouden is tot compensatie op grond van de Verordening, en dat de passagiers recht hebben op de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft British Airways veroordeeld tot betaling van € 2.400,00 aan compensatie, € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6645348 \ CV EXPL 18-1061
Uitspraakdatum: 10 oktober 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1],

2.
[passagier sub 2],beide wonende te [woonplaats],
3.
[passagier sub 3],
4.
[passagier sub 4],
beide wonende te [woonplaats],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. E.L. Heenk
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc,
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 januari 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers zou vervoeren van Johannesburg naar Londen Heathrow met vluchtnummer BA 0054 op 30 september 2016 en vervolgens op 1 oktober 2016 met BA 0430 van Londen Heathrow naar Amsterdam.
2.2.
Doordat de vlucht met vluchtnummer BA 0054 vertraagd is uitgevoerd, hebben de passagiers de vlucht naar Amsterdam gemist. British Airways heeft de passagiers omgeboekt naar een vervangende vlucht, waar zij met een vertraging van meer dan 3 uur zijn gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 363,00, subsidiair € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft British Airways aangevoerd dat de taxitijd van vlucht BA 0054 op Johannesburg (37 minuten) 18 minuten langer heeft geduurd dan in dat seizoen gebruikelijk was (19 minuten). Vervolgens heeft de taxitijd van het vliegtuig op Londen Heathrow 17 minuten geduurd. Dat is 7 minuten langer dan de gemiddelde taxitijd van 10 minuten voor deze vlucht op Londen Heathrow. Hierdoor is de vlucht BA 0054 in totaal met 16 minuten vertraagd uitgevoerd en hebben de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De langere taxitijden zijn het gevolg van beslissingen van het luchtverkeersbeheer, waarop British Airways geen invloed kan uitoefenen.
4.2.
British Airways heeft alle redelijke maatregelen getroffen en de passagiers geboekt op de eerstvolgende beschikbare vlucht naar hun eindbestemming. Niet valt in te zien welke andere maatregelen van haar konden worden gevergd, nog daargelaten of zij redelijk zouden zijn dan wel de vertraging zouden hebben voorkomen. Tot slot betwist British Airways de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uren aangekomen op de eindbestemming Amsterdam, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Hierbij is het uitgangspunt dat stelplicht en bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden bij de luchtvaartmaatschappij rusten. British Airways heeft zich in dit verband beroepen op overweging 15 van de considerans van de Verordening. Daarin is opgenomen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid bij een langdurige vertraging door een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag. Beoordeeld dient dan ook te worden of de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief moet worden uitgelegd.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat British Airways in de conclusie van antwoord zelf heeft gesteld dat vlucht BA 0054 (tweemaal) te maken heeft gehad met ‘airfield congestion’, hetgeen een verlengde taxitijd heeft veroorzaakt. Algemene beperkingen die zijn opgelegd door de luchtverkeersleiding - ten gevolge waarvan congestie ontstaat - vormen geen buitengewone omstandigheid. Zoals door deze rechtbank eerder is geoordeeld, is dit inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Bij een beperking van het aantal vluchten door de luchtverkeersleiding is het immers een (operationele) keuze van de luchtvaartmaatschappijen welke vluchten doorgang vinden en welke vluchten niet. Verder stelt de kantonrechter vast dat British Airways geen enkel besluit van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd. De kantonrechter kan daarom niet toetsen of de langdurige vertraging het gevolg is geweest van een besluit van het luchtverkeersbeheer te Johannesburg en/of Londen voor dit specifieke vliegtuig.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van British Airways stranden en daarom komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling of British Airways voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. British Airways is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht.
5.5.
Nu British Airways voor het overige ter zake van de compensatie geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, worden toegewezen. British Airways is in verzuim geraakt vanaf het moment waarop de vertraging van de passagiers is ontstaan, te weten op 1 oktober 2016. Nu de passagiers met ingang van een latere datum wettelijke rente hebben gevorderd, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de gevorderde datum, te weten 22 januari 2018.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 januari 2018 tot de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 januari 2018 tot de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 350,00 (2 punten x 175,00)
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 87,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter