ECLI:NL:RBNHO:2018:8653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
6526789
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door staking en weersomstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een annulering van een vlucht van Londen Gatwick naar Amsterdam op 15 september 2016. De passagier, vertegenwoordigd door mr. H. Yildiz, vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de Franse luchtverkeersleiding en slechte weersomstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de kern van het geschil draait om de vraag of British Airways verplicht is tot compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter oordeelde dat British Airways onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering van de vlucht het gevolg was van de gestelde buitengewone omstandigheden. De stelling dat de staking en de weersomstandigheden de annulering rechtvaardigden, werd niet voldoende onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier toegewezen, waarbij British Airways werd veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten werden ook aan British Airways opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze zaak. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6526789 \ CV EXPL 17-11240
Uitspraakdatum: 10 oktober 2018
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc,
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 november 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Londen Gatwick Airport naar Amsterdam op 15 september 2016, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. British Airways heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier is met een aankomstvertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Van 14 september tot en met 16 september 2016 staakte volgens British Airways de Franse Air Traffic Control. Dit had niet alleen grote impact op het vliegverkeer boven maar ook rond Frankrijk. Er ontstond een hevige congestie in het luchtruim van de omliggende landen. Daarnaast speelde mee dat op 14 september 2016 zeer slechte weersvoorspellingen werden gegeven voor 15 september 2016. Hierdoor werd er een capaciteitsreductie afgekondigd te Londen Gatwick. Op zowel de staking als de slechte weersomstandigheden kan British Airways geen invloed op uitoefenen. Zij dienen dan ook aangemerkt te worden als buitengewone omstandigheden. Verder heeft British Airways nog aangevoerd dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de buitengewone omstandigheden tot vertraging van de vlucht zou leiden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil is of British Airways de compensatie als bedoeld in de Verordening verschuldigd is in verband met de annulering van de vlucht. British Airways is niet verplicht compensatie aan een passagier te betalen, als zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
5.3.
In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en in geval van stakingen, die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Zoals in de considerans van de Verordening is bepaald, kan in geval van een staking sprake zijn van buitengewone omstandigheden. Dat leidt niet tot de conclusie dat iedere staking een buitengewone omstandigheid oplevert. Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijk invloed kan uitoefenen.
5.5.
British Airways heeft voldoende onderbouwd dat op 15 september 2016 sprake is geweest van een staking van de Franse luchtvaartsector. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom dit ertoe heeft geleid dat de onderhavige vlucht geannuleerd moest worden. De kantonrechter volgt de stelling van British Airways dat de omringende luchtruimen te maken hebben gekregen met congestie als gevolg van de staking niet. Na de gemotiveerde betwisting van de passagier had het op de weg van British Airways gelegen om deze stelling nader te onderbouwen. Zij heeft dit nagelaten. Nu niet is aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van de staking van de Franse luchtverkeersleiding, ontbreekt de feitelijke grondslag voor de aangevoerde buitengewone omstandigheid.
5.6.
Subsidiair heeft British Airways zich erop beroepen dat de annulering van de vlucht het gevolg is van de (voorspelde) slechte weersomstandigheden op 15 september 2016. Ter onderbouwing van de slechte weersomstandigheden heeft British Airways een ‘Heatrow Operational Efficiency Cell Brief’, een METAR rapport van 15 september 2017 en een ‘Traffic Managers Log’ overgelegd. Terecht heeft de passagier erop gewezen dat het METAR rapport van 2017 is, zodat deze niet als onderbouwing van de stelling van British Airways kan dienen. Uit de andere stukken kan de kantonrechter niet opmaken dat er sprake was van weersomstandigheden die de oorspronkelijke uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderden. Dat er sprake zou zijn van zeer slecht weer met onweersstormen wil nog niet zeggen dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid. De door British Airways overgelegde berichten en de weerrapportages bieden daartoe onvoldoende informatie. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens ter onderbouwing te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. British Airways heeft niet, althans onvoldoende aangetoond dat er op 15 september 2016 sprake zou zijn van dusdanige slechte weersomstandigheden dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in de Verordening.
5.7.
Voor wat betreft de stelling van British Airways dat op die dag sprake is geweest van een capaciteitsreductie te Londen Gatwick, heeft zij weliswaar voldoende aangetoond dat op de luchthaven Londen Gatwick door de luchtverkeersleiding op 15 september 2016 beperkingen waren ingesteld, maar ondanks de beperkingen was wel degelijk vliegverkeer mogelijk. De door British Airways overgelegde stukken bevatten geen specifiek besluit van de luchtverkeersleiding voor de onderhavige vlucht. Daarom is niet komen vast te staan dat de vlucht in kwestie niet mocht opstijgen. Daar komt nog bij dat algemene beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding naar het oordeel van de kantonrechter inherent zijn aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Het verweer op dit punt faalt dan ook.
5.8.
British Airways heeft gelet op het voorgaande niet aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom overweegt de kantonrechter dat het hier een vordering betreft tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de vlucht, te weten 15 september 2016.
5.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 september 2016, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,10;
griffierecht € 78,00;
salaris gemachtigde € 120,00;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter