ECLI:NL:RBNHO:2018:8602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
5978935 \ CV EXPL 17-4393
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging bij luchtreis en de vraag naar reisgenootschap

In deze zaak heeft Claimingo B.V. een vordering ingesteld tegen British Airways PLC. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht op 17 juli 2016. De passagiers, die met British Airways van Amsterdam naar Managua moesten reizen met een overstap in Londen en Miami, hebben meer dan drie uur vertraging opgelopen. Claimingo vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. British Airways betwistte de vordering en stelde dat Claimingo niet aan de bewijslast had voldaan en dat de vertraging zich buiten de geografische werkingssfeer van de Verordening had voorgedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat Claimingo in staat is geweest om de ontbrekende boekingsbescheiden te overleggen. De rechter oordeelde dat de Verordening van toepassing was, omdat de vlucht vanaf een luchthaven in de EU vertrok. Echter, Claimingo kon niet aantonen dat er sprake was van een reisgenootschap, wat essentieel was voor de vordering. De rechter wees de vordering van Claimingo af, omdat niet was aangetoond dat de passagiers gezamenlijk hadden moeten wachten op elkaar en dat de vertraging niet aan British Airways kon worden toegeschreven. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter was dat de vordering van Claimingo werd afgewezen en dat Claimingo de proceskosten moest vergoeden aan British Airways. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J. Candido, kantonrechter, op 10 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5978935 \ CV EXPL 17-4393
Uitspraakdatum: 10 oktober 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Claimingo B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiser,
hierna te noemen: Claimingo,
gemachtigde: mr. A.J. Colenbrander en mr. C.J.J.W. Schmidt,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht British Airways PLC.,
gevestigd te Cardiff, Wales (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

1.1.
Claimingo heeft namens de passagier bij dagvaarding van 8 mei 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Claimingo heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] , [passagier 2] , [passagier 3] , [passagier 4] , [passagier 5] , [passagier 6] , [passagier 7] , [passagier 8] en [passagier 9] (hierna: de passagiers) hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 17 juli 2016 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Managua, Nicaragua, met een overstap op London Heathrow (Engeland) en op de luchthaven van Miami (Verenigde Staten), hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers hebben meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Claimingo vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017, althans vanaf 1 maart 2017, althans vanaf 11 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 780,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 maart 2017, althans vanaf 11 maart 2017;
- de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.2.
Claimingo heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Claimingo stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,- per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat Claimingo niet aan de bewijslast heeft voldaan omdat niet van alle passagiers boekingsbescheiden zijn overgelegd. Voorts voert British Airways aan dat de vertraging die zich voor zou hebben gedaan buiten de Europese Unie en derhalve buiten de geografische werkingssfeer van de Verordening ligt, en dat de Verordening niet voorziet in een recht op compensatie vanwege een gemiste vlucht als gevolg van bagage die niet op tijd uit het vliegtuig komt, dat de passagiers er zelf voor hebben gekozen om hun aansluitende vlucht (AA 0993) te missen. Tot slot heeft British Airways aangevoerd dat Claimingo geheel niet heeft onderbouwd dat er sprake is van één reisgenootschap en waarom het noodzakelijk was voor alle passagiers om op [passagier 1] te wachten en zodoende allemaal hun vlucht moesten missen.
4.2.
Ten slotte verweer British Airways zich tegen de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij in deze zaak bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Claimingo heeft de ontbrekende, dan wel onleesbare, boekingsbescheiden van [passagier 1] , [passagier 4] , [passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 8] bij de conclusie van repliek overgelegd, zodat het verweer van British Airways, dat Claimingo niet aan de bewijslast heeft voldaan, gepasseerd wordt.
5.3.
Het geschil beperkt zich in beginsel tot de discussie of de Verordening ook op het traject Miami – Managua, van toepassing is. British Airways voert aan dat de vertraging zich voordeed buiten de Europese Unie en derhalve buiten de geografische werkingssfeer van de Verordening valt aangezien de passagiers zijn geweigerd op een vlucht van een niet-Gemeenschapsluchtvaartmaatschappij, namelijk American Airlines, om een reden die geen verband hield met de voorgaande vlucht.
5.4.
Voorop staat dat artikel 3 lid 1 onder a van de Verordening bepaalt dat deze verordening van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die is gelegen op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is. Alleen al om reden dat de vlucht vanaf Schiphol is vertrokken en daardoor in een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, is de Verordening van toepassing. Daarbij is niet relevant of de vlucht al dan niet door een communautaire luchtvaartmaatschappij wordt uitgevoerd. Daarnaast is het volgende van belang.
5.5.
Het Europese Hof van Justitie heeft bij arrest van 26 februari 2013 (Air France / Folkerts) geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluiting, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak van de vertraagde vlucht zich voordoet op de eindbestemming. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt volgens het Hof onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagiers hebben genomen.
5.6.
Op grond van het Folkerts-arrest moet onderhavige vlucht worden gezien als zijnde één met als eindbestemming Managua. De vlucht bestaat uit drie delen welke rechtstreeks op elkaar aansluiten, te weten de trajecten Amsterdam-Londen, Londen-Miami en Miami-Managua.
5.7.
Voorts heeft British Airways zich op het standpunt gesteld dat Claimingo niet heeft onderbouwd dat er sprake was van een reisgenootschap dat zich onmogelijk had kunnen scheiden/afscheiden van [passagier 1] , dat de Verordening niet voorziet in een recht op compensatie vanwege een gemiste vlucht als gevolg van bagage die niet op tijd uit het vliegtuig komt, en dat de passagiers aan zichzelf te wijten hebben dat zij de vlucht (AA 0993) van Miami naar Managua hebben gemist. Daarom hebben de passagiers volgens British Airways geen recht op compensatie.
5.8.
Claimingo heeft zich op het standpunt gesteld dat de passagiers de aanwijzingen van het personeel van British Airways opvolgden. Het is volgens Claimingo daarom aan British Airways te wijten is dat zij hun vlucht hebben gemiste en vertraging hebben opgelopen.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Claimingo onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een reisgezelschap. Uit de overgelegde boekingsbescheiden blijkt dat [passagier 1] , [passagier 4] , [passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 8] over een gezamenlijke boeking beschikken. Dat zij met de overige passagiers moeten worden beschouwd als een reisgenootschap is door Claimingo op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter zal de vordering ten aanzien van die overige passagiers, te weten [passagier 2] , [passagier 3] , [passagier 7] en [passagier 9] , dan ook afwijzen.
5.10.
Ten aanzien van [passagier 4] , [passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 8] oordeelt de kantonrechter als volgt. Behalve dat deze passagiers een gezamenlijke boeking bezitten, heeft Claimingo niet gesteld dat het noodzakelijk was dat deze meerderjarige heren op [passagier 1] bleven wachten en zodoende hun aansluitende vlucht moesten missen doordat zij niet op tijd hun bagage hadden ingecheckt. Anders dan bijvoorbeeld een gezin dat met minderjarige kinderen reist, acht de kantonrechter het zonder nadere uitleg niet begrijpelijk dat alle passagiers ervoor hebben gekozen om op [passagier 1] te wachten en zodoende hun overstap niet te halen, des te meer omdat Claimingo heeft gesteld dat er in beginsel, ondanks de vertraagde aankomst op het vliegveld van Miami, (ruim) voldoende tijd was om over te kunnen stappen. De kantonrechter zal de vordering van [passagier 4] , [passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 8] daarom eveneens afwijzen.
5.11.
Ten aanzien van [passagier 1] oordeelt de kantonrechter als volgt. British Airways heeft aangevoerd dat de Verordening niet voorziet in een recht op compensatie vanwege een gemiste vlucht als gevolg van bagage die niet op tijd uit het vliegtuig komt. [passagier 1] heeft daarom volgens British Airways geen recht heeft op compensatie.
5.12.
Claimingo heeft aangevoerd dat de passagiers een kortere overstap tijd had doordat vlucht AA 6160 1 uur en 10 minuten later is aangekomen op Miami. Daardoor hadden zij een kortere overstaptijd op Miami van 2 uur en 31 minuten. Toen bleek dat de bagage van [passagier 1] niet op de bagageband lag, was er 1 uur en 35 minuten van de overstap tijd verstreken. Bij de incheckbalie kregen de passagiers te horen dat de bagage minimaal 2 uur van tevoren moest worden ingecheckt zodat zij dus niet mee mochten met deze vlucht (AA 0993). [passagier 1] had echter geen bagage om in te checken nu zijn bagage in Londen was achtergebleven, en niet is aangevoerd waarom hij de vlucht naar Managua niet heeft kunnen halen nu hij geen bagage in hoefde te checken. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [passagier 1] geen recht heeft op compensatie en zal de vordering ten aanzien van [passagier 1] eveneens afwijzen.
5.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers veroordeeld worden in de proceskosten. Ook de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van Claimingo af;
6.2.
veroordeelt Claimingo tot betaling van de proceskosten die aan de kant van British Airways tot en met vandaag worden begroot op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde;
6.3.
veroordeelt Claimingo tot betaling van € 100,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door British Airways worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter