ECLI:NL:RBNHO:2018:858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
C/15/257815 / HA ZA 17-288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van vaststellingsovereenkomst tussen Buba Entertainment B.V. en Schiphol Nederland B.V.

In deze zaak vorderde Buba Entertainment B.V. (hierna: Buba) een schadevergoeding van ongeveer 1 miljoen euro van Schiphol Nederland B.V. (hierna: Schiphol). De rechtbank Noord-Holland heeft de vordering van Buba afgewezen, maar de vordering in reconventie van Schiphol tot ontbinding van de vaststellingsovereenkomst van eind 2013 is toegewezen. Buba had een exploitatieovereenkomst met Aviodrome en stelde dat zij schade had geleden door het faillissement van Aviodrome. Na mediation werd in 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin partijen afspraken over de exploitatie van attracties op Schiphol. Buba stelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van dwaling, omdat zij had aangenomen dat er substantiële toekomstige zakelijke mogelijkheden op Schiphol zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat Buba akkoord was gegaan met de overeenkomst zoals deze was opgesteld en dat er geen sprake was van wederzijdse dwaling. De rechtbank wees de vorderingen van Buba af en oordeelde dat Schiphol recht had op ontbinding van de vaststellingsovereenkomst, omdat Buba de geheimhoudingsplicht had geschonden door informatie over de overeenkomst aan de media te verstrekken. Buba werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 200.000,- aan Schiphol, alsook een boete van € 5.000,- voor de schending van de geheimhoudingsplicht. De proceskosten werden ook aan Buba opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/257815 / HA ZA 17-288
Vonnis van 14 februari 2018
bij vervroeging
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUBA ENTERTAINMENT B.V.,
gevestigd te Lelystad,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. de Boer te Hoorn (NH),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Buba en Schiphol genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 juli 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 januari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Buba exploiteert en verhuurt attracties en entertainmentsystemen (spelautomaten).
2.2.
Sinds 2008 is Schiphol één van de afnemers van Buba.
2.3.
In mei 2009 heeft Buba een exploitatieovereenkomst gesloten met Aviodrome. Op grond van die overeenkomst had Buba op het terrein van Aviodrome een 4D theater, een Astrojet ridesimulator en een simulator B 737 geplaatst.
2.4.
Op 7 november 2011 is aan Aviodrome surseance van betaling verleend. Vervolgens is Aviodrome op 28 november 2011 in staat van faillissement verklaard.
2.5.
De curator heeft een doorstart gerealiseerd met Libema B.V.
2.6.
Eind 2011 heeft Buba de Raad van Commissarissen van Aviodrome aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van het faillissement van Aviodrome.
2.7.
Partijen hebben veel gecorrespondeerd en na mediation is op 26 november 2013 tussen partijen een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten. Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
(…)
b. Partijen gezamenlijk zijn overeengekomen op het terrein van Aviodrome een 4D Theater en een Astrojet te exploiteren. Op 8 mei 2009 hebben partijen een exploitatieovereenkomst gesloten. Buba heeft gedurende de looptijd van de overeenkomst geïnvesteerd in het 4D Theater en de Astrojet;
(…)
e. Buba stelt als gevolg van het faillissement van Aviodrome schade te hebben geleden. De gepretendeerde schade van Buba betreft o.a. verlies van aanloopuren, financieringsschade en gederfde inkomsten. Buba heeft haar vordering ter hoogte van € 1.287.151,- bij de curator ingediend. De curator is doende de vordering te beoordelen.
f. Buba stelt dat de Directie en de Raad van Commissarissen van Aviodrome op de hoogte waren van een naderend faillissement op het moment dat Buba investeerde in het 4D Theater en de Astrojet. De Directie en de Raad van Commissarissen zouden volgens Buba om die reden aansprakelijk zijn voor de schade die Buba zou hebben geleden. Buba heeft hiervoor vooralsnog alleen de Raad van Commissarissen aansprakelijk gesteld.
g. Buba voorts meent dat SNBV (rb: Schiphol) een betere positie zou hebben verkregen als gevolg van de aanvraag van surseance van betaling. Buba stelt bovendien dat zowel de Raad van Commissarissen als SNBV mede schuldig zouden zijn aan het veroorzaken van het faillissement van Aviodrome. Deze beschuldigingen heeft Buba meerdere keren in de media geuit;
(…)
j. SNBV ontkent voor de door Buba gepretendeerde schade aansprakelijk te zijn;
k. Partijen de afgelopen maanden een mediationtraject hebben doorlopen (…)
l. Partijen tijdens de mediation elkaars belangen hebben aangetrokken en afspraken hebben gemaakt om het geschil te beëindigen.
m. Partijen tijdens voornoemde mediation een minnelijke regeling hebben getroffen en besloten hebben om door middel van een vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 BW hun rechtsverhouding definitief vast te stellen en een einde te maken aan het gerezen geschil.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1
a.
SNBV zal aan Buba ter beëindiging van bovengenoemd geschil een bedrag betalen van € 150.000,- (…) excl. B.T.W. Betaling van dit bedrag zal plaatsvinden binnen 30 dagen na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst door overmaking op (…) ten name van Buba Entertainment B.V.
SNBV zal voorts de accountantskosten en kosten (…) betreffende de mediation voldoen. Deze kosten worden achteraf vastgesteld. Bovendien voldoet SNBV een bedrag ter hoogte van € 15.000,- (…) excl. B.T.W. aan Buba om de door Buba gemaakte advieskosten te dekken.
In aanvulling op bovengenoemde bedragen zal SNBV ter compensatie van het door Buba gestelde verlies aan aanloopuren een bedrag van € 44.000,- excl. B.T.W. (…) vergoeden. Dit bedrag zal binnen de onder artikel 1.a. genoemde termijn op de bankrekening van Buba worden bijgeschreven.
SNBV gaat met Buba een preferred suppliership aan voor de locatie Amsterdam Airport Schiphol. SNBV zal met Buba een contract voor minimaal vijf jaar afsluiten na afloop van de huidige concessie-overeenkomst. Partijen zullen spoedig in overleg treden om de commerciële voorwaarden nader uit te werken en een addendum op de bestaande overeenkomst te sluiten. Partijen zullen onderling afstemmen waar Buba een extra automaat/automaten kan plaatsen. De locatie is mede afhankelijk van de beschikbare plaatsen en de visie van de development afdeling van SNBV en de architect. SNBV is genoodzaakt een voorbehoud te maken voor de flight simulators op level 3 omdat voortzetting op die locatie afhankelijk is van het verloop van de verbouwing. Buba draagt er spoedig zorg voor dat de automaten voldoen aan de geldende eisen van brandveiligheid.
(…)
SNBV biedt Buba een bedrag van € 100.000,- (…) aan mediawaarde, welke door Buba op IPB basis (indien plaats beschikbaar) kan worden ingezet. Buba sluit hiervoor een media-overeenkomst met Schiphol Media. De algemene voorwaarden en de tarieven van de rate card van Schiphol Media zijn van toepassing. Partijen treden in overleg over de optimalisering van de inzet van mediaruimte ten behoeve van Buba. Partijen zullen nader overleggen over de invulling van dit aanbod dat mogelijk (gedeeltelijk) via de concessie verrekend wordt.
SNBV en Buba spannen zich maximaal in om met de curator tot overeenstemming te komen over de uitkering van een bedrag uit de boedel aan Buba. Dit bedrag zou de schade betreffen door de niet-nakoming van contracten door Aviodrome.
Buba zal zich weerhouden van alle (negatieve) uitingen in de media betreffende SNBV, de leden van de Raad van Commissarissen [A.] en [B.] en dit geschil. Voorts zal Buba zich weerhouden om negatieve uitspraken jegens andere partijen te doen.
i.
(…)
Partijen zullen de heren [C.] en [D.] van het Ministerie van Financiën informeren over deze vaststellingsovereenkomst.
Artikel 2
Door betaling van de in artikel 1 genoemde bedragen en nakoming van de overige afspraken verklaren partijen niets meer van elkaar te vorderen te hebben ter zake van bovengenoemd geschil en verlenen zij elkaar volledige en onherroepelijke kwijting. Voorts verklaart Buba niets meer van de commissarissen Rutten en Verboom te vorderen te hebben en verleent Buba hen volledige en onherroepelijke kwijting.
Artikel 3
Partijen doen uitdrukkelijk afstand van hun eventuele recht op ontbinding van deze overeenkomst, behoudens het hierna in artikel 4 bepaalde.
Artikel 4
Partijen verplichten zich om over en weer geen mededelingen met betrekking tot het bestaan of de inhoud van deze overeenkomst aan derden te doen, met uitzondering van het onder artikel 1.j. genoemde. De wederpartij van de partij die deze geheimhoudingsplicht schendt mag deze overeenkomst zonder gerechtelijke tussenkomst ontbinden. Tevens heeft zij jegens de partij die deze geheimhoudingsplicht schendt recht op een direct opeisbare boete van € 5.000,- (…) excl. B.T.W. onverminderd en naast diens recht op schadevergoeding wegens de tekortkoming van de ander.
2.8.
In september 2014 is de volgende verklaring tot stand gekomen:
VERKLARING [E.] EN BUBA ENTERTAINMENT B.V.
Overwegende dat:
-
ondergetekenden het voornemen en de wens hebben om met de curator van Stichting Nationaal Luchtvaartthemapark Aviodrome (Aviodrome), de heer mr. L.J. van Apeldoorn een regeling te treffen terzake de vermeende vorderingen van ondergetekenden in het faillissement van Aviodrome (de “Regeling”);
-
de curator in verband met het voorgaande een drietal relevante crediteuren van Aviodrome te weten Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. (“KLM”), Schiphol Nederland B.V. en N.V. Luchthaven Lelystad heeft verzocht afstand te doen van hun vorderingen in het faillissement, teneinde deze regeling mogelijk te maken;
-
Schiphol Nederland B.V. en N.V. Luchthaven Lelystad (tezamen Schiphol) zich bereid hebben verklaard afstand te doen onder andere op voorwaarde dat ondergetekenden zich voor de onbepaalde tijd na het tot stand komen van voornoemde regeling (i) zullen onthouden van alle publieke of niet publieke uitingen met betrekking tot Aviodrome, Schiphol, haar directie en/of commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome of diens voormalige commissarissen en de vermeende oorzaak van het faillissement van Aviodrome; en (ii) zullen onthouden van het in of buiten rechte instellen van een vordering of procedure tegen Schiphol, haar directie en/of commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome of diens voormalige commissarissen; en
-
de rechter-commissaris, de heer mr. A.J. Wolfs, de regeling heeft goedgekeurd.
Verklaren hierbij:
Op voorwaarde dat een regeling tussen de curator en ondergetekenden tot stand komt:
zich te zullen onthouden van alle publieke of niet publieke uitingen met betrekking tot Aviodrome, tot Schiphol, haar directie en/of commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome of diens voormalige commissarissen; en
zich te zullen onthouden van het in of buiten rechte instellen van een vordering of procedure tegen Schiphol, haar directie en/of commissarissen de voormalige directie van Aviodrome of diens voormalige commissarissen.
Deze verklaring wordt gedaan ten behoeve van Schiphol, haar directie en commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome en diens voormalige commissarissen en heeft derdenwerking ten gunste van Schiphol, haar directie en commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome en diens voormalige commissarissen. Schiphol, haar directie en commissarissen, de voormalige directie van Aviodrome en diens voormalige commissarissen mogen zich in en buiten rechte op deze verklaring beroepen.
Ondergetekenden zullen ten aanzien van derden alle vertrouwelijkheid betrachten met betrekking tot deze verklaring dan wel haar inhoud, met dien verstande dat het Schiphol is toegestaan deze verklaring naar buiten te brengen voor zover zij daartoe wettelijk is verplicht. In een gerechtelijke of arbitrale procedure staat het Schiphol vrij een beroep te doen op deze verklaring.
Deze verklaring is door [E.] ondertekend voor zichzelf in privé en als bestuurder van Buba en voorts door Schiphol Nederland B.V. en door Schiphol Nederland mede namens Luchthaven Lelystad.
2.9.
De in voornoemde verklaring genoemde regeling is tot stand gekomen; Buba heeft een bedrag van € 200.000,- ontvangen uit de boedel van Aviodrome tegen finale kwijting.
2.10.
Bij brief van 15 november 2016 heeft de advocaat van Buba een ingebrekestelling verzonden aan Schiphol en Schiphol verzocht om binnen 7 dagen aan te geven of zij bereid is binnen 30 dagen na de datum van die brief een addendum te sluiten zoals bedoeld in artikel 1d van de vaststellingsovereenkomst waaruit blijkt dat zij bereid is uitvoering te geven aan het plaatsen van meerdere machines op meerdere locaties op Schiphol.
2.11.
Deze ingebrekestelling heeft niet geleid tot overeenstemming tussen partijen over de plaatsing van meerdere machines op meerdere locaties.
2.12.
Op 27 juni 2017 is in de Telegraaf een artikel verschenen onder de kop ‘Gedupeerd door Schiphol’. Bij dit artikel is een foto geplaatst van [E.], directeur van Buba. Het artikel houdt onder meer het volgende in:
Ondernemer [E.] uit Lelystad eist ruim € 1 miljoen schadevergoeding van luchthaven Schiphol.
“Ik heb een claim van € 1,2 miljoen neergelegd middels een dagvaarding. Ik wil niet meer verder met Schiphol. Zij komen hun afspraken niet na”, zegt de directeur van Buba, een onderneming in entertainment.
(…)
[E.] stelde eind 2011 de directie en raad van commissarissen van Schiphol aansprakelijk voor zijn schade.
Met Schiphol-baas [F.] werd vervolgens na een mediationtraject onder strikte geheimhouding eind 2013 overeengekomen dat [E.] op Schiphol een nieuwe zaak met spelautomaten en simulators kon starten, als onderdeel van de compensatie.
“Ik ben sindsdien al tientallen keren langs geweest bij de vastgoeddivisie van Schiphol. Elke keer is er geen ruimte voor mij. En als er ruimte komt, gaan die meters niet naar mij, aldus de luchthaven. Het duurt nu al drie jaar. Het is om moedeloos van te worden, daarom wil ik er vanaf” zegt [E.]. De € 1,2 miljoen die de ondernemer claimt, is grotendeels gestoeld op een eerdere schadeberekening die de accountant van Schiphol al eerder maakte voor de schikking. (…)

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Buba vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair Schiphol zal veroordelen de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen en aan Buba een bedrag van € 894.936,86 te voldoen, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert Buba dat de rechtbank de vaststellingsovereenkomst gedeeltelijk zal ontbinden met veroordeling van Schiphol tot betaling van € 1.283.436,86, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Buba legt aan haar vordering ten grondslag dat de vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen is onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Buba stelt dat partijen bij de onderhandelingen er beiden van zijn uitgegaan dat het creëren van (substantiële) future business voor Buba op Schiphol mogelijk zou zijn, maar dat de afgelopen 3,5 jaar gebleken is dat dit niet mogelijk is en dat er dus feitelijk sprake is van wederzijdse dwaling.
Voorts stelt Buba dat partijen in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst weliswaar afstand hebben gedaan van hun recht om ontbinding van die overeenkomst te vorderen, maar dat haar hiermee een wettelijk recht is ontzegd, ondanks een duidelijke tekortkoming in de nakoming door Schiphol. Buba betoogt dat nakoming vorderen van de overeenkomst echter geen zin heeft omdat de prestaties die Schiphol moet leveren onvoldoende concreet zijn omschreven in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst en omdat gebleken is dat future business creëren feitelijk onmogelijk is. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het onder die omsandigheden onaanvaardbaar om haar te houden aan het bepaalde in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, aldus Buba, die om die reden thans gedeeltelijke ontbinding van de vaststellingsovereenkomst en vervangende schadevergoeding voor de misgelopen future business vordert.
3.3.
Schiphol voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Schiphol vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vaststellingsovereenkomst zal ontbinden, met veroordeling van Buba tot betaling van € 210.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Schiphol legt aan haar vordering ten grondslag dat Buba niet heeft voldaan aan de in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst bepaalde geheimhoudingsplicht waardoor grond bestaat om ontbinding van die overeenkomst te vorderen en dat Buba voorts tweemaal de overeengekomen boete verschuldigd is geworden. Voorts stelt zij dat door de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan en Buba derhalve gehouden is de door Schiphol aan haar ingevolge de overeenkomst betaalde bedragen terug te betalen. Schiphol voert aan dat zij in dat verband € 300.000,- heeft voldaan aan Buba maar dat zij in deze procedure haar vordering beperkt tot een deelbetaling van € 200.000,-.
3.7.
Buba voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Ten aanzien van het primaire beroep van Buba op wederzijdse dwaling wordt het volgende overwogen. In de eerste plaats is onduidelijk waarover precies gedwaald zou zijn, nu Buba zelf heeft verklaard dat de verplichtingen van Schiphol onvoldoende concreet zijn weergegeven in artikel 1d van de vaststellingsovereenkomst. Buba heeft aangevoerd dat beide partijen zouden hebben gedwaald over de mogelijkheid van future business voor Buba op Schiphol, maar dat gebleken is dat die future business feitelijk niet beschikbaar kwam. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en op grond van de inhoud van de stukken is echter voldoende gebleken dat partijen onderhandeld hebben over de verplichtingen van Schiphol in dit verband, dat Buba tijdens de onderhandelingen verdergaande, meer specifiek geformuleerde eisen stelde aan de omschrijving van de verplichtingen van Schiphol, maar dat partijen hierover uiteindelijk geen overeenstemming hebben bereikt en dat hierdoor een tekst tot stand gekomen is zoals die is verwoord in artikel 1d van de vaststellingsovereenkomst. Buba is vervolgens akkoord gegaan met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst zoals deze door beide partijen op 26 november 2013 is ondertekend. Gelet op dit verloop en de daaruit voortgevloeide formulering van artikel 1d kan niet worden gezegd dat sprake is geweest van (wederzijdse) dwaling zoals door Buba gesteld. De omstandigheid dat partijen in de afgelopen jaren geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over (aanvullende) plekken voor het plaatsen van extra apparaten door Buba maakt dit niet anders, teminder nu Schiphol voldoende aannemelijk heeft gemaakt bij herhaling een aantal voorstellen aan Buba te hebben gepresenteerd en zich tot aan deze procedure bereid heeft gehouden met andere voorstellen te komen indien de mogelijkheid daartoe zich zou voordoen. Hierbij dient te worden bedacht dat ook derden, onder wie de architect van de luchthaven, invloed hadden op de plaatsingsmogelijkheden die Buba konden worden aangeboden, zoals ook volgt uit de vaststellingsovereenkomst.
Ten overvloede wordt hier nog overwogen dat ook een geslaagd beroep op dwaling niet had kunnen leiden tot het door Buba beoogde doel, te weten wijziging van de overeenkomst in een verplichting voor Schiphol tot betaling van schadevergoeding als door Buba thans gevorderd, nu artikel 6:230 BW geen grondslag biedt voor een dergelijke vordering en Buba bovendien in de afstandsverklaring van september 2014 (vide r.o. 2.8) heeft verklaard zich van het instellen van dergelijke vorderingen tegen Schiphol te zullen onthouden.
4.2.
Subsidiair heeft Buba betoogd dat handhaving van het ontbindingsverbod uit artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst in strijd is met het bepaalde in artikel 6:248 BW en artikel 6:265 BW. Zij heeft gesteld dat niet voorzienbaar was dat de future business niet beschikbaar zou komen en dat nu Schiphol in gebreke is om die future business beschikbaar te stellen, het in strijd zou zijn met de redelijkheid en de billijkheid om Buba aan dit ontbindingsverbod te houden. Daarbij heeft zij benadrukt dat het geen zin heeft om nakoming van de overeenkomst te vorderen omdat de verplichtingen van Schiphol onvoldoende concreet zijn omschreven in de overeenkomst.
4.3.
Ook dit betoog is vergeefs voorgedragen. Zoals hiervoor in r.o. 4.1 reeds is overwogen, is Buba, ondanks de diverse wensen die zij had geuit met betrekking tot het concretiseren van de verplichtingen van Schiphol in de vaststellingsovereenkomst, akkoord gegaan met de in algemene bewoordingen opgestelde tekst van de vaststellingsovereenkomst zoals deze uiteindelijk tot stand is gekomen. Niet is gebleken dat door Schiphol geen uitvoering is gegeven aan die overeenkomst, naar eveneens hiervoor in 4.1. reeds is overwogen. Aan Buba komt derhalve hoe dan ook (ook zonder artikel 3) geen recht toe om ontbinding van de overeenkomst te vorderen. Aan het beroep op artikel 6:248 BW wordt reeds om deze reden voorbij gegaan waarbij ook in dit verband wordt aangetekend dat dit beroep evenzeer zou afstuiten op de omstandigheid dat Buba in de afstandsverklaring van september 2014 (r.o. 2.8) expliciet afstand heeft gedaan van haar recht om schadevergoedingsvorderingen als de onderhavige in te stellen tegen Schiphol.
4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van Buba worden afgewezen. Buba zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van Schiphol begroot op:
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.316,00
in reconventie
4.5.
Schiphol heeft ontbinding gevorderd van de vaststellingsovereenkomst op de grond dat Buba de geheimhoudingsplicht, zoals opgenomen in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst heeft geschonden. Schiphol heeft daartoe gesteld dat er twee publicaties zijn geweest in De Telegraaf waaruit blijkt dat [E.] een journalist informatie heeft verstrekt over het bestaan en de inhoud van de vaststellingsovereenkomst dan wel met een journalist daarover heeft gesproken. Zij heeft gesteld dat Buba uit dien hoofde voorts tweemaal de contractuele boete verschuldigd is geworden.
4.6.
Het eerste krantenbericht is een bericht van 24 juni 2015. In dit bericht is onder meer de volgende passage opgenomen:
(…)
Maar Schiphol trok ook onlangs de portemonnee om een gedupeerde ondernemer schadeloos te stellen (…)
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van dit bericht met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld dat Buba de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden, zodat de door Schiphol gevorderde contractuele boete naar aanleiding van dit bericht niet toewijsbaar is en het bericht evenmin een grondslag voor ontbinding van de vaststellingsovereenkomst biedt.
4.7.
Het tweede krantenbericht is het bericht van 27 juni 2017 waarvan de relevante passages hiervoor onder r.o. 2.12 zijn weergegeven. Uit de tekst van dit artikel blijkt duidelijk dat [E.] over de vaststellingsovereenkomst heeft gesproken met de journalist, hij wordt in het krantenbericht immers geciteerd, en daarmee de op hem rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De in verband met deze schending door Schiphol gevorderde contractuele boete ad € 5.000,- is derhalve toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag kan eveneens worden toegewezen.
4.8.
Bovendien blijkt uit het vorenstaande dat aan Schiphol op grond van het bepaalde in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst het recht toekomt om ontbinding van de vaststellingsovereenkomst te vorderen. De door Schiphol gevorderde ontbinding kan dan ook worden toegewezen. Als gevolg van deze ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen. Deze brengen mee dat Buba gehouden is de betalingen, die door Schiphol in het kader van de vaststellingsovereenkomst aan Buba of aan derden ten behoeve van Buba zijn verricht, aan haar terug te betalen. Schiphol heeft haar vordering beperkt tot een bedrag van € 200.000,-. Dit bedrag is toewijsbaar evenals de daarover gevorderde wettelijke rente.
4.9.
Buba zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van Schiphol begroot op:
- salaris advocaat
3.211,00(0,5 x 2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 3.211,00
4.10.
Ook de gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Buba tot betaling van de proceskosten ad € 10.316,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
ontbindt de vaststellingsovereenkomst tussen Schiphol en Buba van 26 november 2013;
5.5.
veroordeelt Buba tot betaling aan Schiphol van € 200.000,-- (tweehonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt Buba tot betaling aan Schiphol van € 5.000,-- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt Buba tot betaling van de proceskosten ad € 3.211,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
veroordeelt Buba in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 205,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. M. Wouters en mr. J.H. van Woudenberg en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1155