ECLI:NL:RBNHO:2018:845
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van een dwangsom voor verwijdering van een berging/garage
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in bezwaar was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Dit besluit, genomen op 14 november 2017, verplichtte verzoeker om een zonder omgevingsvergunning gerealiseerde berging/garage op zijn perceel voor 14 februari 2018 te verwijderen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om het besluit te schorsen, omdat hij een spoedeisend belang had bij het voorkomen van verwijdering voordat het besluit onherroepelijk was.
Tijdens de zitting op 25 januari 2018 is verzoeker verschenen, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. O. Kocak en J. Bowildt. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de garage/berging in strijd is met het bestemmingsplan, dat de gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorzieningen en dat handhaving in het algemeen belang is. Er was geen concreet zicht op legalisatie, aangezien de gemeente niet bereid was om mee te werken aan legalisatie van de berging/garage, die bovendien op een duiker was gebouwd, waaruit veiligheidsoverwegingen voortvloeien dat bebouwing daar niet is toegestaan.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. Wel werd er ruimte geboden voor verdere gesprekken tussen partijen over het gebruik van de grond, met de voorwaarde dat deze als tuin zonder bebouwing ingericht zou worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.