ECLI:NL:RBNHO:2018:8276
Rechtbank Noord-Holland
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met wijziging sepotcode
Op 18 oktober 2017 diende verzoeker een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met het verzoek om een vergoeding van € 2.459,39 voor kosten van rechtsbijstand in verband met een verzoek tot wijziging van de sepotcode. Dit verzoekschrift werd behandeld in raadkamer op 10 september 2018, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Soeteman, en de officier van justitie, mr. K. Sanders, aanwezig was. De officier van justitie gaf aan zich niet tegen de inwilliging van het verzoek te verzetten.
De rechtbank beoordeelde het verzoek op basis van de artikelen 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de strafzaak tegen verzoeker, die betrekking had op verdenking van oplichting gepleegd op 29 april 2013, onherroepelijk was geëindigd door een sepotbeslissing van de officier van justitie op 3 juni 2016. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het binnen drie maanden na het eindigen van de zaak ingediend had moeten worden. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de kosten waarvoor vergoeding werd gevraagd, niet rechtstreeks samenhingen met de strafzaak, omdat de werkzaamheden van de advocaat pas vier maanden na het einde van de strafzaak waren begonnen.
De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, wat betekent dat het verzoek niet in behandeling werd genomen. De beschikking werd gegeven door mr. J. van Beek en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2018. Tegen deze uitspraak staat voor de verzoekende partij hoger beroep open, dat binnen een maand na betekening van de beschikking kan worden ingesteld.