ECLI:NL:RBNHO:2018:8276

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/007492
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met wijziging sepotcode

Op 18 oktober 2017 diende verzoeker een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met het verzoek om een vergoeding van € 2.459,39 voor kosten van rechtsbijstand in verband met een verzoek tot wijziging van de sepotcode. Dit verzoekschrift werd behandeld in raadkamer op 10 september 2018, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Soeteman, en de officier van justitie, mr. K. Sanders, aanwezig was. De officier van justitie gaf aan zich niet tegen de inwilliging van het verzoek te verzetten.

De rechtbank beoordeelde het verzoek op basis van de artikelen 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de strafzaak tegen verzoeker, die betrekking had op verdenking van oplichting gepleegd op 29 april 2013, onherroepelijk was geëindigd door een sepotbeslissing van de officier van justitie op 3 juni 2016. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het binnen drie maanden na het eindigen van de zaak ingediend had moeten worden. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de kosten waarvoor vergoeding werd gevraagd, niet rechtstreeks samenhingen met de strafzaak, omdat de werkzaamheden van de advocaat pas vier maanden na het einde van de strafzaak waren begonnen.

De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, wat betekent dat het verzoek niet in behandeling werd genomen. De beschikking werd gegeven door mr. J. van Beek en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2018. Tegen deze uitspraak staat voor de verzoekende partij hoger beroep open, dat binnen een maand na betekening van de beschikking kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 17/007492
Uitspraakdatum: 24 september 2018
Beschikking(art. 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 18 oktober 2017 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een verzoekschrift van:
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende te [adres] , ten kantore van mr. J. Soeteman, advocaat.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift strekt - op de daarin vermelde in bij de behandeling in raadkamer nader geadstrueerde, als hier herhaald en ingelast te beschouwen gronden - tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 2.459,39, wegens de met betrekking tot een verzoek tot wijziging van de sepotcode gemaakte kosten van een advocaat, althans ter hoogte van een door de rechtbank billijk geacht geldbedrag, en te vermeerderen met de kosten, nodig voor het opstellen, indienen en toelichten van dit verzoekschrift.
Op 10 september 2018 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. Soeteman, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. K. Sanders.
De officier van justitie heeft aangegeven zich niet tegen de inwilliging van het verzoek te verzetten.

2.Beoordeling

Op de voet van het bepaalde in de artikelen 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de gewezen verdachte - indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman, zo daartoe althans - alle omstandigheden in aanmerking genomen - gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat de strafzaak tegen verzoeker (wegens verdenking van oplichting, gepleegd op 29 april 2013 te Beverwijk) onherroepelijk is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 3 juni 2016, kenmerk 2013041801, aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd (sepotcode 02, onvoldoende bewijs).
Gelet op artikel 591a lid 4 Sv jo 591 lid lid 2 Sv moet een verzoekschrift als het onderhavige worden ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 591 Sv. Immers het verzoek tot wijziging sepotcode betreft slechts de motivering van de beslissing, maar tast de beslissing zelf niet aan.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat het verzoek niet tijdig is ingediend en verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het daarnaast moet gaan om een vergoeding van kosten die rechtstreeks met de strafzaak samenhangen. Anders dan verzoeker en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daar in dit geval geen sprake van is. Het betreffen werkzaamheden die zijn aangevangen op 7 oktober 2016, ruim 4 maanden na het einde van de zaak en ook alleen betrekking hadden op de motivering van de sepotbeslissing. Ten tijde van de strafzaak zelf had verzoeker geen bijstand van een advocaat.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van A.B. van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2018.
Informatie bij deze beschikking
Tegen deze uitspraak staat voor de verzoekende partij hoger beroep open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze beschikking.