In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de herziening van studiefinanciering. Eiseres had in oktober 2017 een besluit ontvangen waarin haar studiefinanciering over de periode van februari tot en met oktober 2017 werd herzien naar de norm van een thuiswonende studerende. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiseres niet op het adres stond ingeschreven waar zij volgens de Basisregistratie Personen (BRP) woonde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat zij feitelijk woonde op een ander adres en dat de rapportage van de controleurs onjuist was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de betreffende periode feitelijk woonde op een ander adres, maar dat inschrijving op dat adres niet mogelijk was vanwege handhaving door de gemeente. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte de studiefinanciering had herzien en dat de hardheidsclausule van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor eiseres recht had op de studiefinanciering als uitwonende studerende. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke woonomstandigheden in relatie tot studiefinanciering en de toepassing van de hardheidsclausule in situaties waarin inschrijving op een adres niet mogelijk is.