Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van ruim 3 kilogram cocaïne. De verdachte had contact gehouden met medeverdachten terwijl deze in Aruba waren en onderweg naar Nederland, en haalde hen op Schiphol op, wetende dat zij verdovende middelen bij zich hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank heeft het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar is wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren met voorwaarden. Daarnaast is een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de beperkte rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een systeemproblematiek en de emotionele afhankelijkheid van haar broer. De rechtbank heeft de verdachte als first offender behandeld, aangezien zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.