ECLI:NL:RBNHO:2018:7870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
15.098255.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte in samenwerking met medeverdachten

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 mei 2018 te Schiphol samen met anderen opzettelijk ruim 3 kilogram cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland, wat een overtreding van de Opiumwet is. Tijdens de zitting op 28 augustus 2018 heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat de verdachte geen betrokkenheid had bij de invoer van de verdovende middelen.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-gesprekken en getuigenverklaringen, geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de invoer van de cocaïne. De verdachte had contact met medeverdachten en speelde een instruerende rol in het drugstransport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de dag van de aanhouding aanwezig was op Schiphol en de koeriers had weggebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om de gevangenneming van de verdachte te bevelen en heeft het verzoek van de officier van justitie afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.098255.18
Uitspraakdatum: 11 september 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. V.E.A. de Hommel en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.R. Kant, advocaat te Krommenie, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland (al dan niet als bedoeld in artikel 1 onder 4 Opiumwet) heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij invoer van de verdovende middelen door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier en hetgeen op zitting is besproken, blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] elkaar langdurig kennen. Vaststaat voorts dat [medeverdachte 2] en verdachte samen naar Schiphol zijn gekomen om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op te halen.
Op de telefoon van [verdachte] wordt een Whatsapp-gesprek aangetroffen .gevoerd op 19 mei 2018 met een onbekend gebleven persoon die gebruik maakt van het Arubaans telefoonnummer [telefoonnummer] .
Niet is gebleken noch aannemelijk gemaakt dat een ander dan verdachte op dat moment heeft deelgenomen aan de conversatie met de gebruiker van voornoemd Arubaans telefoonnummer, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit verdachte zelf is geweest.
Gedurende voornoemd gesprek wordt onder meer gesproken over een man en een vrouw die beiden “gekleed gaan”, over “een dildo doen” door de vrouw en “eten” door de man en over geldbedragen die aan de man en de vrouw dienen te worden gegeven door de gebruiker van het Arubaans telefoonnummer.
De inhoud van het hiervoor besproken gesprek komt zo evident overeen met de wijze waarop de drugs door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vervoerd en ingevoerd zijn, namelijk met behulp van een korset, maar ook door duwen [medeverdachte 3] ) en slikken ( [medeverdachte 1] ) en ligt voorts qua tijdstip ook zo dicht tegen het moment van de daadwerkelijke invoer van verdovende middelen door voornoemde koeriers aan, dat naar het oordeel van de rechtbank uit de feitelijke omstandigheden volgt dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] hier sprak over voornoemd drugstransport met de gebruiker van het Arubaans telefoonnummer. Dat [verdachte] wist dat het ging om de invoer van drugs blijkt uit de strekking van voornoemde conversatie waarbij onder meer wordt gesproken over vervoerswijzen en beloningen.
De rechtbank wordt gesterkt in haar oordeel door het feit dat ook [medeverdachte 3] , één van de aangehouden drugskoeriers, contact heeft gehad met de gebruiker van het Arubaans telefoonnummer op de dag van aankomst in Nederland, door melding te maken van een “safe flight” via Whatsapp alsmede de verzending van een selfie met daarop [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zittend in een vliegtuig met opgestoken duim.
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte contact heeft onderhouden met een lid van de organisatie te Aruba omtrent de wijze van het vervoeren van de drugs en de beloningen/voorschotten die betaald dienden te worden. Uit de inhoud van de gesprekken volgt dat verdachte daarbij een instruerende rol heeft gehad naar dat lid van de organisatie op Aruba alsook naar de medeverdachte [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] .
Voorts is uit het dossier gebleken dat verdachte de koeriers ook heeft weggebracht naar Schiphol op de dag van vertrek en tevens op Schiphol was om hen op 20 mei 2018 af te halen.
Op grond van voornoemde handelingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte medepleger is van de invoer van cocaïne door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , door in Nederland als bemiddelaar voor de drugsorganisatie te opereren.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de rechtbank de gevangenneming van verdachte zal bevelen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
In reactie op de door de officier van justitie gevorderde gevangenneming heeft de raadsman gesteld dat dit dient te worden afgewezen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 3 kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte heeft opgetreden als bemiddelaar voor de drugsorganisatie op Aruba met betrekking tot de invoer van de verdovende middelen door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Voorts heeft hij hen naar Schiphol gebracht en was hij ook op de dag van aanhouding aanwezig om hen op te halen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de rol van verdachte met betrekking tot dit transport aanzienlijk is en zal dit meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 18 juli 2018 en daaruit opgemaakt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Nu voornoemde veroordelingen van langer dat vijf jaar geleden zijn, zal de rechtbank daar geen rekening mee houden ten nadele van verdachte.
Voor feiten als in onderhavige zaak worden in beginsel doorgaans onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Daarbij wordt tot uitgangspunt genomen de LOVS richtlijnen en de instruerende rol van verdachte in het drugstransport.
De rechtbank heeft op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden kunnen aannemen die afwijking van eerdergenoemde richtlijnenrechtvaardigen. Uit de proceshouding van verdachte valt niet af te leiden dat hij het laakbare van zijn handelen inziet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank acht thans geen termen aanwezig de gevangenneming van verdachte te bevelen en wijst dit verzoek van de officier van justitie af.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. M. Goedhuis-Visser en mr. B.C. Swier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Mr. Swier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 21 mei 2018, p. 211 e.v. persoonsdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de door medeverdachte [medeverdachte 2] op 21 mei 2018 afgelegde verklaring:
(…)
V: Met wie bent u naar Schiphol gekomen?
A: Met [verdachte] .
V: Wat heeft u gedaan nadat u op Schiphol aankwam?
A: Ik weet niet meer hoe laat we aankwamen. Daarna zijn we de gate gaan zoeken en hebben we gewacht. Op een gegeven moment is [verdachte] bij de koffers gaan kijken maar hij zag dat de band nog niet draaide. Toen zijn we samen bij het raam gaan staan en op een gegeven moment kwamen ze aan.
(…)
A: Toen hij in Bali was zei hij na de beroving dat hij [naam] nog een keer op reis wilde meenemen. Een paar dagen voor zijn vertrek naar Aruba kreeg ik opeens een foto van tickets en geld.
V: Hoe zijn ze toen naar Schiphol gegaan?
A: Ik heb ze gebracht.
V: Wie waren daar nog meer bij?
A: [verdachte] .
Een proces-verbaal d.d. 20 mei 2018, p. 25 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten:
Op vrijdag 18 mei 2018 ontving de Afdeling Eerstelijns Drugbestrijding een proces-verbaal van het Team Criminelen Inlichtingen (TCI) inhoudende het volgende:
"Binnen enkele dagen komt de [medeverdachte 1] aan op Schiphol vanuit Aruba
hij heeft vermoedelijk verdovende middelen bij zich."
Noot TCI:
Met de heer [medeverdachte 1] wordt bedoeld:
[medeverdachte 1]
.
Middels een bevel vordering ex. artikel 126nd/126ne werden de historische en toekomstige gegevens gevorderd bij de luchtvaartmaatschappij Tui.
Hieruit kwam onder meer naar voren dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] , op 20 mei 2018 zou arriveren met de vlucht OR 374 vanuit Aruba.
Na contact met de Officier van Justitie mevrouw Mr. J. Toe-Laar werd de
aanhouding buiten heterdaad gelast ten aanzien van [medeverdachte 1] .
Vervolgens hebben wij, verbalisanten, ons op zondag 20 mei 2018 omstreeks 10:30 uur, begeven naar de luchthaven Schiphol, alwaar de vlucht OR 374 arriveren ter hoogte G-08.
Op de voornoemde locatie zagen wij, [verbalisant] en [verbalisant] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en herkenden wij hen aan de hand van de bij ons beschikbare foto, afkomstig uit de Strafrechtketen Databank (SKDB).
Ik, [verbalisant] , zag vervolgens dat:
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] via de schuifdeuren, terminal aankomsthal 4 betraden en linksaf liepen;
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een ontmoeting hadden met een voor mij onbekende manspersoon, naar later blijkt [verdachte] , en een voor mij onbekende vrouwspersoon, naar later blijkt [medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] gezamenlijk terminal aankomsthal 4 verlieten;
(…)
Vervolgens hebben wij, [verbalisant] en [verbalisant] , [medeverdachte 1] op zondag 20 mei 2018 te 11:16 uur aangehouden terzake vermoedelijk overtreding van de Opiumwet artikel 2 (…)
Nadat wij, [verbalisant] en [verbalisant] , op de hoogte waren gebracht van de aanhouding van [medeverdachte 2] , hebben wij [medeverdachte 3] op zondag 20 mei 2018 te 11:32 uur aangehouden terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet artikel 2 ABC en artikel 47/48 van het Wetboek van Strafrecht.
Nadat wij. [verbalisant] en [verbalisant] , op de hoogte waren gebracht van de aanhouding van [medeverdachte 2] (de rechtbank leest [medeverdachte 1] ), hebben wij [medeverdachte 1] (de rechtbank leest [medeverdachte 2] ) op zondag 20 mei 2018 te 11:32 uur aangehouden terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet artikel 2 ABC en artikel 47/48 van het Wetboek van Strafrecht.
Hierna hebben wij, [verbalisant] en [verbalisant] , [verdachte] op zondag 20 mei 2018 te 11:24 uur aangehouden (…) terzake vermoedelijk overtreding artikel 2 ABC en artikel 47/48 van het Wetboek van Strafrecht.
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen verdachte [medeverdachte 1] d.d. 21 mei 2018, p. 70 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten:
Op zondag 20 mei 2018 werd er door personeel van de Eerstelijns drugsbestrijding, verdachte [medeverdachte 1] , op last van Officier van Justitie Mr. J. Toe-Laar, buiten heterdaad aangehouden, op verdenking van de smokkel van verdovende middelen, dit na aanleiding van informatie afkomstig van het Team Criminele Inlichtingen (TCI).
Bij de aanhouding droeg verdachte, [medeverdachte 1] , een korset, met daarin een vermoedelijke onbekende hoeveelheid verdovende middelen. Deze korset is onder verdachte, [medeverdachte 1] , in beslaggenomen.
Wij, verbalisanten, zagen twee zogenoemde fouilleringszakken, voorzien van nummer 2871449 en 2547744, met hierin de vermoedelijke verdovende middelen in pakketten en een korset en hemd.
Wij, verbalisanten, hebben elke pakket apart gecategoriseerd, te weten in A, B en C.
Het gewicht van de aangetroffen stof uit alle categorieën, bedroeg in totaal:
(…)
1.785,1 gram netto.
Vervolgens nam ik, [verbalisant] , drie representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam.
Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol zijn voornoemde monsters vastgelegd door middel van een Sporen Identificatie Nummer (SIN):
Categorie A: AAIT2406NL
Categorie B: AAIT2407NL
Categorie C: AAIT2408NL
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen verdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 mei 2018, p. 82 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten:
(…)
Bij verdachte [medeverdachte 1] werden in het totaal -16- slikkersbollen aangetroffen, welke wij, verbalisanten, nader hebben onderzocht. Wij, verbalisanten, zagen dat alle slikkersbollen voornoemd qua vorm, kleur en grootte nagenoeg identiek waren.
Na weging van de aangetroffen stof afkomstig uit de onderzochte slikkersbol zagen wij, verbalisanten, op de display van de weegschaal het nettogewicht -8,0- gram staan.
Het totaal nettogewicht van de stof, aanwezig in de -16- slikkersbollen, bedroeg derhalve bij benadering: -16- slikkersbollen x 8,0 gram = -128,0- gram.
Vervolgens nam ik, [verbalisant] , één representatief monster van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam.
Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol is voornoemd monster vastgelegd door middel van een sporen identificatienummer (SIN):
AAIT2419NL.
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen verdachte [medeverdachte 3] d.d. 21 mei 2018, p. 91 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten:
(…)
Bij de aanhouding droeg verdachte, [medeverdachte 3] , een korset, met daarin een vermoedelijke onbekende hoeveelheid verdovende middelen. Deze korset is onder verdachte, [medeverdachte 3] , inbeslaggenomen.
(…)
Wij, verbalisanten, hebben elke pakket en de condoom apart gecategoriseerd, te
weten in A, B en C.
Het gewicht van de aangetroffen stof uit alle categorieën, bedroeg totaal:
(…) 1.301,3 gram netto.
Vervolgens nam ik, [verbalisant] , drie representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam.
Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol zijn voornoemde monsters vastgelegd door middel van een Sporen Identificatie Nummer (SIN):
Categorie A: AAIT2413NL
Categorie B: AAIT2414NL
Categorie C: AAIT2415NL.
Een proces-verbaal van bevindingen telecom [verdachte] d.d. 23 mei 2018, p. 53 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Op zondag 20 mei 2018, werd bij verdachte [verdachte] een mobiele telefoon met de volgende
kenmerken inbeslaggenomen:
Merk : Samsung
Model : SM-J106H
IMEI-nummer : [nummer]
Eigen nummer : [telefoonnummer]
Sim kaart : Lycamobile met SIM nummer [nummer]
(…)
Whatsapp Gesprek [verdachte] [telefoonnummer] ) met [telefoonnummer] nader te noemen NN Man.
In de telefoon van [verdachte] , zijnde de Samsung, werd een whatsappgesprek aangetroffen
tussen [verdachte] en een NN persoon. Dit gesprek werd gevoerd op 19 mei 2018:
[verdachte] : Hoi
NN MAN: Hoi hoe gaat het?
[verdachte] : Broer de man zei tegen mij dat de dame een beetje moeilijk doet
[verdachte] : Want ik denk dat ze wil eten
[verdachte] : Hij/zij zei je gaf toch 200 dollar
NN MAN:
Spraakbericht:
Ja vriend, de vrouw zou een dildo moeten doen. En de man wilde eten. Maar ik heb ze uitgelegd dat
ze gekleed gaan en ze gaan allebei gekleed. Ik gaf ze al 200 dollar als voorschot. Maar de man wil
1000 vanwege misverstand en zo. Ik zei praat met de man. En morgen ochtend wordt dat geregeld.
Ik ga alles voor hem brengen. Ik geef het hem zodat hij zijn ding doe. Ik kom dan terug bij hem en
zeg het is klaar. Want die is al klaar. Hij wil slechts een beetje geld om de vrouw te laten shoppen
vanwege misverstand.
[verdachte] : Geef hem/haar 300 als je het kan. We halen her er af
[verdachte] : Zodat ze rustig blijf en het met plezier doet
NN MAN: Ik gaf haar al 2, gewoon rustig
NN MAN: Hij/zij wil dat ik hem/haar de rest morgen ochtend geef
[verdachte] : Awel is goed
NN MAN: Maar ik weet niet hoe jullie er voor staan
[verdachte] : laat ze souvenir kopen
NN MAN: Is goed
[verdachte] : Zij doet rare dingen, zeg dat ik met haar gesproken heb
[verdachte] : Je weet het dan toch
[verdachte] : Dat het niet laat wordt
NN MAN: ja broer
NN MAN: tr cs set
[verdachte] : is goed
NN MAN: Enige ding wat de man wil zien is geld zodat hij zijn vrouw morgen breng om
te shoppen
NN MAN: Dus dat is dat, en de rest klaar
[verdachte] : Ik heb hem/haar al afgericht, geef hem/haar 300 dollar morgen
[verdachte] : Ja laat ze maar gaan shoppen
NN MAN: Ja zowieso, dat is dat. En je trekt het af. Ik geef liever de mensen wat ze
vragen, snap je wat ik bedoel ..ntv..
NN MAN: Laat mij in de ochtend weten hoe en wat
NN MAN: Awel goed
Whatsapp oproepen [verdachte] ( [telefoonnummer] ) met [telefoonnummer] :
Ik zag de volgende oproep geschiedenis:
19 mei 2018 te 07:41 uur uitgaand geen gesprek duur, geannuleerd.
19 mei 2018 te 07:43 uur uitgaand gesprek duur 01:02.
19 mei 2018 te 07:51 uur inkomend gesprek duur 03:08.
Een proces-verbaal van bevindingen telecom [medeverdachte 3] d.d. 23 mei 2018, p. 46 e.v. procesdossier. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Op zondag 20 mei 2018, werd bij de verdachte [medeverdachte 3] een mobiele telefoon met de volgende
kenmerken inbeslaggenomen:
Merk : l-phone
Model : 6
IMEI-nummer : [nummer]
Eigen nummer : [telefoonnummer]
Sim kaart : Tele 2 met SIM nummer [nummer]
(…)
Op 20 mei 2018 vond er een whatsappgesprek plaats tussen de telefoon van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer] ) en de telefoon van NN man op Aruba ( [telefoonnummer] ).
Hieronder (…) de uitwerking ervan:
NN MAN: Safe flight (met daarachter een emoticon van bidhandjes)
Vervolgens werd onderstaande afbeelding (een selfie) gemaakt nadat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren
aangekomen op de luchthaven Schiphol en werd deze afbeelding middel Whatsapp verzonden naar
het nummer van de NN man op Aruba namelijk [telefoonnummer] .
Een schriftelijke bescheid, inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift betreft het rapport van het Douanelaboratorium met nummer 6284 X 18 d.d. 24 mei 2018, onder meer inhoudende:
(…)
Op 22-05-2018 ontving ik, ondergetekende, [onderzoeksmedewerker] , MSc, onderzoeksmedewerker bij het Douane
Laboratorium van de Belastingdienst te Amsterdam van het district Koninklijke Marechaussee Luchtvaart Schiphol,
Een verzegelde plastic zak met daarin:
AAIT2406NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AAIT2407NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AAIT2408NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
(…)
Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne.
Een schriftelijke bescheid, inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift betreft het rapport van het Douanelaboratorium met nummer 6549 X 18 d.d. 30 mei 2018, onder meer inhoudende:
(…)
Het materiaal AAIT2419NL bevat cocaïne.
Een schriftelijke bescheid, inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift betreft het rapport van het Douanelaboratorium met nummer 6283 X 18 d.d. 24 mei 2018, onder meer inhoudende:
(…)
Op 22-05-2018 ontving ik, ondergetekende, [onderzoeksmedewerker] , MSc, onderzoeksmedewerker bij het Douane
Laboratorium van de Belastingdienst te Amsterdam van het district Koninklijke Marechaussee Luchtvaart Schiphol,
Een verzegelde plastic zak met daarin:
AAIT2413NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AAIT2414NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AAIT2415NL) een verzegeld plastic zakje met wit, korrelig materiaal
(…)
Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne.