ECLI:NL:RBNHO:2018:7801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
C/15/277965 18-1138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw; schorsing tenuitvoerlegging beslag door schuldeiser vanwege bekendheid van schuldeiser met opgestarte schuldregeling

Op 17 augustus 2018 heeft de schuldenares een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het opleggen van een dwangakkoord op basis van artikel 287 onder a van de Faillissementswet (Fw). Daarnaast verzocht zij om de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren, en om een voorlopige voorziening te treffen. Dit laatste verzoek was gericht op het opschorten van de executoriaal gelegde beslagen door de gerechtsdeurwaarders namens de burgerlijke maatschap Prins & Koster Advocaten. De reden voor dit verzoek was om te voorkomen dat de minnelijke regeling, waar de schuldenares mee bezig was, verstoord zou worden.

De rechtbank heeft op 29 augustus 2018 geoordeeld dat de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk en gerechtvaardigd was. De rechtbank overwoog dat de beslagen op 4 juli en 26 juli 2018 waren gelegd, terwijl de schuldeisers al eerder op de hoogte waren gesteld van de schuldregelingsovereenkomst die de schuldenares had gesloten. De rechtbank vond dat het belang van de schuldenares om het minnelijk traject niet te frustreren zwaarder woog dan het belang van de schuldeiser bij het beslag.

De beschikking van de rechtbank schorste de tenuitvoerlegging van de beslagen en bepaalde dat deze voorziening vervalt zodra er in eerste aanleg is beslist op de verzoeken tot het opleggen van een dwangakkoord of de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer: C/15/277965 18-1138
Beschikking van 29 augustus 2018
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van
[schuldenares],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
schuldenares.
tegen
de burgerlijke maatschap Prins & Koster Advocaten
gevestigd te Den Helder
hierna te noemen schuldeiser
gemachtigde: Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders.

1.Het verzoek en de beoordeling

1.1
Op 17 augustus 2018 is ter griffie het verzoek ingekomen van schuldenares tot het opleggen van een dwangakkoord ex art. 287 onder a Faillissementswet (Fw), en bij afwijzing daarvan het van toepassing verklaren van de wettelijke schuldsaneringsregeling ex art. 284 Fw. Tevens heeft schuldenares de rechtbank verzocht – totdat op voormelde verzoeken is beslist – bij voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw) de door Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders namens de burgerlijke maatschap Prins & Koster Advocaten executoriaal gelegde beslagen op alle voor beslag vatbare gelden en roerende zaken van schuldenares die zich onder het Openbaar Lichaam op basis van gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland te Hoorn en de Stichting Kredietbank Nederland te Leeuwarden bevinden, op te schorten, teneinde te voorkomen dat de minnelijke regeling wordt verstoord.
1.2
De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk en gerechtvaardigd is teneinde schuldenares in staat te stellen in het minnelijk traject tot overeenstemming te komen met haar schuldeisers over een minnelijke schuldregeling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de beslagen op 4 juli 2018 en 26 juli 2018 zijn gelegd, terwijl vóór deze data aan de schuldeisers reeds bekend is gemaakt dat schuldenares een schuldregelingsovereenkomst met de schuldbemiddelaar had gesloten om tot een minnelijke regeling met haar schuldeisers te komen, en er tevens reeds een brief was gestuurd met een minnelijk voorstel. Gelet hierop weegt het belang van schuldenares dat het minnelijk traject niet wordt gefrustreerd thans zwaarder dan het belang van deze schuldeiser bij het beslag.

2.Beslissing

De rechtbank:
  • schorst de tenuitvoerlegging van het van de met ingang van 4 juli 2018 en 26 juli 2018 door Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders ten laste van [schuldenares] gelegde beslagen;
  • bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat in eerste aanleg is beslist op het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord en/of het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan wel dat deze verzoeken worden ingetrokken;
  • bepaalt dat voormelde verzoeken tot oplegging van een dwangakkoord en/of toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zullen worden behandeld op
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2018.