ECLI:NL:RBNHO:2018:7800

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
7076147 AO VERZ 18-101
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot billijke vergoeding en transitievergoeding na ontslag op staande voet wegens dringende reden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2018 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werknemer en de naamloze vennootschap Spaarnelanden N.V. De werknemer, die sinds 2009 bij Spaarnelanden werkzaam was, verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, na zijn ontslag op staande voet op 17 mei 2018. Het ontslag was gebaseerd op beschuldigingen van niet-integer handelen, waaronder het zonder toestemming bestellen en meenemen van lampen en het verwijderen van pakbonnen uit het administratiesysteem.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, omdat er sprake was van een dringende reden. De werknemer had erkend dat hij lampen had besteld en meegenomen zonder toestemming, en de kantonrechter oordeelde dat dit een ernstige schending van het vertrouwen van de werkgever vormde. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af, omdat de opzegging niet in strijd was met de wet en er geen recht op een vergoeding bestond. Ook de transitievergoeding werd afgewezen, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat hij ongelijk kreeg in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7076147 \ AO VERZ 18-101
Uitspraakdatum: 25 september 2018
Beschikking in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. R.M. Mijnsbergen
tegen
de naamloze vennootschap
Spaarnelanden N.V.,
gevestigd te Haarlem
verwerende partij
verder te noemen: Spaarnelanden
gemachtigde: mr. A.M. Wevers

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft op 17 juli 2018 een verzoekschrift met producties ingediend.
Spaarnelanden heeft daarop gereageerd bij verweerschrift met producties, tevens houdende een tegenverzoek.
1.2.
Op 28 augustus 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. Ter zitting heeft [werknemer] het verzoek gewijzigd. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1965] , is op 30 oktober 2009 via Randstad uitzendbureau werkzaamheden gaan verrichten bij Spaarnelanden. Aansluitend is hij op 1 juni 2010 in dienst van Spaarnelanden getreden.
2.2.
De functie van [werknemer] is senior medewerker techniek. Feitelijk vervult [werknemer] de functie van magazijnmedewerker met daarbovenop inkooptaken.
2.3.
Het salaris van [werknemer] bedraagt € 2.857,- per maand (exclusief vakantiebijslag). Sinds 1 augustus 2015 ontvangt [werknemer] een toeslag van € 200,- per maand (exclusief vakantiebijslag) met betrekking tot de door hem verrichte inkoopwerkzaamheden.
2.4.
De voor Spaarnelanden geldende opzegtermijn van de arbeidsovereenkomst bedraagt twee maanden.
2.5.
De cao Afval & Milieu Services is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
2.6.
In artikel 27 van het Personeelshandboek van Spaarnelanden is onder meer het volgende bepaald:
´Wij gaan er vanuit dat iedereen binnen Spaarnelanden eerlijk is. Toch blijkt uit onderzoek dat een belangrijk deel van de bedrijfsdiefstallen wordt gepleegd door eigen werknemers. Om diefstel c.q fraude door eigen werknemers zoveel mogelijk te voorkomen, dient iedereen oplettend te zijn op het gedrag van collega’s. Je spreekt in voorkomende gevallen je collega aan op gedrag dat afwijkt van de in dit reglement opgestelde regels. Onder diefstal verstaan we onder meer:
(…)
- het zonder toestemming meenemen van materiaal, apparaten, gereedschappen enz.;
- het bestellen van materiaal voor eigen gebruik op rekening van Spaarnelanden;
(…)’
2.7.
In het magazijn werkt [werknemer] met een softwarepakket genaamd WinCar. Dit is een softwareprogramma van Reynolds & Reynolds. In dit programma wordt de magazijnvoorraad bijgehouden.
2.8.
Op 15 januari 2018 heeft Spaarnelanden van een collega van [werknemer] een melding ontvangen over niet integer handelen door [werknemer] . Deze melding betreft - kort gezegd - het bestellen en meenemen van een lamp (verlichtingsunit) door [werknemer] .
2.9.
In verband met deze melding heeft Spaarnelanden [werknemer] op 1 februari 2018 op non-actief gesteld.
2.10.
Vervolgens heeft Spaarnelanden Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) ingeschakeld om onderzoek te doen naar het handelen van [werknemer] . [werknemer] is op 5 april 2018 en 14 mei 2018 door Hoffmann gehoord, in bijzijn van zijn gemachtigde mr. R.M. Mijnsbergen. Van deze gesprekken zijn verslagen opgemaakt die door [werknemer] zijn ondertekend. Hoffmann heeft een rapport van haar bevindingen opgesteld gedateerd 15 mei 2018.
2.11.
Op 17 mei 2018 is [werknemer] in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen van Hoffmann. Diezelfde dag heeft Spaarnelanden [werknemer] op staande voet ontslagen. Dit ontslag is bij brief van diezelfde datum aan [werknemer] bevestigd. Met betrekking tot de dringende reden voor dit ontslag is in deze brief (onder meer) het volgende vermeld:
Vaststelling
U heeft dus zonder toestemming twee verlichtingsunits besteld waarvan u er één mee naar huis heeft genomen en hebt toegeëigend; u heeft een grote hoeveelheid pakbonnen en bestelregels uit het WinCar systeem verwijderd en negatieve boekingen op pakbonnen gedaan als gevolg waarvan het niet inzichtelijk is wat er met de betreffende artikelen is gebeurd; en u heeft geen verklaring kunnen geven voor de missende koppelingsset en accu.’
(…)
‘Spaarnelanden kwalificeert hetgeen hiervoor – onder vaststelling – is weergegeven zowel op zichzelf genomen als ook in hun onderlinge samenhang bezien, als een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW, die een ontslag op staande voet rechtvaardigt.’

3.Het verzoek

3.1.
Na wijziging van het verzoek ter zitting verzoekt [werknemer] de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. Spaarnelanden te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan [werknemer] ad € 95.000,-;
b. aan [werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen ad € 6.114,-;
c. Spaarnelanden te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van de transitievergoeding ad € 8.662,-;
d. Spaarnelanden te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid;
e. Spaarnelanden te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werknemer] – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
3.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:681 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet aan [werknemer] een billijke vergoeding worden toegekend, omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 (lid 1 aanhef en onderdeel c) BW.
In de eerste plaats is niet voldaan aan de in artikel 7:677 lid 1 BW gestelde onverwijldheidseis, gelet op tijdspanne tussen de integriteitsmelding en het moment van schorsing, de op non-actiefstelling zonder opgave van redenen ( [werknemer] hoorde de reden hiervoor pas tijdens het gesprek met Hoffmann op 5 april 2018), de uitzonderlijk lange duur van het onderzoek van Hoffman (3,5 maand) en de datum van het ontslag.
Bovendien is geen sprake van een dringende reden voor het ontslag.
[werknemer] erkent weliswaar dat hij (op 9 augustus 2017 en 7 december 2017) twee daglichtlampen heeft besteld, waarvan hij er één op zijn bureau bij Spaarnelanden heeft geplaatst en één mee naar huis heeft genomen, maar dit was met het oog op zijn gezondheidstoestand en om goed op het werk te kunnen presteren. Enige jaren geleden zijn namelijk de lymfeklieren van [werknemer] verwijderd. Hij moet daarom direct zonlicht vermijden, maar heeft wel voldoende (dag)licht nodig om vitamine aan te maken om te kunnen functioneren. De eerste bestelling heeft [werknemer] gemeld bij [medewerker 1] van de afdeling facilitair, de tweede bestelling heeft hij niet gemeld. [werknemer] kon echter niet eenvoudig met een manager overleggen, omdat zijn vorige manager ( [voormalig manager] ) de organisatie medio 2017 heeft verlaten en de nieuwe manager ( [manager] ), die niet van de gezondheidstoestand van [werknemer] op de hoogte was, pas op 1 januari 2018 is aangetreden.
Ook wordt [werknemer] ten onrechte verweten dat hij grote hoeveelheden pakbonnen en bestelregels uit het WinCar systeem heeft verwijderd. Deze wijze van administreren wordt namelijk al sinds 2010 gevoerd. [werknemer] heeft zelf de administratie moeten inrichten en deed dit in overleg met [medewerker 2] van de financiële administratie. De bestelregels zijn verwijderd in overleg met [naam] van Reynolds & Reynolds. [werknemer] heeft nooit aanwijzingen van Spaarnelanden gekregen over de wijze waarop de administratie moest worden gevoerd. [werknemer] heeft lege pakbonnen verwijderd ter opschoning van het systeem. Overigens kunnen de pakbonnen ook door anderen zijn verwijderd.
De negatieve boekingen op pakbonnen heeft [werknemer] gedaan op voorstel van bovengenoemde [medewerker 2] . Ook hieromtrent heeft [werknemer] nooit richtlijnen of aanwijzingen van Spaarnelanden ontvangen.
[werknemer] kan niet verklaren waarom een accu en koppelingsset zijn verdwenen. [werknemer] heeft zich nooit eigendommen van Spaarnelanden toegeëigend. Overigens kan iedereen spullen uit het magazijn hebben meegenomen.
Bovendien zijn de gevolgen van het ontslag voor [werknemer] onaanvaardbaar. In dit verband wijst [werknemer] er op dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd, dat hij in het belang van Spaarnelanden heeft gehandeld en dat hij geringe kansen heeft op de arbeidsmarkt.
3.4.
Spaarnelanden is wegens de onregelmatige opzegging een vergoeding (als bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW) verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn. Ook is Spaarnelanden een transitievergoeding aan [werknemer] verschuldigd
.

4.Het verweer

4.1.
Spaarnelanden concludeert tot afwijzing van het verzoek. Zij is van mening dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, zodat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 (lid 1 aanhef en onder c) BW. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
4.2.
De arbeidsovereenkomst is onverwijld opgezegd onder onverwijlde mededeling van de reden daarvan aan [werknemer] . Er is sprake van een dringende reden voor de opzegging. [werknemer] heeft immers twee maal zonder toestemming van Spaarnelanden een lamp besteld en zich toegeëigend en heeft de pakbon van de eerste lamp uit het WinCar systeem verwijderd. [werknemer] had voor de aanschaf van de lampen toestemming kunnen en moeten vragen aan [leidinggevende] , die sinds 1 januari 2013 zijn direct leidinggevende is. Het door [werknemer] gestelde over zijn gezondheidstoestand is niet bekend bij bedrijfsarts. Overigens heeft [werknemer] ten overstaan van Hoffmann erkend dat hij niet juist heeft gehandeld. Doordat [werknemer] een grote hoeveelheid pakbonnen en bestelregels uit WinCar heeft verwijderd, heeft hij zonder toestemming artikelen voor eigen gebruik kunnen bestellen zonder dat dit voor Spaarnelanden controleerbaar was. Verder heeft [werknemer] negatieve boekingen gedaan, onder andere op pakbonnen betreffende de koppelingsset, in plaats van gebruik te maken van legitieme voorraadcorrecties. [werknemer] was van deze legitieme correctiemogelijkheid wel degelijk op de hoogte. Door de negatieve boekingen is niet meer inzichtelijk wat er met de betreffende artikelen is gebeurd. Creditnota’s ontbreken. Ook kan niet worden uitgesloten dat [werknemer] een accu heeft ontvreemd, omdat de handelwijze van [werknemer] met betrekking tot deze accu gelijk is aan die met betrekking tot de ontvreemde lamp.
4.3.
Voor zover de kantonrechter mocht oordelen dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, moet de billijke vergoeding op nihil worden gesteld dan wel op een lager bedrag dan € 95.000,-, gezien de ernst van de gedragingen van [werknemer] ,
4.4.
Een transitievergoeding is Spaarnelanden niet verschuldigd, nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] .

5.De beoordeling

5.1.
Allereerst merkt de kantonrechter het volgende op. Spaarnelanden heeft in haar verweerschrift een voorwaardelijk tegenverzoek gedaan (strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en op nihil stelling dan wel matiging van de loondoorbetalingsverplichting), voor het geval de aanvankelijk door [werknemer] verzochte vernietiging van de opzegging zou worden toegewezen. Nu [werknemer] het verzoek tot vernietiging (en loondoorbetaling) ter zitting heeft ingetrokken, komt de tegenvordering van Spaarnelanden niet meer aan de orde.
5.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is aan de orde de vraag of Spaarnelanden moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel a BW, heeft [werknemer] de verzoeken tot toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de transitievergoeding, is het tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel b BW).
5.4.
Uit artikel 7:681 lid 1 aanhef en onderdeel a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. De door [werknemer] verzochte billijke vergoeding zal worden afgewezen, omdat van een opzegging in strijd met het bepaalde in artikel 7:671 BW naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is namelijk rechtsgeldig geschied op grond van artikel 7:677 lid 1 BW (zie artikel 7:671 lid 1 aanhef en onder c BW). Hiertoe overweegt de kantonrechter het volgende.
5.5.
In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald, dat ieder van partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. De kantonrechter is van oordeel dat er aan het aan [werknemer] gegeven ontslag een dringende reden ten grondslag ligt. Immers, uit de stukken van het geding en de verklaringen van partijen ter zitting is gebleken dat [werknemer] , zonder toestemming van zijn leidinggevende en zonder overleg met de bedrijfsarts, op kosten van Spaarnelanden twee lampen (van ieder € 190,-) heeft besteld, waarvan hij er één mee naar huis heeft genomen. Ter zitting heeft [werknemer] ook erkend dat overleg met de bedrijfsarts en zijn direct leidinggevende [leidinggevende] de geëigende weg zou zijn geweest. Bovendien heeft [werknemer] niet in de administratie verantwoord dat één van de lampen thuis gebruikt wordt en heeft hij desgevraagd door de kantonrechter geen verklaring gegeven voor het feit dat de pakbon van één van die lampen is verwijderd c.q. dat de lampen ieder op een afwijkende wijze zijn geadministreerd. Het vorenstaande levert naar het oordeel reeds een dringende reden voor ontslag op staande voet op. De overigens aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen, ten aanzien waarvan partijen ieder een afwijkend standpunt innemen, kunnen dan ook onbesproken blijven.
5.6.
Bovendien is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de in artikel 7:677 lid 1 BW gestelde onverwijldsheidseis. De tijdspanne tussen de integriteitsmelding (op 15 januari 2018) en het moment van schorsing (1 februari 2018) en tussen het moment van schorsing en het ontslag op 17 mei 2018 is in het licht van het door Spaarnelanden en Hoffmann verrichte onderzoek niet te lang. Ook het niet direct meedelen van de reden van de schorsing is met het oog op het destijds nog te verrichten onderzoek begrijpelijk. Na het afronden van het onderzoek door Hoffmann op 15 mei 2017 is het ontslag op 17 mei 2018 voldoende voortvarend aangezegd onder mededeling van de dringende reden.
5.7.
Hetgeen door [werknemer] is aangevoerd omtrent zijn goede functioneren, het handelen in het belang van Spaarnelanden en zijn moeilijke positie op de arbeidsmarkt doen aan de geldigheid van de opzegging (op staande voet) niet af.
5.8.
Nu Spaarnelanden de arbeidsovereenkomst op 17 mei 2018 terecht onverwijld heeft opgezegd wegens een dringende reden, is er geen aanleiding om aan [werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen zoals bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW.
5.9.
[werknemer] heeft tevens verzocht Spaarnelanden te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Spaarnelanden heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden (zoals weergegeven onder 5.5. van deze beschikking) zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [werknemer] zal worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Spaarnelanden tot en met vandaag vaststelt op € 600,- voor salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op 25 september 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter