ECLI:NL:RBNHO:2018:7678

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1611
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor mountainbikeroute in Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor de aanleg van een mountainbikeroute in het Natura 2000-gebied ‘Schoorlse Duinen’. Eiseres, Stichting Natuurbelang Amsterdamse Waterleidingduinen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, die op 30 oktober 2014 een vergunning verleende aan Staatsbosbeheer voor het wijzigen van de bestaande mountainbikeroute en het aanleggen van een nieuwe route. Eiseres stelde dat de vergunning niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en dat de gevolgen voor het Natura 2000-gebied onvoldoende waren onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de vergunning inderdaad niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid, maar dat het gebrek in de besluitvorming met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden gepasseerd, omdat eiseres niet in haar belangen was geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-. Tevens werd het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/1611

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 september 2018

in de zaak tussen

Stichting Natuurbelang Amsterdamse Waterleidingduinen, te Heemskerk, eiseres

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Blondelle).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Staatsbosbeheer, regio West, te Amsterdam,

Vereniging MTB Noordwest, te Alkmaar,

(gemachtigde: mr. L.C.A.C. Hoogewerf).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Staatbosbeheer, regio West een vergunning verleend krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het wijzigen van de bestaande mountainbikeroute en het aanleggen van een nieuwe route met een maximale lengte van 24 kilometer in het Natura 2000-gebied ‘Schoorlse Duinen’.
Bij besluit van 26 februari 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 maart 2016 (201502881/1/R2) het daartegen door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 15 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de vergunning in stand gelaten op grond van de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming, onder aanvulling van de motivering met een passende beoordeling ’Ecologische beoordeling aanleg mountainbikeroute in Schoorlse Duinen’.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Vereniging MTB Noordwest heeft in aanloop naar de zitting een schriftelijke reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2018. Eiseres is vertegenwoordigd door H.F. Hobo, voorzitter, bijgestaan door de gemachtigde en vergezeld van deskundige C.H.J. Piël. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] . Namens derde-partij Staatsbosbeheer zijn [naam 2] , mr. [naam 3] en [naam 4] verschenen. Derde-partij Vereniging MTB Noordwest is vertegenwoordigd door [naam 5] en [naam 6] , bijgestaan door de gemachtigde en vergezeld van deskundige P. Jansen.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de uitspraak van 30 maart 2016 ten aanzien van de Noord- en Middenlus overwogen dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de vergunde mountainbikeroute significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied ‘Schoorlse Duinen’ en dat verweerder het besluit derhalve niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat de kaart behorende bij de vergunning op zeer kleine schaal is afgedrukt en dat alleen al door de dikte van de lijn die de route aangeeft een marge bestaat waarbinnen de exacte ligging van de route kan variëren. Uit de kaart noch uit de voorschriften van de vergunning kan worden afgeleid dat de marge van de route de door het college gestelde 7 meter uit de hartlijn is. Ter zitting is gebleken dat de route zo nodig ook breder kan zijn dan de 80 centimeter waarvan in de beoordeling van de Nbw-vergunning is uitgegaan. Niet gebleken is dat de gevolgen hiervan zijn onderzocht, noch is de toegestane afwijking van de breedte vastgelegd in de Nbw-vergunning. Nu uit de habitattypenkaart blijkt dat de route op diverse plaatsen zeer dicht nabij arealen van habitattypen loopt - en waar bestaande paden worden gebruikt ook door arealen van habitattypen - kan niet worden uitgesloten dat de route delen van arealen zal aantasten.
Ten aanzien van de Zuidlus, met uitzondering van de afkortlus, heeft de Afdeling overwogen dat deze gedeeltelijk een ander routeverloop heeft dan de voorheen bestaande route en dat dit andere routeverloop voert door arealen van habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen, zodat de vergunning in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
De Afdeling heeft geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het college gelet op de aard van de geconstateerde gebreken opnieuw een afweging dient te maken en omdat de initiatiefnemer mogelijk alsnog een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied dient vast te stellen. De overige beroepsgronden van eiseres heeft de Afdeling uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Om te voldoen aan de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016 is in opdracht van Staatsbosbeheer door van Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv op 15 februari 2017 de passende beoordeling ‘Ecologische beoordeling aanleg mountainbikeroute in Schoorlse Duinen’ (hierna: de passende beoordeling) opgesteld voor de Noord- en Middenlus van de route. Voorts heeft verweerder kaarten van de volledige route bij het bestreden besluit gevoegd, zodat het routeverloop voldoende duidelijk is. Het primaire besluit is bij het bestreden besluit herroepen voor wat betreft de ecologische onderbouwing van de Noord- en Middenlus en het aanduiden van het routeverloop van de Zuidelijke lus.
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient de Vereniging MTB Noordwest als belanghebbende derde-partij te worden aangemerkt, gelet op haar doelstelling en de door haar bij brief van 21 juni 2018 gegeven toelichting op de feitelijke werkzaamheden die de vereniging ontplooit en waarvan het onderhoud van de bestreden mountainbikeroute deel uitmaakt.
4. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) en dat de focus ligt op het bewaken van de instandhoudingsdoelstellingen voor, in dit geval, het Natura 2000-gebied ‘Schoorlse Duinen’. In het licht van deze doelstelling zal de rechtbank de door eiseres aangevoerde beroepsgronden bespreken.
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat met het bestreden besluit de route dusdanig is gewijzigd, mede gelet op de alsnog opgestelde passende beoordeling, dat verweerder eiseres op grond van artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opnieuw in de gelegenheid had moeten stellen om te worden gehoord. Subsidiair stelt eiseres dat een nieuwe aanvraag had moeten worden gedaan.
5.2
Artikel 7:9 van de Awb luidt:
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank is de alsnog opgestelde passende beoordeling een omstandigheid van aanmerkelijk belang in de zin van artikel 7:9 van de Awb. Verweerder had eiseres daarom in de gelegenheid moeten stellen daarover te worden gehoord. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:9 van de Awb genomen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding dit gebrek in de besluitvorming met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. In artikel 6:22 van de Awb staat dat wanneer een rechtsregel wordt geschonden het bestreden besluit in stand kan worden gelaten als aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Nu eiseres in beroep gronden ten aanzien van de passende beoordeling naar voren heeft kunnen brengen en door de rechtbank daarover is gehoord, is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat zij door het niet horen door verweerder niet meer in haar belangen is geschaad.
5.4
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat een nieuwe aanvraag had moeten worden gedaan. De aanpassingen die ten opzichte van de oorspronkelijk vergunde route zijn gemaakt, zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikte aard. Niet aannemelijk is dat die aanpassingen leiden tot uitbreiding van het aantal potentiële belanghebbenden, zodat een nieuwe aanvraag niet nodig was.
6.1
Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte slechts een pad met een breedte van 80 centimeter is vergund. Uit de passende beoordeling blijkt immers dat het pad een groot deel van het jaar veel breder is dan 80 centimeter, namelijk 1,2 meter tot 2 meter breed, als gevolg van uitslijting. In de praktijk blijkt ook van een dergelijke uitslijting, nu de reeds in gebruik zijnde Zuidlus volgens eiseres een breedte heeft van 1,2 tot 3 meter. De mitigerende maatregelen die worden genoemd zijn volgens eiseres onvoldoende om significante gevolgen voor het habitattype Droog duinbos (H2180A) te voorkomen. In haar aanvullend beroepschrift stelt eiseres dat uit de passende beoordeling volgt dat niet is uitgesloten dat aantasting van het habitattype H2180A plaatsvindt door erosie. Dat die aantasting kan worden voorkomen door oplegging van de verplichting het pad jaarlijks te controleren en terug te brengen naar 80 centimeter breedte, blijkt niet uit de passende beoordeling.
6.2
Verweerder stelt dat een pad is vergund van 80 centimeter breed. Op sommige delen wordt het pad begrensd door boomstammen. Uit de passende beoordeling blijkt dat paden soms uitslijten tot 1,2 meter op rechte stukken en tot 2 meter bij bochten. Volgens verweerder zal dat uitslijten echter niet gebeuren bij delen waar boomstammen de grens van het pad vormen. Bij de toetsing is uitgegaan van een pad met een breedte van 80 tot 120 centimeter op rechte stukken en 80 tot 200 centimeter in bochten. Verweerder betwist dat het uitslijten tot 1,2 meter dan wel 3 meter aangevraagd had moeten worden, zoals eiseres stelt. Het is immers niet de bedoeling dat het pad blijvend uitslijt, waarvoor ook maatregelen zijn voorgeschreven en een jaarlijkse verplichting is opgelegd om de paden te controleren en terug te brengen naar de oorspronkelijke breedte van 80 centimeter. Staatsbosbeheer voert permanent regulier onderhoud uit in het gebied en de mountainbikepaden worden in beginsel onderhouden door de vereniging MTB Noordwest, die het hele jaar zelfstandig onderhouds- en waar nodig herstelwerkzaamheden aan de route uitvoert. Verweerder acht de aan de vergunning verbonden voorschriften 3, 4 en 5 dan ook voldoende om negatieve effecten te voorkomen.
6.3
Op pagina 22 van de passende beoordeling is de volgende passage opgenomen. “Het grootste deel van de nieuwe MTB-route is gelegen op ruime afstand van de Natura 2000-habitattypen. Bij het eventueel optreden van erosie van het pad door het gebruik van de MTB-route, is hier geen sprake van aantasting van het oppervlak en de kwaliteit van Natura 2000-habitattypen. Er is hier gedurende de gebruiksfase daarom geen knelpunt met de Natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000-habitattypen.
Op een aantal locaties grenst het tracé van de MTB-route aan het Natura 2000-habitattype H2180 Duinbossen. Het gaat hier uitsluitend om delen van de route die aangelegd worden op reeds bestaande paden. De kans dat hier door erosie het betreffende Natura 2000-habitattype wordt aangetast is klein, maar niet uitgesloten. Om knelpunten te voorkomen is het daarom noodzakelijk om op deze locaties mitigerende maatregelen te nemen om erosie te vermijden. Geschikte maatregelen zijn het plaatsen van schapenhekken, boomstammen, dwarslatten en het aanleggen van velden met houtsnippers. De noodzaak voor het nemen van deze maatregelen wordt elk jaar bepaald na het uitvoeren van een inspectie van de MTB-route. Indien deze maatregelen worden genomen is er geen knelpunt met de Natuurbeschermingswet ten aanzien van Natura 2000-habitattypen.”
6.4
De rechtbank stelt vast dat de passende beoordeling het standpunt van verweerder ondersteunt. Gelet op de aangehaalde passage is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat kan worden volstaan met een vergunning voor de Noord- en Middenlus van de MTB-route met een breedte van 80 centimeter, mede gelet op de in de passende beoordeling genoemde (mitigerende) maatregelen, die als voorschriften 3, 4 en 5 aan de vergunning zijn verbonden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de (mitigerende) maatregelen niet afdoende zijn. Er bestaat dan ook geen noodzaak voor het aanvragen van een vergunning voor een pad breder dan 80 centimeter, zoals eiseres stelt, nu het niet de bedoeling is dat het pad breder wordt dan 80 centimeter en verweerder voornemens is handhavend op te treden zodra het pad breder blijkt te zijn. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
7.1
Eiseres heeft aangevoerd dat het bij het bestreden besluit gevoegde kaartmateriaal nog steeds grote onnauwkeurigheden bevat. De in 2015 aangevraagde route is grotendeels al gerealiseerd. Eiseres heeft met een 3 meter nauwkeurige GPS deze route nagelopen en is tot de conclusie gekomen dat de op de kaarten aangegeven route op zeven plaatsen over grote afstanden afwijkt van de veldopname. Waar geen afwijkingen zichtbaar waren tussen de route en hetgeen in het veld is aangelegd, bleek dat de route aanmerkelijk bochtiger en kronkeliger loopt dan het kaartmateriaal laat zien. De in de vergunning opgenomen marge van 7 meter is onvoldoende, nu de afwijkingen tussen de route op de kaart en de route blijkens de veldopname door eiseres groter blijken. Het bestreden besluit is ook om die reden niet zorgvuldig tot stand gekomen, aldus eiseres.
7.2
Verweerder acht de route, gerelateerd aan de instandhoudingsdoelstellingen en de ligging van de habitattypen, nauwkeurig genoeg aangegeven op de kaart. Voor zover dat niet het geval is, is de marge van 7 meter gehanteerd en is de route met een breedte van 7 meter beoordeeld. Die speling is nodig volgens verweerder, omdat de natuur niet statisch is en zodat de route enigszins kan worden verlegd, indien bij het uitzetten van de route in het veld blijkt dat er bijvoorbeeld een boom op de precieze route staat.
7.3
Uit de passende beoordeling blijkt dat rekening is gehouden met een breedte van het pad van 80 centimeter, met uitslijting van het pad tot maximaal 2 meter en een onnauwkeurigheidsmarge van 7 meter vanuit de hartlijn van het pad. Gelet op deze in de vergunning toegestane marges, de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied en de ligging van de habitattypen, is de rechtbank van oordeel dat het kaartmateriaal thans voldoende nauwkeurig is. De mate van exactheid die eiseres blijkens haar beroepsgronden noodzakelijk acht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden verlangd en is in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen niet noodzakelijk. Voor zover eiseres stelt dat de feitelijk aangelegde route (wezenlijk) afwijkt van de route op de kaart, betreft dit een kwestie van handhaving.
8.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de vegetatieopnamen in het onderhavige Natura 2000-gebied uit 1994 dateren en daarmee sterk verouderd zijn. De passende beoordeling, die daarop is gebaseerd, voldoet daarmee niet aan de eis van het Hof van Justitie, zoals bepaald in het arrest van 7 september 2004 (ECLI:EU:C:2004:482). Daarin staat dat in een passende beoordeling, op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied in gevaar kunnen brengen, moeten worden geïnventariseerd. Het bestreden besluit, waaraan de passende beoordeling ten grondslag ligt, kan om die reden geen stand houden. Voor habitatcode H0000 (afwezigheid van habitattypen) geldt dat veel van de opnamen dateren uit 1994, maar dat dit type in de tussentijd door natuurlijke processen kan zijn ontwikkeld tot beginnend Duinbos. Nu rondom de Zuid- en Middenlus al een groot aantal Duinbos habitats bestaat, is het meer dan waarschijnlijk dat het tracé in werkelijkheid door een habitat Duinbos loopt, hetgeen duidelijk zal worden als er recentere vegetatieopnamen zouden zijn.
Voor de Middenlus geeft eiseres voorts nog aan dat vrijwilligers een deel hiervan hebben nagelopen. De route was nog niet uitgezet in het veld, maar aangegeven met rode stippen op de bomen, die correspondeerden met de GPS-locatie op de kaart. Bij dit veldonderzoek is gebleken dat in ieder geval ten aanzien van een deel van de route (enkele honderden meters) zeker sprake is van vorming van Duinbos. Dit bevestigt volgens eiseres haar standpunt dat de 23 jaar oude vegetatieopname verouderd is.
Voorts is volgens eiseres relevant dat in het noordelijke deel van de route bosbranden hebben gewoed, zodat daar nu nieuwe vegetatie ontstaat in de vorm van pollen heide en opschietende boompjes. Ook hier is de vegetatieopname verouderd en had een recentere opname moeten worden verricht.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, hoewel de vegetatiekaarten uit 1994 gedateerd zijn, zij in dit geval wel volstaan. Volgens verweerder betreft H0000 ‘niet kwalificerend naaldbos’, dat wil zeggen dat dit type geen onderdeel is van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Conform het beheerplan is het de bedoeling H0000 om te vormen tot een kwalificerend habitattype, hetgeen niet middels natuurlijke successie kan plaatsvinden. Daarvoor zijn maatregelen nodig die de juiste randvoorwaarden scheppen. H0000 kan op geen enkele wijze zichzelf omvormen tot een voor het gebied wel kwalificerend habitattype, aldus verweerder.
8.3
Gelet op rechtsoverweging 5.2 van de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016, waarin door de Afdeling is vastgesteld dat de door verweerder bij de beoordeling van de (vergunning)aanvraag gebruikte Habitattypenkaart een recente weergave vormt van de arealen en habitattypen in het gebied en die kaart eveneens gebruikt wordt ten behoeve van het beheerplan in het gebied, ligt het op de weg van eiseres om aan te tonen dat de habitattypenkaart waarop de passende beoordeling is gebaseerd daadwerkelijk zodanige leemten of gebreken bevat, dat verweerder deze kaart niet bij de besluitvorming mocht betrekken. Dat in gebieden aangeduid met H0000 een nieuw habitattype zou zijn ontstaan of in ontwikkeling is, berust op vermoedens en speculatie van eiseres en heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet mocht baseren op de passende beoordeling, waaraan de vegetatieopnamen uit 1994 ten grondslag zijn gelegd.
9.1
Eiseres heeft aangevoerd dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de route van de Zuidlus. Eiseres verwijst naar de kaart waarop twee tracés zijn aangegeven. Verder wordt ten onrechte een beroep gedaan op bestaand gebruik ten aanzien van de Zuidlus. Niet gebleken is dat Staatsbosbeheer of de provincie toestemming hebben gegeven of dat een vergunning is verleend. Indien toch zou blijken dat toestemming is verleend, dan is het huidige tracé in ieder geval ten minste eenmaal aanzienlijk verlegd, zodat een beroep op bestaand gebruik niet meer opgaat. De verbindingsroute die de zuidkant met de noordkant verbindt gaat bovendien over een wandelpad, dat eerder niet als mountainbikeroute werd gebruikt.
9.2
Verweerder heeft aangegeven dat de Zuidlus al sinds 1996 in het gebied aanwezig is en sinds die tijd in gebruik is als fietspad en mountainbikepad. De Zuidlus is daarom ook in zijn geheel en als bestaand gebruik in het beheerplan opgenomen. Nu tegen dit onderdeel van het beheerplan geen beroep is aangetekend, is het beheerplan voor wat betreft de opname daarin van de Zuidlus als bestaand pad, onherroepelijk.
9.3
De rechtbank stelt vast dat in ieder geval ter zitting duidelijk is geworden hoe de Zuidlus loopt. In reactie op het betoog van eiseres dat op de kaart twee tracés zijn aangegeven, heeft verweerder toegelicht dat het tracé dat is aangegeven met de zwarte stippellijn de foutieve route is, die bij de Afdeling ter beoordeling voorlag. De route aangegeven met de rode lijn is de route die is vergund met het thans bestreden besluit. Voorts heeft verweerder aangegeven dat de route, met uitzondering van de afkortlus, gelijk is aan de bestaande route. De afkortlus loopt over bestaand pad. In zoverre slaagt de beroepsgrond van eiseres niet.
9.4
Verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat het beroep op bestaand gebruik geen betrekking heeft op artikel 2.9, eerste lid, van de Wnb. Verweerder beroept zich erop dat de mountainbikeroute is opgenomen als een bestaand pad in het beheerplan ‘Schoorlse Duinen’. Daarom hoefde ten aanzien daarvan geen passende beoordeling te worden gemaakt.
9.5
Artikel 2.9, eerste lid, van de Wnb luidt:
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, is niet van toepassing op projecten en andere handelingen die zijn beschreven in en worden gerealiseerd, onderscheidenlijk verricht overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 of een programma als bedoeld in artikel 1.13, eerste, zevende, of achtste lid, of een plan of programma als bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid, indien:
a. ten aanzien van het plan of het programma, althans het desbetreffende onderdeel, een passende beoordeling van projecten als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, is uitgevoerd waaruit de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten, onderscheidenlijk rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van andere handelingen als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b voor het Natura 2000-gebied, en
b. het bestuursorgaan dat het plan of het programma heeft vastgesteld tevens bevoegd is voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, voor een dergelijk project, onderscheidenlijk een dergelijke handeling, of, als dat niet het geval is, het laatstbedoelde bestuursorgaan heeft ingestemd met het onderdeel van het plan of programma dat betrekking heeft op het project, onderscheidenlijk de andere handeling.
9.6
De rechtbank stelt vast dat de Zuidlus in het beheerplan is opgenomen als bestaand gebruik, niet zijnde een project met mogelijk significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen daarover op pagina 107 en 340 van het beheerplan is opgenomen, waaruit blijkt dat een beoordeling van mogelijk significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstellingen ten aanzien van het gebruik van de Zuidlus al is gemaakt bij het opstellen van het beheerplan. Of de conclusie in het beheerplan, dat de Zuidlus geen project is met mogelijk significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling, juist is, ligt in deze procedure niet voor. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling daarvan. Verweerder heeft zich, gelet op het voorgaande, terecht op het standpunt gesteld dat een passende beoordeling ten aanzien van de Zuidlus in het kader van de onderhavige vergunningaanvraag niet (meer) nodig was.
10.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat het H0000-gebied, dat ongeveer 47% beslaat van het hele Natura 2000-gebied, niet zonder waarde is voor het totale Natura 2000-gebied en dat dit gebied bescherming nodig heeft. Schade aan type H0000 kan leiden tot schade aan kwalificerende habitattypen en flora en fauna die voor die habitattypen van belang zijn. Daarmee kan schade aan H0000 wel degelijk significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van in dit geval habitattype H2180A, aldus eiseres. De effecten op de H0000-gebieden hadden aldus moeten worden meegenomen in de beoordeling van het gebied dat verloren gaat door de aanleg en het gebruik van de mountainbikeroute, althans waarvoor de aanleg en het gebruik van de route significante gevolgen kan hebben.
10.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het door zwarte den gedomineerde bos H0000 geen onderdeel uitmaakt van een kwalificerend habitattype in het kader van Natura 2000 en dat het geen natuurlijk duinbosecosysteem vormt. Om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen, dient dit naaldbos gedeeltelijk omgevormd te worden. Een nadere analyse van de effecten middels een passende beoordeling is volgens verweerder dan ook niet aan de orde.
10.3
Niet ter discussie staat dat H0000 geen kwalificerend habitattype betreft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het verloren gaan van dit niet-kwalificerende habitattype leidt tot schade aan wel kwalificerende habitattypen in het Natura 2000-gebied. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
11.1
Tot slot heeft eiseres erop gewezen dat zij heeft aangedrongen op een overleg om alternatieven ten aanzien van het westelijke deel, maar dat dit overleg niets heeft opgeleverd. Ten onrechte is geen onderzoek gedaan naar de effecten van het westelijke tracé en naar alternatieven in het westen. Dit doet volgens eiseres afbreuk aan de noodzaak van de nieuwe route van 17 kilometer in het oosten.
11.2
Verweerder stelt in het verweerschrift dat het westelijke deel van de route nu juist wordt opgeheven om, in het kader van een natuurlijke zonering, aan de westkant van het gebied een zone te creëren waar de habitattypen Grijze Duinen en Duinheiden zich onder optimale condities kunnen ontwikkelen. De Noord- en Middenlus zijn zodanig aangelegd dat geen sprake is van significante effecten. Alternatieven zijn dan ook niet aan de orde volgens verweerder en er bestond ook geen aanleiding voor overleg daarover.
11.3
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen wettelijke regel die verweerder verplicht tot het doen van onderzoek naar alternatieven in dit kader. De beroepsgrond kan reeds daarom niet slagen.
12.1
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Omdat met toepassing van artikel 6.22 Awb in rechtsoverweging 5.3 een gebrek in de besluitvorming is gepasseerd, bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank ziet hierin tevens aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12.2
De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mr. E. Jochem en mr. L.M. Kos, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.