In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete wegens een snelheidsovertreding. De betrokkene, vertegenwoordigd door Verkeersboete.nl, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 11 km/h. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft de kantonrechter de zaak behandeld, waarbij zowel de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene betwistte dat er ter plaatse een maximum snelheid gold van 100 km/h en dat de juiste bebording was geplaatst. Cruciaal voor de beoordeling was de vraag of er recentelijk een controle of schouw van de bebording had plaatsgevonden. De kantonrechter verwees naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin was bepaald dat de officier van justitie een proces-verbaal of schouwrapport moest overleggen om de aanwezigheid van de bebording te bevestigen. Aangezien dit bewijs ontbrak, kon niet worden vastgesteld dat de gedraging was begaan.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de opgelegde boete. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.002,00. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verkeersboetes en de verantwoordelijkheden van de officier van justitie in dergelijke zaken.