ECLI:NL:RBNHO:2018:7625

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
6750257 WM VERZ 18-170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete wegens snelheidsovertreding en de noodzaak van bewijs van bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete wegens een snelheidsovertreding. De betrokkene, vertegenwoordigd door Verkeersboete.nl, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 11 km/h. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft de kantonrechter de zaak behandeld, waarbij zowel de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene betwistte dat er ter plaatse een maximum snelheid gold van 100 km/h en dat de juiste bebording was geplaatst. Cruciaal voor de beoordeling was de vraag of er recentelijk een controle of schouw van de bebording had plaatsgevonden. De kantonrechter verwees naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin was bepaald dat de officier van justitie een proces-verbaal of schouwrapport moest overleggen om de aanwezigheid van de bebording te bevestigen. Aangezien dit bewijs ontbrak, kon niet worden vastgesteld dat de gedraging was begaan.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de opgelegde boete. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.002,00. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verkeersboetes en de verantwoordelijkheden van de officier van justitie in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 6750257 \ WM VERZ 18-170
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 17 juli 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV),na verbetering daarvan bij uitspraak van 27 augustus 2018
in de zaak van
naam : [betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl t.a.v. N.G.A. Voorbach
postadres : Postbus 7222, 2701 AE Zoetermeer
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 juli 2018. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt:
overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen met 11 km/h.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Daarbij is door betrokkene onder meer betwist dat ter plaatse een maximum snelheid gold van 100 km/h en is gesteld dat ook niet de juiste bebording is geplaatst. Ook heeft volgens betrokkene geen voldoende recente controle van de bebording plaatsgevonden en ontbreekt in dat kader een schouwrapport of een nader proces-verbaal.
Naar het oordeel van de kantonrechter stelt betrokkene terecht dat niet kan worden vastgesteld dat de hiervoor genoemde gedraging is verricht. Daarbij is het volgende van belang.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een uitspraak van 14 april 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:3228), waar betrokkene ook een beroep op heeft gedaan, geoordeeld dat indien een betrokkene de plaatsing van de juiste bebording betwist en de aanwezigheid van die bebording cruciaal is om de gedraging te kunnen vaststellen, het op de weg van de officier van justitie ligt om een proces-verbaal of schouwrapport te overleggen waaruit blijkt dat kort voor de vermeende gedraging een controle of schouw van de bebording ter plaatse heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de aanwezigheid van de bebording cruciaal is om de gedraging te kunnen vaststellen, omdat volgens de verbalisant sprake is van een snelheidsbeperking op een autosnelweg tot 100 km/h. Betrokkene heeft de plaatsing van de juiste bebording ook betwist. Een proces-verbaal of schouwrapport waaruit blijkt dat kort voor de vermeende gedraging een controle of schouw van de bebording ter plaatse heeft plaatsgevonden, zoals vereist volgens de genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ontbreekt echter. Daaruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is begaan. De boete is daarom ten onrechte opgelegd.
De stelling van de officier van justitie op de zitting dat in het zaakoverzicht is genoteerd dat sprake is van
“Borden bij 76.4”leidt niet tot een ander oordeel. Deze enkele notitie is onvoldoende om te kunnen concluderen dat is voldaan aan de eisen gesteld in de genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Zo’n notitie kan immers niet worden aangemerkt als een proces-verbaal of schouwrapport waaruit blijkt dat kort voor de vermeende gedraging een controle of schouw van de bebording ter plaatse heeft plaatsgevonden.
Er is geen aanleiding om de officier van justitie nog de gelegenheid te geven om de verbalisant om nadere informatie te verzoeken, omdat daartoe al voldoende mogelijkheden hebben bestaan.
De kantonrechter zal het beroep dus beroep gegrond verklaren, en zowel de beslissing van de officier van justitie als de beschikking waarbij de boete is opgelegd, vernietigen. Dit brengt mee dat de overige gronden van het beroep van de betrokkene geen bespreking meer behoeven.
De officier van justitie zal ook worden veroordeeld in de proceskosten, omdat het beroep gegrond is. Die kosten worden vastgesteld op € 1.002,00. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn daarbij vier punten toegekend voor de proceshandelingen van de gemachtigde van betrokkene, te weten voor het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie en de kantonrechter, en voor het bijwonen van de hoorzitting en de zitting bij de kantonrechter. De waarde per punt is bepaald op € 501,00 en het gewicht van de zaak is gewaardeerd op licht, wat resulteert in een wegingsfactor 0,50.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.002,00 en wijst de Nederlandse Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, Postbus 1165, 1500 AD Zaandam. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: 23 juli 2018 (de dag van toezending van de eerdere versie)