ECLI:NL:RBNHO:2018:762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
15/800310-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van schapen en lammeren op Texel met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 1 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van schapen en lammeren op Texel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 januari 2016 tot en met 4 augustus 2017, opzettelijk pijn en letsel heeft veroorzaakt bij drie lammeren en een schaap door deze dieren anaal en vaginaal te penetreren. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldeed aan de eisen en dat de dagvaarding geldig was. De verdachte werd geconfronteerd met bewijs dat onder andere bestond uit DNA-materiaal dat overeenkwam met het profiel van de verdachte, wat leidde tot de overtuiging dat hij de daden had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd die hem verbiedt zich tussen zonsondergang en zonsopgang in de nabijheid van vee op te houden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de kosten van medicatie voor het schaap, maar andere schadeposten werden niet toegewezen wegens gebrek aan bewijs van causaal verband. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Alkmaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800310-17 (P)
Uitspraakdatum: 1 februari 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y.M. Eising en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.A.M. Oor, advocaat te Julianadorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv en wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 04 augustus 2017 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , gemeente Texel, (telkens) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, (telkens) opzettelijk bij 5, althans een of meerdere lammeren en/of schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van voornoemde lammeren en/of schapen heeft benadeeld, immers heeft hij (telkens) de vulva en/of anus van voornoemde lammeren en/of schapen met zijn penis en/of een ander voorwerp gepenetreerd;
Feit 2
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te [plaats] , gemeente Texel, een of meer
wapens van categorie II, te weten
- een enkelschots grendelgeweer, voorzien van een telescoopvizier (voorzien van de tekst Made by Anschutz GmbH waffenfabrik Ulm/D West Germany, model 1386 Cal .22 Long rifle) en/of
- een meerschots (kogel)grendelgeweer (kaliber 8 x 57 (7.92x57 millimeter Mauser))
en/of een of meer wapens van categorie III, te weten
- zelfbouw hagel geweer met inzetloop en/of
- een steekloop en/of
- een vuurwapen in de vorm van een pistool (voorzien van de tekst Norconia Germany QB78 cal 4.5 mm) en/of
- een enkelschot pistool met knikloop (voorzien van de tekst Perplex D.R.G.M.) en/of
- een single-action gas/alarmpistool (kaliber .9 mm P.A.K., voorzien van de tekst Rohm RG88 Germany cal 9mm P.A. Knallpatrone) en/of
- 3, althans een of meerdere werpmessen
en/of munitie van categorie III, te weten
- 45 kogelpatronen (kaliber 7,62x54R) en/of
- 156 kogelpatronen (kaliber .22 Long Rifle, voorzien van diverse bodemstempels) en/of
- 100 kogelpatronen (kaliber .22 Long Rifle, voorzien van diverse bodemstempels) en/of
- 20 kogelpatronen (kaliber .22 short, voorzien van bodemstempel RWS) en/of
- 19 kogelpatronen (kaliber 8x57 (7.92x57 millimeter Mauser), voorzien van diverse bodemstempels) en/of
- 1 kogelpatroon (kaliber 8x57 (7.92x57 millimeter Mauser) voorzien van bodemstempel 40 p369 Xlu 22) en/of
- 1 hagelpatroon (kaliber .12, voorzien van de tekst Field max, browning, 4, 67.5) en/of
- 1 hagelpatroon (kaliber .16, voorzien van bodemstempel rws/geco rottweil 16),
- 4 knal/alarm patronen (kaliber .9 mm P.A.K. voorzien van bodemstempel GFL 9 mm P.A.Knall)
voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te [plaats] gemeente Texel, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een leeg rook/signaal granaat (voorzien van de tekst Grenade Hand col smoke red L70A1 CCC PWD 11-2), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te [plaats] , gemeente Texel, een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten:
- een niet opvouwbaar mes (voorzien van een klein staalkleurig lemmet en zwart
druppelvormige greep)
en/of een of meer wapens van categorie I, onder 4, te weten:
- een (verborgen) mes in de vorm van een wandelstok
en/of een of meer wapens van categorie I, onder 6, te weten:
- een katapult
voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Hierin ligt besloten dat de rechtbank de verweren van de raadsvrouw strekkende tot nietigverklaring van de dagvaarding respectievelijk niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie verwerpt. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding
De tenlastelegging van feit 1 voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de daaraan te stellen eisen. Bezien in combinatie met het onderliggende strafdossier moet het verdachte volstrekt duidelijk zijn wat hem onder feit 1 wordt verweten, namelijk overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren met betrekking tot een lam/schaap van aangevers
  • [aangever 1] (pagina 210);
  • [aangever 2] (pagina 224);
  • [aangever 3] (pagina 228);
  • [aangever 4] (pagina 237) en
  • [aangever 5] (pagina 244),
door de vulva en/of anus van deze lammeren/schapen te penetreren met zijn penis en/of een ander voorwerp.
Hetgeen door de raadsvrouw ter terechtzitting – onder verwijzing naar het door haar opgestelde stuk “nietige dagvaarding”, gedateerd 23 december 2017 – is aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de aanhouding van verdachte op 4 augustus 2017 omstreeks 05.00 uur rechtmatig was. Gelet op de inhoud van het daarover opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en [verbalisant] (pagina 72) is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat verdachte werd aangehouden tegen hem een redelijk vermoeden van schuld bestond dat hij zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), op heterdaad geconstateerd. Dit proces-verbaal houdt immers in dat:
  • verdachte in de vroege ochtend van 4 augustus 2017 een personenauto bestuurde;
  • het de politie bekend was dat verdachte regelmatig harddrugs gebruikt en in het verleden was aangehouden voor het rijden onder invloed daarvan;
  • door de politie een verkeerscontrole werd uitgevoerd;
  • de politie verdachte naar zijn rijbewijs vroeg;
  • verdachte zijn rijbewijs aan de politie overhandigde;
  • de politie vervolgens aan verdachte meedeelde dat deze nacht werd gecontroleerd op onder meer het rijden onder invloed van alcohol en drugs in het verkeer;
  • de politie een alcohol- en drugstest van verdachte heeft afgenomen;
  • verdachte voorafgaand aan de drugstest, maar nadat hem de cautie was gegeven, heeft gezegd:
  • de drugstest resulteerde in een indicatie van het gebruik van (onder andere) amfetamine;
  • verdachte vervolgens is aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed van verdovende middelen.
Van misbruik van de controlebevoegdheid van de WVW 1994 (‘détournement de pouvoir’) is de rechtbank niet gebleken.
Nu ook overigens niet is gebleken van enig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv als gevolg waarvan de aanhouding onrechtmatig zou moeten worden geoordeeld, faalt reeds daarom het door de raadsvrouw gedane beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en, subsidiair, bewijsuitsluiting. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een bespreking van de overige vereisten voor een geslaagd beroep op deze sancties, aan welke vereisten de raadsvrouw overigens ook geheel voorbij is gegaan.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe, zo begrijpt de rechtbank het pleidooi, primair gesteld dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Daartoe heeft de raadsvrouw – naast haar betoog dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, welk betoog hiervoor is verworpen – aangevoerd dat de monsters die bij de dieren zijn afgenomen en die de basis hebben gevormd voor de uitgevoerde DNA-onderzoeken, in strijd met de wettelijke voorschriften niet zijn afgenomen door daartoe aangewezen gespecialiseerde opsporingsambtenaren van de politie (Forensische Opsporing), maar door dierenartsen. Subsidiair heeft de raadsvrouw kennelijk bedoeld aan te voeren dat zo er op rechtmatige wijze DNA-materiaal van verdachte is gevonden op of in één of meer lammeren/schapen, hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist, dit ook in het licht van de overige informatie in het dossier onvoldoende bewijs vormt voor penetratie van deze dieren door verdachte.
Ten aanzien van het bewijs voor de onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de op 5 augustus 2017 waargenomen bloedsporen ter hoogte van de anus van het lam/schaap van [aangever 5] (pagina 244) zijn veroorzaakt door penetratie van dit dier, laat staan dat deze penetratie door verdachte zou zijn gepleegd. De rechtbank betrekt hierbij dat uit het onderzoeksverslag van de dierenarts (pagina 336) volgt dat bij het dier geen letsel is geconstateerd en dat het dier in goede conditie verkeerde. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van (kort gezegd) de mishandeling van dit lam/schaap.
3.3.2
Bewijsmiddelverweer
De rechtbank verwerpt het verweer dat het DNA-bewijs onrechtmatig is verkregen. Van de hierna in de bewijsmiddelen genoemde lammeren/schapen zijn DNA-monsters afgenomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren, strafbaar gesteld in artikel 8.11, eerste lid, van die wet. Ingevolge artikel 8.14, eerste lid, van genoemde wet zijn met de opsporing van die strafbare feiten onder andere belast de in artikel 141 Sv vermelde opsporingsambtenaren, waaronder de ambtenaren van politie. Uit de betreffende processen-verbaal van bevindingen blijkt dat de DNA-monsters (‘swabs’) telkens door een dierenarts zijn afgenomen in het bijzijn van politieambtenaren. De rechtbank acht deze werkwijze zorgvuldig en ook rechtmatig. Gelet op de plaatsen van de bemonsteringen, waaronder de vulva en/of vagina en/of anus, zijn deze bemonsteringen terecht door een dierenarts afgenomen.
Van strijd met wettelijke voorschriften leidend tot onrechtmatig verkregen bewijs is geen sprake. In dat verband merkt de rechtbank uitdrukkelijk op dat het door de raadsvrouw genoemde artikel 151a Sv en de daarop gebaseerde regelgeving niet ziet op het bemonsteren van dieren en goederen, maar op de afname van celmateriaal van de verdachte of een derde (persoon). Voorts volgt uit juiste lezing van die regelgeving dat in die regelgeving bemonstering door een arts of verpleegkundige de hoofdregel is.
3.3.3
Bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen.
I. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 1 februari 2016 (p. 210 en 211).
Mijn schapen staan in een weiland op de kruising van de [adres] [plaats] op Texel.
Op 30 januari 2016 heb ik de vier schapen nog gevoerd en was alles in orde.
Toen ik op 31 januari 2016 weer bij de schapen kwam, zag ik dat er een van de dieren miste.
Ik ben richting het [naam] gereden waar ik mijn schaapje zag lopen tussen de strandhuisjes.
Toen ik het schaapje vastpakte, zag ik dat er zich rondom haar vagina bloed bevond en dat het beestje aan de achterzijde beschadigd was.
Hierdoor kreeg ik het vermoeden dat het schaapje mogelijk seksueel misbruikt kon zijn en heb ik direct de politie gebeld. De dierenarts heeft onderzoek gedaan en DNA monsters afgenomen.
II. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van dierenarts [naam] d.d. 31 januari 2016 (p. 214).
Op 31 januari (de rechtbank begrijpt:) 2016 was [aangever 1] samen met 2 politieagenten op de Dierenartsenpraktijk Texel met een jonge ooi.
Bij de ooi was bloederig helder, licht slijmerig vocht rond de vulva en in de haren rond de vulva te zien. Ook op de onderzijde van de staart ten hoogte van de vulva was wat bloederig vocht opgedroogd. Aan de buitenkant waren geen verdere verwondingen te zien waar dit bloederige vocht vandaan zou kunnen komen. Bij spreiding van de vulvalippen was er bloed in de vagina te zien. In overleg met de aanwezige agenten zijn twee swabs genomen vaginaal voor verder onderzoek op eventueel sperma. Bij het nemen van de swabs kwam er bloederig vocht vaginaal mee. Vervolgens is er met een speculum de vulva wat geopend. Wederom was er bloederig vocht zichtbaar en aan de linker zijde van de vaginawand was er op ongeveer 1 centimeter naar binnen een oppervlakkige beschadiging van de wand te zien. Aangezien het vocht met name bloederig is en er een beschadiging gezien is, lijkt het erop dat de ooi vaginaal iets ingebracht heeft gekregen.
III. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [plaats] op 30 januari 2016’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 september 2016 (p. 313 en 314).
De twee bemonsteringen AAIS5706NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en bloed. Hierbij is een aanwezig verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof in beide bemonsteringen.
AAIS5706NL#01 -> bemonstering vulva schaap
AAIS5706NL#02 -> bemonstering vulva schaap
SIN
Beschrijving DNA-profiel/ celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIS5706NL#01
onvolledig DNA-profiel van een man
onbekende man A
niet berekend vanwege de onvolledigheid
AAIS5706NL#02
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
IV. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 27 mei 2016 (p. 224 en 225).
Via Facebook kwamen wij er achter dat er een lam bij de dierenarts was gebracht welke misbruikt was. Ik ben mijn schapen/lammeren gaan tellen en miste een lam van twee maanden oud. Op 23 mei 2016 heb ik het lam nog zien staan op de dijk waar hij normaal gesproken loopt met de andere schapen en lammeren. Dit is aan [adres] in [plaats] .
Ik herkende het lam dat op 24 mei 2016 is aangetroffen op de [naam] ter hoogte van het surfstrandje door mijn buurman en schapenhouder [naam] als het lam dat weg was.
V. Een proces-verbaal van verhoor van [naam] d.d. 9 juni 2016 (p. 280 en 281).
Ik ben als dierenarts werkzaam op het eiland Texel.
Op 24 mei 2016 ben ik gebeld door [naam] , schapenhouder aan de [adres] in [plaats] . Hij vertelde mij dat hij een lam had aangetroffen op de [naam] ter hoogte van het surfstrandje. Hij zei mij dat het lam aan de achterkant bloedsporen had. Omstreeks 9:30 uur heb ik het lam onderzocht. Ik zag toen dat er duidelijk verse druppels aan de vulva hingen en geronnen bloed eromheen zichtbaar was. Het lam was heel timide en ging steeds in de plashouding staan zonder te plassen. Dat is heel ongewoon voor een lam. Op 25 mei 2016 heb ik inwendig sporen afgenomen bij het lam. Ik heb met een wattenstaafje rondom en in de vulva sporen afgenomen. Ik zag dat er bij het inbrengen van het speculum direct vers vloed uit de vagina liep. Daaruit kon ik concluderen dat er inwendig een beschadiging aanwezig was.
VI. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 19 oktober 2017 (p. 283).
Het twee maanden oud lam van [aangever 2] bleek afwijkend en onnatuurlijk gedrag te vertonen en bij dit lam is door mij bij onderzoek geronnen en vers bloed aangetroffen in en rond de vulva waaruit ik concludeerde dat er sprake was van beschadigingen in de vulva. Er was behoorlijk wat bloed en wondvocht in de vulva aanwezig. Daarnaast was er sprake van een flinke inwendige zwelling.
U vraagt mij of dit dier tijdens en na het toebrengen van letsel wel of geen pijn heeft ervaren. Ja zeker. Het dier had afwijkend gedrag, had zwelling, had bloeding en deed steeds kleine plasjes.
VII. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een delict gepleegd in [plaats] op 23 mei 2016’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 september 2016 (p. 309-311).
In de bemonsteringen AAIJ3804NL#01 en #02 is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof.
AAIJ3804NL#01 -> bemonstering (naast vulva lam)
AAIJ3804NL#02 -> bemonstering (naast vulva lam)
SIN
Beschrijving DNA-profiel/ celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIJ3804NL#01
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIJ3804NL#02
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
VIII. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 6 april 2017 (p. 228 en 229).
Ik ben schapenhouder op Texel. Op 5 april 2017 werd ik gebeld. Men had een zwart lam aangetroffen die een oormerk had waaruit zou blijken dat dit dier van mij zou zijn.
Ik heb mijn administratie vervolgens nagekeken en het bleek inderdaad een lam te zijn dat mijn eigendom is. Het lam stond in het weiland gelegen aan de [plaats] . Ik ben vervolgens naar het weiland te [plaats] gegaan en zag dat het betreffende lammetje inderdaad verdwenen was.
Ik ben naar de dierenarts gegaan en heb gesproken met [naam] . Hij vertelde mij dat het lammetje door iemand was gevonden bij [plaats] . Het lammetje bleek een beschadigde anus te hebben.
Ik heb mijn schapen en lammeren in het weiland op 3 april 2017 nog gezien. Op dat moment was er geen schaap of lam uit het weiland verdwenen.
IX. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 19 oktober 2017 (p. 284).
Op 5 april 2017 is bij mij in de praktijk binnengebracht een zooglam dat ingevolge het oormerk eigendom was van [aangever 3] . Dit lam, met verwondingen rond de anus, was verlaten aangetroffen op de parkeerplaats [plaats] . Ik heb in overleg met de politie het dier met swaps bemonsterd. Ook heb ik het dier op letsel onderzocht. Volgens mij was toen sprake van scheurtjes anus. Er is kennelijk iets ingeduwd wat te groot was voor de omvang van deze anus. Het inscheuren van de anus doet in zijn algemeenheid pijn tijdens het inscheuren en daarna.
X. Een schriftelijk bescheid, te weten een ‘Onderzoeksverslag dier (levend)’ d.d. 5 april 2017, opgemaakt door [naam] (p. 544-547 en 552).
Afwijkend aanblik anus. Staat iets open en verwondingen rondom/in. Duidelijk ‘sneetje’.
Anus beschadigd.
Bemonstering sporenlijst:
Type: humaan biologisch materiaal. Locatie: buitenzijde anus. Spoornummer 1
Type: humaan biologisch materiaal. Locatie: binnenzijde anus. Spoornummer 2
Type: uitstrijkje. Spoornummer 3
XI. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van ontucht met een dier gepleegd in [plaats] op 3 april 2017’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 augustus 2017 (p. 306-308).
- ZAAA9203NL#01 (1. Buitenzijde anus)
- ZAAA9203NL#02 (2. In anus)
- ZAAA9203NL#03 (3. Uitstrijkje)
De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma. Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van humaan spermavloeistof in de drie bemonsteringen.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
ZAAA9203NL#03
DNA-profiel van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
XII. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 19 juli 2017 (p. 237-239).
Ik ben schapenhouder op Texel. Op 19 juli 2017 bracht mijn zoon een lam van mij. Het betrof een zogenaamde Texelaar en is ongeveer 6 weken oud. Ik had dit lam met meerdere lammeren en schapen in het weiland langs [adres] te [plaats] staan.
Ik zag dat het lam wat gekneusde plekken had aan de achterpoten en wel aan de binnenzijde van de bovenbenen. Verder zag ik dat de vulva wat bebloed was.
Mijn zoon heeft hierop het lam naar dierenarts [naam] gebracht voor verder onderzoek.
Het lam werd door [getuige] langs de Redoute buitendijks aangetroffen ter hoogte van [adres] . Ik schat dat de afstand tot de oorspronkelijke wei waar die stond ongeveer 1 kilometer is.
Het incident moet tussen 18 juli 2017 omstreeks 20:00 uur en 19 juli omstreeks 9:00 uur hebben plaatsgevonden.
XIII. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 19 oktober 2017 (p. 284 en 285).
Op 19 juli 2017 is bij mij in de praktijk gebracht een zooglam van [aangever 4] . Dit lam bleek te zijn weggenomen bij de veestapel van [aangever 4] en bleek letsel en bloed te hebben aan en rond de vulva. In overleg met en in bijzijn van de politie zijn bij dit lam swaps afgenomen en overgedragen aan de politie. Bij het lam was sprake van een opgezwollen vulva, bloed in en rond de vulva. Wat bij dit lam opviel is dat het lam aan de binnenzijde van beide achterbenen nagenoeg symmetrisch bloeduitstortingen en schrammen had. Het leek erop dat het lam op die plaatsen stevig vastgehouden was.
Vermoedelijk is ook dit lam gepenetreerd met iets wat te groot was. Bij het inbrengen van een te groot iets in de vulva en wat een bloeding veroorzaakt, is pijn een normale fysiologische reactie.
XIV. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van ontucht met een dier gepleegd in [plaats] op 18 juli 2017’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 september 2017 (p. 303-305).
- AAGC7608NL#01 (bovenbinnenzijde achterpoten viervoeter)
- ZAAA1843NL#01 (rondom vagina)
- ZAAA1843NL#02 (vagina)
- ZAAA1843NL#03 (anus)
Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van humaan spermavloeistof in de bemonsteringen AAGC7608NL#01, ZAAA1843#01, #02 en #03.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
ZAAA1843NL#03
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
XV. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van ontucht met dieren gepleegd op Texel’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 september 2017 (p. 323-325).
Het referentiemonster RABI5702NL van [verdachte] is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Van het referentiemonster van [verdachte] is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is vergeleken met de DNA-profielen van het sporenmateriaal in bovengenoemde zaken.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
[plaats]
AAIJ3804NL#01
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIJ3804NL#02
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
[plaats]
AAIS5706NL#01
DNA-profiel van een man
[verdachte]
niet berekend
AAIS5706NL#02
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
[plaats]
ZAAA9203NL#03
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
[plaats]
ZAAA1843NL#03
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
XVI. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2017 (p. 91-93).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisant] :
Op 4 augustus 2017 begaf ik mij naar de woning van [verdachte] aan [adres] .
In de volgende vertrekken werden de volgende voorwerpen aangetroffen en in het belang van het onderzoek inbeslaggenomen.
Berging (op stelling):
Een groene stoffen tas van het merk Heineken.
In deze tas zaten 2 gevulde injectiespuiten, een paar latex handschoenen, een blauwe sjaal, een licht keurige lange stof met in het midden een knoop, stoffen handboeien van het merk Dakine en een kunststof voorwerp (zwart en oranjekleurig) alsmede twee condooms.
XVII. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘Aanvullend onderzoek aan een snuitband en sokken naar aanleiding van de aanhouding van [verdachte] op 4 augustus 2017’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 6 december 2017 (p. 531-537).
SIN AAHY0612NL: Kleding (sok), paar sokken bij teenstuk aan elkaar geknoopt, uit Heineken koeltas.
Uit de DNA-extracten van de bemonsteringen van de (haar vanaf de) sokken zijn piekenpatronen verkregen die overeenkomen met het piekenpatroon van schaap.
In de bemonsteringen van de knoop in de sokken [AAHY0612NL] is celmateriaal van schaap aangetoond. Daarnaast is ook een haar van schaap aangetroffen.
XVIII. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2017 (p. 72-77).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisant] en [verbalisant] dan wel één van hen:
Op 4 augustus 2017 omstreeks 4:57 uur zagen wij een zwart gekleurde personenauto rijden over de [adres] . Ik heb de bestuurder staande gehouden en zag dat de bestuurder [verdachte] betrof.
Ik, [verbalisant] , trof in de rechterbeenzak van verdachte een doorzichtige kunststof injectiespuit aan welke was geprepareerd met een blauw gekleurde taps toelopende dop. Wij zagen dat deze injectiespuit voor de helft gevuld was met een doorzichtige vloeistof.
De personenauto van verdachte is inbeslaggenomen ten behoeve van sporenonderzoek.
Wij troffen in de auto aan:
- een geprepareerde injectiespuit met vloeistof,
- een zwart gekleurde canvas tas met daarin een geprepareerde injectiespuit met vloeistof.
XIX. Een deskundigenrapport, te weten een rapport ‘Chemisch identificatie onderzoek aan de inhoud van drie injectiespuiten, aangetroffen bij [verdachte] op 4 augustus 2017’ d.d. 12 oktober 2017 (p. 375-379).
De vloeistoffen uit twee injectiespuiten zijn beide zeer stroperige vloeistoffen die bestaan uit een oplossing van natriumcarboxymethylcellulose in water. Natriumcarboxymethylcellulose kent diverse toepassingen. Als oplossing in water wordt het ook toegepast als glijmiddel ten behoeve van veterinaire onderzoeken.
De vloeistof uit de derde injectiespuit is vaseline.
XX. De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, inhoudende:
De twee gevulde injectiespuiten die in de berging van mijn woning in een Heineken tas zijn aangetroffen, zullen dezelfde vloeistof(fen) bevatten als de injectiespuiten die ik tijdens mijn aanhouding in mijn broekzak en auto had.
3.3.4
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank oordeelt op grond van de weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen dat bij drie lammeren en één schaap pijn en/of letsel is veroorzaakt door penetratie van de vagina of anus. Op grond van het op en/of in die dieren aangetroffen DNA-materiaal, dat volgens het NFI aanwijzingen voor humaan spermavloeistof bevat en telkens matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen derde matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard, komt de rechtbank tot het bewijs dat het verdachte is geweest die met zijn penis en/of een ander voorwerp de vier dieren heeft gepenetreerd. Verdachte heeft niet kunnen verklaren hoe het anders kan zijn dat zijn DNA-materiaal is terechtgekomen (nota bene) in de vagina of anus van welgeteld vier dieren. Aan de overtuiging van de rechtbank draagt bij hetgeen tijdens de aanhouding van verdachte en bij de doorzoeking in zijn woning is aangetroffen, voor zover hiervoor in de bewijsmiddelen weergegeven. De verklaring die verdachte over de injectiespuiten, met onder andere een glijmiddel ten behoeve van veterinaire onderzoeken, en de inhoud van de Heineken tas heeft gegeven, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
3.3.5
Redengevende feiten en omstandigheden feiten 2, 3 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2017 (dossierpagina’s 91-93).
Ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2017 (dossierpagina’s 421 en 422);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2017 (dossierpagina’s 435-437);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2017 (dossierpagina’s 444-446);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2017 (dossierpagina’s 454-457);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2017 (dossierpagina’s 463-465);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2017 (dossierpagina’s 470 en 471);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2017 (dossierpagina’s 476 en 477);
  • het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 18 oktober 2017 (dossierpagina 482).
Ten aanzien van feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2017 (dossierpagina’s 415 en 416).
Ten aanzien van feit 4:
- het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 18 oktober 2017 (dossierpagina’s 483484, 486).
3.3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 30 januari 2016 tot en met 4 augustus 2017 te [plaats] en [plaats] en [plaats] en [plaats] , gemeente Texel, telkens zonder redelijk doel opzettelijk bij drie lammeren en een schaap pijn en/of letsel heeft veroorzaakt, immers heeft hij telkens de vulva en/of anus van voornoemde lammeren en schaap met zijn penis en/of een ander voorwerp gepenetreerd;
Feit 2
hij op 4 augustus 2017 te [plaats] , gemeente Texel, wapens van categorie II, te weten
- een enkelschots grendelgeweer, voorzien van een telescoopvizier (voorzien van de tekst Made by Anschutz GmbH waffenfabrik Ulm/D West Germany, model 1386 Cal .22 Long rifle) en
- een meerschots (kogel)grendelgeweer (kaliber 8 x 57 (7.92x57 millimeter Mauser))
en wapens van categorie III, te weten
- zelfbouw hagel geweer met inzetloop en
- een steekloop en
- een vuurwapen in de vorm van een pistool (voorzien van de tekst Norconia Germany QB78 cal 4.5 mm) en
- een enkelschot pistool met knikloop (voorzien van de tekst Perplex D.R.G.M.) en
- een single-action gas/alarmpistool (kaliber .9 mm P.A.K., voorzien van de tekst Rohm RG88 Germany cal 9mm P.A. Knallpatrone) en
- 3 werpmessen
en munitie van categorie III, te weten
- 45 kogelpatronen (kaliber 7.62x54R) en
- 156 kogelpatronen (kaliber .22 Long Rifle, voorzien van diverse bodemstempels) en
- 100 kogelpatronen (kaliber .22 Long Rifle, voorzien van diverse bodemstempels) en
- 20 kogelpatronen (kaliber .22 short, voorzien van bodemstempel RWS) en
- 19 kogelpatronen (kaliber 8x57 (7.92x57 millimeter Mauser), voorzien van diverse bodemstempels) en
- 1 kogelpatroon (kaliber 8x57 (7.92x57 millimeter Mauser) voorzien van bodemstempel 40 p369 Xlu 22) en
- 1 hagelpatroon (kaliber .12, voorzien van de tekst Field max, browning, 4, 67.5) en
- 1 hagelpatroon (kaliber .16, voorzien van bodemstempel rws/geco rottweil 16) en
- 4 knal/alarm patronen (kaliber .9 mm P.A.K. voorzien van bodemstempel GFL 9 mm P.A.Knall)
voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op 4 augustus 2017 te [plaats] , gemeente Texel, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een leeg rook/signaal granaat (voorzien van de tekst Grenade Hand col smoke red L70A1 CCC PWD 11-2), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een voor ontploffing bestemd voorwerp, voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op 4 augustus 2017 te [plaats] , gemeente Texel, een wapen van categorie I, onder 3, te weten:
- een niet opvouwbaar mes voorzien van een klein staalkleurig lemmet en zwart
druppelvormige greep
en een wapen van categorie I, onder 4, te weten:
- een verborgen mes in de vorm van een wandelstok
en een wapen van categorie I, onder 6, te weten:
- een katapult
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:zich gedragen in strijd met een voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
Feit 2:
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd, inhoudende dat verdachte zich gedurende een periode van 5 jaren tussen 24:00 uur en 06:00 uur niet buiten de bebouwde kom van [plaats] mag begeven, op straffe van 3 dagen hechtenis bij elke overtreding hiervan.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het gegeven dat verdachte nooit eerder een gevangenisstraf heeft ondergaan en dat hij voor de onderhavige feiten – indien bewezen – als first offender moet worden aangemerkt. De raadsvrouw heeft gesteld dat wat betreft de feiten 2 tot en met 4 een taakstraf of een geldboete de geëigende strafmodaliteit is. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht de gevorderde maatregel ex artikel 38v Sr niet op te leggen, aangezien verdachte in het kader van zijn werk nachtdiensten moet kunnen draaien.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2016 en 2017 op Texel schuldig gemaakt aan dierenmishandelingen, door drie lammeren en een schaap anaal dan wel vaginaal te penetreren. Dusdoende heeft hij bij de dieren pijn en/of letsel veroorzaakt. Getuige de bij verdachte aangetroffen attributen, is hij hierbij op een zeer georganiseerde wijze te werk gegaan. Verdachte heeft de dieren kennelijk gebruikt als gebruiksvoorwerpen voor het botvieren van zijn lusten en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn van de dieren. Dit laatste blijkt ook uit het feit dat verdachte de dikwijls zeer jonge dieren na de mishandeling aan hun lot heeft overgelaten. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan en betrekt hierbij dat verdachte, blijkens zijn halsstarrig ontkennende proceshouding, geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor zijn daden. De dierenmishandelingen hebben op Texel tot veel onrust en bezorgdheid onder met name schapenhouders geleid.
Voorts heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid (vuur)wapens en munitie voorhanden gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij, mede vanwege een eerdere politie-inval in zijn woning, waarbij tevens wapens in beslag waren genomen, wist dat het bezit van deze ‘verzameling’ niet was toegestaan, maar dat hij zich niets heeft aangetrokken van dit verbod. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij willens en wetens de wet- en regelgeving heeft genegeerd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 augustus 2017, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder voor feiten als de onderhavige is veroordeeld;
- het psychologisch Pro Justitia rapport gedateerd 22 september 2017 van M.L. de Groot, GZ-psycholoog, onder meer inhoudende dat er vanuit het psychologisch onderzoek geen redenen naar voren zijn gekomen om verdachte het ten laste gelegde (indien bewezen geacht) in een verminderde mate toe rekenen;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 31 oktober 2017 van M.D. van Zundert, werkzaam bij GGZ reclassering Palier.
De rechtbank is gelet op de aard en ernst van de feiten van oordeel, dat enkel een straf die langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat ter voorkoming van strafbare feiten, in het bijzonder feiten als de onder 1 bewezen verklaarde, tevens een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr geboden is. De rechtbank zal wat betreft de inhoud van deze maatregel enigszins afwijken van de vordering van de officier van justitie, nu de vordering van de officier van justitie een te grote inbreuk maakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van verdachte. De rechtbank zal bepalen dat verdachte zich voor de duur van drie jaren tussen zonsondergang en zonsopgang niet in de directe nabijheid van vee mag ophouden.
Gelet op het door de rechtbank als aanzienlijk aangemerkte gevaar voor recidive, zal de rechtbank – met toepassing van artikel 38v, vierde lid, Sr – bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.Beslissingen omtrent inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen

onttrekking aan het verkeer (36c Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 2, 3 en 4, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 4 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
verbeurdverklaring (33a Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de overige onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 en 5-17, dienen te worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen, als gezamenlijkheid beschouwd, behoren verdachte toe en zijn naar het oordeel van de rechtbank bestemd tot het begaan van misdrijven soortgelijk aan de onder 1 bewezen verklaarde.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 180,59 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 14,25, bestaande uit de kosten van medicatie voor het schaap, rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het latere overlijden van het schaap en de daarmee verband houdende overige gestelde schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Een (medische) onderbouwing van het causaal verband ontbreekt. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: dierenmishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 38v, 38w en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2.1, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt verdachte daarnaast op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
3 (drie) jaren, inhoudende dat verdachte wordt bevolen zich tussen zonsondergang en zonsopgang niet in de directe nabijheid van vee op te houden.
Bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder de nummers 1 en 5-17 vermelde voorwerpen.
Onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder de nummers 2-4 vermelde voorwerpen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 14,25 (veertien euro en vijfentwintig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 14,25 (veertien euro en vijfentwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. A. Warmerdam en mr. P. de Mos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2018.
mr. P. de Mos is buiten staat dit vonnis mede de ondertekenen.