6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn moeder verbaal fors bedreigd. Door op dergelijke wijze te handelen heeft verdachte voor haar een bedreigende situatie gecreëerd. Ook heeft hij zijn zus mishandeld door haar keel vast te pakken en dicht te knijpen. Verdachte heeft hierdoor ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn zus en bij haar angst en pijn veroorzaakt. De feiten zijn gepleegd tegen gezinsleden van verdachte in hun eigen huis, een plek waar zij zich veilig zouden moeten voelen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten is veroordeeld en bovendien in twee proeftijden liep;
- het psychiatrisch Pro Justitia rapport, gedateerd 20 juli 2018, opgesteld voor M.M. Sprock, psychiater;
- het psychologisch Pro Justitia rapport, gedateerd 20 juli 2018, opgesteld door S.A. Moonen, GZ-psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 9 augustus 2018 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Tactus reclassering Zwolle.
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte (eventueel matige) verstandelijke beperking en een ziekelijk stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, en een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik.
De psychiater adviseert om verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank volgt dit advies en is van oordeel dat het hiervoor onder 3.4. bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Het bovengenoemd Pro Justitia rapport van psychiater Sprock houdt betreffende het recidiverisico en mogelijke interventies, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Het ten laste gelegde valt binnen het patroon van huiselijk geweld waarvoor betrokkene eerder is veroordeeld. Zijn hele psychosociale situatie is deplorabel te noemen en betrokkene is niet bij machte dit zelfstandig te veranderen. Betrokkene lijkt op zoek te gaan naar conflicten om zijn opgebouwde spanning op een agressieve manier te kunnen uiten, voortkomend uit zijn verstandelijke beperking en gebrekkige copingvaardigheden. Er is sprake van ernstige impulsiviteit, emotieregulatie- en agressieregulatieproblemen. Vanwege zijn gebrekkige empathische vermogens en directe behoeftebevrediging kent hij weinig rem om opgebouwde spanningen en frustraties te uiten. Concluderend is er, na gebruik van risico-taxatieinstrumenten en klinisch oordeel, sprake van weinig bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive.
Er wordt een langdurige klinische opname in een SGLVG setting geadviseerd gericht op optimaliseren van de medicatie, behoud van abstinentie van middelen, verbeteren van copingvaardigheden, traumabehandeling en nadere diagnostiek in de vorm van een intelligentie-en persoonlijkheidsonderzoek en het bepalen van zijn sociaalemotionele ontwikkelingsniveau. Ook zal er aandacht besteed moeten worden aan dagbesteding, overzicht in financiën (aanstellen van een bewindvoerder), contactopbouw met zijn zoontje, in kaart brengen van zijn netwerk en begeleiding daarbij. Uitstroommogelijkheden dienen uitgezocht te worden aangezien de inschatting is dat zelfstandig wonen geen optie is.
Het bovenstaande kan het best vormgegeven worden in een voorwaardelijk straf(deel) met bijzondere voorwaarden.
In het voorlichtingsrapport van Tactus reclassering Zwolle van 9 augustus 2018 worden de volgende bevindingen vermeld:
Bij betrokkene is sprake van problematiek op vrijwel alle leefgebieden. Zo heeft betrokkene aansluitend op detentie geen zicht op huisvesting, is sprake van een destructieve partnerrelatie, een zeer instabiele relatie met zijn moeder en zus en ontbreekt het hem aan zinvolle dagbesteding en een beschermend sociaal netwerk. Betrokkene is bekend met middelengebruik (alcohol en cannabis) en gokgedrag. Op basis van het reclasseringsdossier en het huidige gesprek kan gesteld worden dat betrokkene een angstige man is en niet beschikt over voldoende vaardigheden om problemen op adequate wijze op te lossen. Hij is bekend met automutilatie, manipulerend en impulsief gedrag. Gelet op zijn Uittreksel Justitiële Documentatie schroomt betrokkene niet om geweld te gebruiken.
In de afgelopen jaar heeft betrokkene meerdere malen onder toezicht gestaan van de reclassering waarbij verschillende zorgtrajecten zijn ingezet. Tot op heden heeft dit niet geleid tot de gewenste gedragsverandering. Binnen het nog lopende reclasseringstoezicht is getracht betrokkene ambulant te behandelen bij GGZ Noord-Holland Noord. De hulpverlening kreeg echter onvoldoende grip op betrokkene door de complexiteit van de problematiek. Een ambulant traject is niet toereikend gebleken om de instabiliteit in betrokkene zijn leven te doorbreken en recidive te voorkomen. Zowel de reclassering, het IFZ (indicatiestelling forensische zorg) als het NIER (Nederlands Instituut Forensische Psychiatrie en Psychologie) is van mening dat een intensieve klinische behandeling in een SGLVG-setting noodzakelijk is om in te kunnen spelen op het hoge recidiverisico. Gezien zijn niveau van functioneren is een langdurige klinische behandeling noodzakelijk. In de vorm van geleidelijke resocialisatie dient aansluitend aan een klinische behandeling te worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm. Gelet op de ernst en complexiteit van de problematiek zal betrokkene in de toekomst waarschijnlijk blijvend aangewezen zijn op extern geboden structuur en begeleiding. Betrokkene is hiertoe gemotiveerd en hij is reeds door het DIZ (Divisie Individuele Zaken, afdeling klinische plaatsingen) aangemeld voor plaatsing bij Wier+ te Den Dolder. De opnamecoördinator aldaar heeft ons te kennen gegeven dat het zorgaanbod beschikbaar is.
Voor de inhoudelijke rechtszitting wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van drie jaren. Hierbij worden bijzondere voorwaarden geadviseerd. Daarbij wordt geadviseerd om dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen, met aftrek van het voorarrest, weliswaar voldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn begaan, maar dat mede gelet op de persoon van verdachte een lange voorwaardelijke gevangenisstraf als ‘stok achter de deur’ onder meer voor het naleven van de voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank acht het in het belang van verdachte en in het belang van de maatschappij dat verdachte bij zijn terugkeer in de maatschappij goed begeleid wordt in een justitieel kader.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder verplicht contact met Tactus reclassering Zwolle, een klinische behandeling bij Wier+, onderdeel van Fivoor te Den Dolder of een soortgelijke intramurale instelling, een aansluitende ambulante behandeling bij een nader te bepalen forensische (verslavings)polikliniek en een aansluitend verblijf bij een beschermde woonvorminstelling noodzakelijk. De rechtbank ziet thans onvoldoende aanleiding voor een contactverbod. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Gezien de onderhavige geweldsfeiten, het justitieel verleden van verdachte met geweldsdelicten en gelet op de rapportages en de daarin omschreven persoonlijke problematiek, waaronder agressieregulatieproblemen die nog onvoldoende behandeld is en waaruit een hoog recidiverisico naar voren komt, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het is daarnaast van belang dat de reeds aangevangen klinische opname en behandeling bij Wier+, gericht op het tegengaan van dit risico, ongehinderd doorgang vindt. De rechtbank zal daarom bevelen dat de voorwaarden en het daarbij behorende toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.