ECLI:NL:RBNHO:2018:7490

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
15/030914-00
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van een betrokkene met een borderline persoonlijkheidsstoornis en antisociale trekken

Op 28 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1973, die momenteel verblijft in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengd met twee jaar. De beslissing volgde op een openbare raadkamerzitting op 14 augustus 2018, waar de betrokkene, haar raadsman, deskundigen en de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder eerdere uitspraken en adviezen van deskundigen. De betrokkene heeft een complexe psychiatrische geschiedenis, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en antisociale trekken, en is eerder veroordeeld voor brandstichting met dodelijke afloop. Ondanks eerdere voorwaardelijke beëindigingen van de verpleging, is de betrokkene in de afgelopen jaren teruggevallen in problematisch gedrag, wat heeft geleid tot de huidige vordering tot verlenging van de tbs-maatregel.

De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene niet voldoende heeft meegewerkt aan de onderzoeken, waardoor er geen duidelijke inschatting van haar huidige functioneren kon worden gemaakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank benadrukt dat de betrokkene zelf verantwoordelijk is voor haar ontwikkeling en dat samenwerking met de kliniek essentieel is voor het vinden van nieuwe mogelijkheden voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Parketnummer: 15/030914-00
Uitspraakdatum: 28 augustus 2018
BESLISSINGvan de rechtbank, naar aanleiding van de op 26 juni 2018 van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht,
zal verlengen met twee jaar.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2002, waarbij betrokkene ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, wegens (kort weergegeven) brandstichting met de dood ten gevolge, van welke de verpleging van overheidswege bij beslissing van de rechtbank te Haarlem d.d. 28 augustus 2009 voorwaardelijk werd beëindigd maar werd hervat bij beslissing van de rechtbank te Haarlem d.d. 13 december 2010;
  • de beslissing van deze rechtbank van 19 september 2017, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één jaar.
  • een advies als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 21 juni 2018, afkomstig van de Van der Hoeven Kliniek (hierna: de kliniek) en ondertekend door P.M. Helmerhorst, klinisch psycholoog, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting en drs. E.W.M. van den Broek, GZ-psycholoog, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van twee jaar;
  • de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafvordering, betreffende de periode 2 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017 en 27 februari 2018 tot en met 29 mei 2018;
  • een advies als bedoeld in artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 29 april 2018, opgemaakt door I. Maksimovic, psychiater en een advies als bedoeld in artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 3 mei 2018, opgemaakt door R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog, beiden niet verbonden aan de kliniek. Beide deskundigen hebben geen advies kunnen geven omdat betrokkene niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Op 14 augustus 2018 is de vordering op een openbare raadkamerzitting behandeld. Daarbij zijn gehoord de terbeschikkinggestelde (hierna betrokkene), haar raadsman, mr. T. van Assendelft-de Coningh, advocaat te Amsterdam (in plaats van mr. R.C. Honing, advocaat te Amsterdam), de deskundige R.J.A. van Helvoirt, psycholoog, de deskundige drs. E.W.M. van den Broek, GZ-psycholoog en de officier van justitie.
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het standpunt van de inrichting

In genoemd verslag en advies van de kliniek is onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende opgenomen:
Betrokkene is een thans 45-jarige vrouw, bij wie sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, verslavingsproblematiek en trekken van psychopathie. In 2002 krijgt ze tbs opgelegd na opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen, levensgevaar voor anderen en het feit dat het iemands dood ten gevolge heeft. Daarnaast is zij tevens veroordeeld voor valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd. Door de brandstichting is iemand om het leven gekomen. Een opname in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Oldenkotte volgt. Betrokkene doorloopt de diverse verlofmogelijkheden gestaag en in 2009 volgt een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. In 2010 wordt de verpleging hervat na verschillende incidenten, waarbij betrokkene ook terugvalt in overmatig alcoholgebruik. In april 2013 volgt opname in de Van der Hoeven Kliniek voor een tweede behandelpoging. Tijdens deze intramurale fase van de behandeling wordt een redelijke stabilisatie van haar gedrag bereikt, waarna zij in het kader van de transmurale fase van de behandeling op 21 maart 2015 naar een woning van de kliniek in de stad Utrecht verhuisd. Daar woont zij zelfstandig met intensieve begeleiding en toezicht van het transmurale behandelingsteam De Brug. Na verhuizing in mei 2016 naar een eigen huurwoning, glijdt betrokkene in de maanden daarna geleidelijk af in antisociaal gedrag en middelengebruik. Medio december wordt geconcludeerd dat de veiligheid van zowel haarzelf als anderen buiten de kliniek onvoldoende kan worden gewaarborgd. Langdurige intensieve zorg, structurering en toezicht worden noodzakelijk geacht om risico’s tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen; de tot de kliniek beschikbaar staande transmurale voorzieningen schieten in deze tekort. Het transmurale traject wordt gestaakt, waarbij de kliniek zich in de periode hierna richt op onderzoeken van alternatieve (transmurale) trajecten buiten de eigen organisatie. Aan het eind van de vorige verlengingsperiode leek een perspectief voor betrokkene te kunnen worden gecreëerd, in de vorm van dagbesteding bij een zorgmanege/ boerderij met mogelijk op termijn tevens een plek om te kunnen wonen. Ook dit traject is gestagneerd, enerzijds door psychische/motivationele en fysieke problemen, anderzijds omdat verloven door onbetrouwbaar gedrag en terugval in middelengebruik opnieuw onmogelijk werden gemaakt. Begin dit jaar is op basis van een zorgconferentie geadviseerd te onderzoeken of klinische plaatsing in een setting met een minder hoog beveiligingsniveau haalbaar is en of vandaaruit op termijn vrijheden stapsgewijs kunnen worden uitgebreid. Nadrukkelijk wordt genoemd dat de mate waarin betrokkene verantwoordelijkheid kan en wil nemen voor de haar geboden behandeling en begeleiding zal bepalen tot welke mate van vrijheid gekomen kan worden. Langdurige intensieve zorg, structurering en toezicht worden noodzakelijk geacht om risico’s tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Ingeschat wordt dat dit betrokkene enkel in het huidige dwingende kader van de terbeschikkingstelling kan worden geboden. Op basis van bovenstaande wordt ingeschat dat niet op korte termijn kan worden overgegaan tot een minder dwingend juridisch kader dan het huidige kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Op grond hiervan dient de terbeschikkingstelling te worden verlengd met een termijn van twee jaar. Indien het behoud van perspectief voor betrokkene doorslaggevend is en/ of omdat thans het op te zetten traject nog te onduidelijk is, kan verlenging met een termijn van één jaar een te overwegen optie zijn.
De deskundige
E.W.M. van den Broekheeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven. De mogelijkheden die in de zorgconferentie zijn genoemd, worden nu onderzocht, waarbij het de vraag is of het gaat lukken een passende plek te vinden. Het heeft geleid tot een afspraak bij een instelling in Warnsveld, maar die afspraak is op dit moment nog oriënterend. Een voorwaardelijke beëindiging binnen een jaar is niet realistisch. Eerst moet een transmurale verlofstatus aan de orde komen en als dat goed gaat, volgt proefverlof. Hier zal de instelling waar betrokkene zal worden opgenomen een zelfstandige rol in hebben. Het is belangrijk om langdurig het vangnet van de tbs-maatregel met dwangverpleging te behouden.

3.Het standpunt van de deskundigen

De psychiater, I. Maksimovic, onthoudt zich blijkens zijn rapportage van diagnostische uitspraken, omdat betrokkene niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, waardoor hij zich geen beeld van haar huidige functioneren heeft kunnen vormen. Hij doet om die reden ook geen uitspraken over klinische risicotaxatie en risicomanagement. Hij is dan ook niet in staat om de door de rechtbank geformuleerde vragen te beantwoorden.
De psycholoog, R.J.A. van Helvoirt, kon blijkens zijn rapportage maar beperkt komen tot het trekken van conclusies op het gebied van de diagnostiek, omdat betrokkene maar gedeeltelijk heeft meegewerkt aan het onderhavige onderzoek. Er kan in ieder geval gesproken worden van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, maar of er daarnaast nog sprake is van andersoortige problematiek heeft ondergetekende door middel van eigen onderzoek niet goed vast kunnen stelten. Evenmin is het mogelijk geweest om te komen tot een inschatting van het gevaar op herhaling met een delict gelijkend op het indexdelict.
Verdere suggesties voor een resocialisatietraject, behandelinhoudelijke suggesties, wijze van bejegening of in meer algemene zin het noodzakelijke risicomanagement, konden dan ook niet worden gedaan.
De deskundige R.J.A. van Helvoirt heeft bij de behandeling van de vordering ter zitting zijn (beperkte) conclusie toegelicht en onderschreven.
Het noodzakelijke onderzoek heeft niet plaats kunnen vinden doordat betrokkene niet heeft meegewerkt en daarom wordt verwezen naar de eerdere conclusies met betrekking tot de diagnostiek
Beide deskundigen hebben de vragen van de rechtbank dus niet tot nauwelijks kunnen beantwoorden, waaronder de vraag of het noodzakelijk is om de huidige maatregel te verlengen en de vraag of de dwangverpleging al dan niet gecontinueerd moet worden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar.

4.Het standpunt van betrokkene en haar raadsman

De raadsman heeft bepleit dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met één jaar. Hij voert daartoe aan dat het doel van de maatregel (het bevorderen van) resocialisatie dient te zijn en dat de motivatie van betrokkene daarbij de kern is. In dat kader is perspectief voor betrokkene erg belangrijk. In het advies van de kliniek komt ook expliciet naar voren dat verlening voor de duur van één jaar ter behoud van het perspectief van betrokkene een te overwegen mogelijkheid is.

5.De beoordeling

De rechtbank kan zich verenigen met het advies van de kliniek.
De rechtbank is, gelet op dit advies, de toelichting daarop door de deskundige E.W.M. van den Broek ter zitting, het gemankeerde onderzoek van de deskundigen en de toelichting daarop van R.J.A. van Helvoirt, van oordeel dat de veiligheid van anderen/ de algemene veiligheid van personen verlenging van de termijn gedurende welke betrokkene ter beschikking is gesteld, vereist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit de rapportage en uit hetgeen door de getuige-deskundigen ter zitting is aangevoerd, blijkt dat betrokkene niet tot nauwelijks heeft meegewerkt aan de onderzoeken bij de psycholoog en de psychiater. Daarom zijn deze deskundigen niet in staat geweest de door de rechtbank geformuleerde vragen te beantwoorden. Dergelijke onderzoeken en de mogelijk daaruit voortvloeiende nieuwe perspectieven en trajecten zijn pas haalbaar, als betrokkene bereid is om mee te werken. Uit het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat betrokkene niet wilde meewerken uit angst om de verkeerde dingen te zeggen, omdat zij niet goed in haar vel zat. Op dit moment is er daardoor nog geen zicht op een concrete vervolgstap en is de verwachting dat een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel binnen een jaar aan de orde is niet reëel. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank ook een lichtere vorm van begeleiding, zoals de door betrokkene op termijn gewenste rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ, niet binnen afzienbare termijn aan de orde. Temeer nu de deskundige Van den Broek heeft aangegeven dat het belangrijk is het vangnet van de tbs met dwangverpleging te behouden. Nu dus ook daarin geen perspectief is gelegen, dient de maatregel met twee jaar verlengd te worden.
De rechtbank wil benadrukken dat betrokkene voor het grootste deel zelf verantwoordelijk is voor haar verdere ontwikkeling en dat door mee te werken aan onderzoeken en andere door de kliniek in te zetten trajecten nieuwe mogelijkheden voor behandeling en begeleiding kunnen worden gezocht. Daarnaast kan betrokkenen wellicht enig toekomstperspectief worden geboden op andere wijze, zoals met begeleide verloven en/ of proefverloven.
Met inachtneming van de betrokken wetsartikelen, waaronder artikel 38d en artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht,de artikelen 509o, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering, alsmede artikel 46 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden, komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] voor de duur van
twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. W. Veldhuijzen Van Zanten en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van B.H.E. Zuidam, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.
Mr. C.A.J. van Yperen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.