ECLI:NL:RBNHO:2018:7482
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident tussen Egyptair en passagier inzake vertraging van vlucht
In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de Egyptische luchtvaartmaatschappij Egyptair wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Cairo op 24 januari 2017. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Egyptair heeft in een incidentele conclusie tot onbevoegdheid aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat zij geen woonplaats binnen de EU heeft en de vlucht eindigde in Egypte. De passagier heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de plaats van uitvoering van de overeenkomst, aangezien de vlucht vanuit Nederland vertrok.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. De rechter concludeert dat, hoewel Egyptair geen woonplaats in Nederland heeft, de plaats van vertrek van de vlucht in Nederland ligt, wat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 6, aanhef en sub a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft de vordering van Egyptair in het incident afgewezen en Egyptair veroordeeld in de proceskosten. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor een conclusie van antwoord aan de zijde van Egyptair.