In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens compensatie voor een langdurige vertraging van hun vlucht van Tenerife naar Amsterdam op 27 juni 2017. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. TUI betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een incident op de luchthaven van Tenerife, waardoor deze gesloten was en er geen luchtverkeer mogelijk was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de feiten van de zaak beoordeeld. De rechter concludeerde dat de sluiting van de luchthaven een buitengewone omstandigheid was die TUI niet kon voorkomen, en dat TUI voldoende maatregelen had getroffen om de gevolgen van de sluiting te beperken. De rechter oordeelde dat TUI niet verplicht was om compensatie te betalen aan de passagiers, omdat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die buiten de controle van de luchtvaartmaatschappij lagen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan TUI. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor vertragingen.