ECLI:NL:RBNHO:2018:7467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
15/027200-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met brandblusser in Bennebroek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 6 februari 2018 in Bennebroek, gemeente Bloemendaal, een brandblusser van de muur gepakt en het slachtoffer daarmee in het gezicht geslagen. Dit leidde tot een gebroken oogkas en twee subdurale hematomen bij het slachtoffer, die als gevolg van de klap van een trap viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, en heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Echter, het meer subsidiair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/027200-18 (P)
Uitspraakdatum: 24 augustus 2018
Tegenspraak ex. artikel 279 Sv
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 mei 2018 en 10 augustus 2018 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van hetgeen verdachtes raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven, met een (grote en zware) brandblusser (meermalen) met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [aangeefster] heeft geslagen en/of vervolgens en/of daardoor die [aangeefster] van een trap heeft geduwd en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een zware hersenschudding, heeft toegebracht door met een (grote en zware) brandblusser meermalen met kracht tegen het hoofd en/of in het
gezicht van die [aangeefster] te slaan en/of vervolgens en/of daardoor die [aangeefster] van een trap te duwen en/of te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (grote en zware) brandblusser met kracht meermalen tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [aangeefster] heeft geslagen en/of
vervolgens en/of daardoor die [aangeefster] van een trap heeft geduwd en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
uiterst subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2018 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal [aangeefster] heeft mishandeld door met een (grote en zware) brandblusser meermalen met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [aangeefster] te slaan en/of vervolgens en/of daardoor die [aangeefster] van een trap te duwen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een zware hersenschudding ten gevolge heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat slechts de eenvoudige mishandeling kan worden bewezenverklaard.
3.3.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank is op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte aangeefster eenmaal met een brandblusser van bijna 9,3 kilogram in het gezicht heeft geslagen. Als gevolg van deze klap is aangeefster vervolgens van een trap gevallen en heeft zij letsel bekomen.
Het eenmaal slaan met een brandblusser richting het hoofd, waarbij aangeefster in de
nabijheid van een trap staat, is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer voldoende om aan te nemen dat een aanmerkelijke kans op haar dood aanwezig was. Zodoende wordt niet voldaan aan een van de vereisten van voorwaardelijk opzet.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling is de rechtbank van
oordeel dat niet is komen vast te staan dat het letsel dat door de gedragingen van
verdachte bij aangeefster is veroorzaakt, te weten een gebroken oogkas en twee subdurale
hematomen, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. De rechtbank betrekt daarbij dat van enig noodzakelijk medisch ingrijpen niet is gebleken en ook dat uit het dossier niet duidelijk is geworden of als gevolg van het opgelopen letsel blijvende klachten zijn ontstaan.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2018, dossierpagina’s 6 – 8, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als de verklaring van [aangeefster] :
p. 6
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond in Bennebroek, binnen de gemeente Bloemendaal, op dinsdag 6 februari 2018.
Ik stond naast [getuige] . Ik zag dat [verdachte] plotseling een brandblusser van de muur pakte. Vervolgens sloeg [verdachte] met de brandblusser vol in mijn gezicht.

Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 12 februari 2018, dossierpagina’s 12 – 14, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als de verklaring van [aangeefster] :
p. 13
Toen we boven aan de trap stonden te praten, ging de deur van [verdachte] open. Ik zag dat [verdachte] de brandblusser van de muur pakte en dat hij met de brandblusser in onze richting liep.
Hij raakte mij aan de rechterzijde van mijn hoofd. Toen de brandblusser mij raakte voelde ik een pijn in mijn hoofd. Ik ben vervolgens van de trap gevallen.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 februari 2018, dossierpagina’s 29 – 31, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als de verklaring van [getuige] :
p. 30
Zonder verder enig woord pakte [verdachte] een rode brandblusser van de muur en sloeg meteen op mij en [aangeefster] in.
Ik heb gezien dat [aangeefster] is geraakt door de brandblusser waar [verdachte] mee sloeg. Ik heb gezien dat toen [verdachte] [aangeefster] sloeg [aangeefster] van de trap af viel naar beneden. Ik ben toen meteen naar [aangeefster] gelopen. Ik zag dat [aangeefster] meerdere wonden op het gezicht had.

Een schriftelijk bescheid, te weten een (foto)bijlage met daarop een afbeelding van de inbeslaggenomen brandblusser en de afmetingen van deze brandblusser ondertekend d.d. 8 februari 2018, dossierpagina 88, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Onderwerp : foto inbeslaggenomen brandblusser
Hoogte : circa 47 centimeter
Breedte : circa 15 centimeter
Gewicht : circa 9.24 kilogram

Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van de afdeling Neurologie van het Spaarne Gasthuis d.d. 9 februari 2018, losse bijlage, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
CT-hersenen: acuut subduraal hematoom rechts frontaal, kleine subduraal hematoom links.
CT-aangezicht: orbitafractuur rechts.
3.5.
Bewijsoverweging
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een bijna 9,3 kilogram zware en bijna een halve meter lange brandblusser in het gezicht van aangeefster heeft geslagen, terwijl zij boven nabij een trap stond en dat aangeefster als gevolg van deze klap van die trap is gevallen. De rechtbank is van oordeel dat het slaan met een zware brandblusser tegen een kwetsbaar onderdeel van iemands lichaam, te weten het gezicht, in combinatie met de plek waar dit gebeurde, namelijk boven aan een trap, een aanmerkelijke kans oplevert dat diegene daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan heeft hij deze kans bovendien willens en wetens aanvaard. Het meer subsidiair tenlastegelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 6 februari 2018 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een grote en zware brandblusser in het gezicht van die [aangeefster] heeft geslagen en daardoor die [aangeefster] van een trap heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op: poging tot zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt verzoekt de raadsman van verdachte bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de bij verdachte aanwezige psychische problematiek.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door een brandblusser van de muur te pakken en hiermee het slachtoffer in het gezicht te slaan. Als gevolg van deze klap in het gezicht is het slachtoffer van een trap gevallen en heeft zij een gebroken oogkas en twee subdurale hematomen opgelopen. Dit is een ernstig feit gepleegd op de plek waar het slachtoffer woont; een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Daarnaast heeft verdachte met dit feit er van blijk gegeven geen enkel respect te hebben gehad voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voorts is algemeen bekend dat dergelijk geweld een schokkend effect heeft op de personen die daarmee geconfronteerd worden. Dit wakkert in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan. Verdachte heeft voor dit alles blijkbaar geen oog gehad.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Met betrekking tot het door de raadsman gedane verzoek rekening te houden met de psychische problematiek van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Zowel in het kader van onderhavige strafzaak, alsmede in het verleden, is er veelvuldig getracht verdachte te onderzoeken teneinde vast te stellen of er sprake is van psychische problematiek. Verdachte heeft tot op heden telkens geweigerd medewerking te verlenen aan het opstellen van dergelijk rapportages. Nu niet vastgesteld kan worden of er sprake is van psychische problematiek bij verdachte en voorts in hoeverre dit dan mogelijk heeft meegespeeld bij het plegen van het onderhavige feit kan de rechtbank hiermee geen rekening houden. De rechtbank is van oordeel – gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en verdachtes uitgebreide justitiële documentatie – dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mede ter bescherming van de maatschappij passend en geboden is. De rechtbank komt evenwel tot een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie, omdat die geëiste straf niet in verhouding staat tot straffen die in soortgelijke situaties plegen te worden opgelegd. Echter, gelet op de omstandigheden waaronder en de plaats waar het feit is gepleegd, namelijk het op grove wijze uithalen met een zware brandblusser in het gezicht van het slachtoffer op het terrein van GGZ-Ingeest, is de rechtbank van oordeel dat deze gevangenisstraf van substantiële duur dient te zijn en dat de gevangenisstraf die blijkens de LOVS-oriëntatiepunten in de situatie van verdachte met zijn justitiële documentatie als uitgangspunt dient (7 maanden onvoorwaardelijk), niet passend is.

7.Vordering benadeelde partij

7.1.
De vordering
De benadeelde partij
[benadeelde partij]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 50,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit materiële schade, die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
Materiële schade:
- Medicijnen en vitamines: € 50,00 + wettelijke rente + schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering nu deze niet is onderbouwd.
7.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. De vordering is immers niet onderbouwd.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen nu de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.6 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF [12] MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. van der Lelie, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2018.
mr. E.M. ten Bos is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.