In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het huisvesten van arbeidsmigranten op een bedrijventerrein in de gemeente Drechterland. Eiser had op 15 september 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar omdat verweerder niet tijdig besliste, werd deze vergunning van rechtswege verleend. Echter, na bezwaren van derde-partijen heeft verweerder de vergunning herroepen en geweigerd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van derde-partijen ontvankelijk waren, met uitzondering van die van [naam 1], die geen belanghebbende was. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning gerechtvaardigd was, omdat de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd was met het bestemmingsplan en de belangen van omliggende bedrijven zou schaden. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid kon besluiten om de vergunning te weigeren, gezien de milieueisen en de richtafstanden die in de VNG-brochure zijn opgenomen.
De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] gegrond verklaard, omdat zijn bezwaar ten onrechte ontvankelijk was verklaard. De beroepen van [naam 2] en de gemeente Drechterland zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.