ECLI:NL:RBNHO:2018:7344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1635
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen betalingsregeling onder de Toeslagenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de ontvanger van de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de Belastingdienst, waarbij hem een betalingsregeling van € 410 per maand gedurende 24 maanden was aangeboden. Eiser stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, maar de Belastingdienst verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.

De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was aangevangen op 28 november 2017, en dat het bezwaarschrift uiterlijk op 8 januari 2018 ingediend had moeten worden. Eiser had echter geen bewijs geleverd dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend en dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat eiser redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de bestreden beschikking.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en merkte op dat eiser te allen tijde een hernieuwd verzoek om een betalingsregeling kan indienen op basis van actuele gegevens. De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Walderveen, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Anema, en is openbaar uitgesproken op 6 september 2018. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/1635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2018 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beslissing van 27 november 2017 aan eiser een betalingsregeling aangeboden van € 410 per maand gedurende 24 maanden.
Verweerder heeft op 29 januari 2018 een bezwaarschrift tegen deze beslissing ontvangen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 maart 2018 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, het verzoek ambtshalve beoordeeld en dit verzoek afgewezen.
Eiser heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 20 juli 2018 een nader stuk van eiser ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018 te Haarlem.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Prinsen.

Overwegingen

Geschil1. In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat het bezwaar ontvankelijk is, houdt partijen verdeeld of verweerder het verzoek om een betalingsregeling terecht heeft afgewezen.

2. Eiser stelt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt.
Inhoudelijk geeft eiser aan het niet eens te zijn met de berekening, omdat zijn partner sinds februari 2018 geen inkomen meer heeft.
3. Verweerder neemt het standpunt in dat het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard en concludeert daarom tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
5. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 35 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen vóór de dag van bekendmaking. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
6. De beschikking is gedagtekend 27 november 2017. Gesteld noch gebleken is dat de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking, zodat de bezwaartermijn is aangevangen op 28 november 2017. Alsdan had het bezwaarschrift uiterlijk op 8 januari 2018 bij verweerder moeten worden ingediend, dan wel bij terpostbezorging uiterlijk op 8 januari 2018, door verweerder uiterlijk 15 januari 2018 moeten zijn ontvangen.
Verweerder stelt op 29 januari 2018 een bezwaarschrift tegen deze beslissing te hebben ontvangen. Tot de dossierstukken behoort een brief van eiser van 25 januari 2018, door verweerder van een ontvangststempel voorzien op 29 januari 2018, waarbij eiser als bijlage heeft meegezonden een bezwaarschrift tegen de in geding zijnde beschikking. Op dit bezwaarschrift staat als datum 22 december 2017.
De rechtbank overweegt dat eiser op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Eiser heeft ervoor gekozen het bezwaarschrift niet te faxen of aangetekend te verzenden, doch het louter per gewone post te versturen. Ook heeft eiser niet bij verweerder geverifieerd of het door hem toegezonden stuk door verweerder was ontvangen. Nu de tijdige indiening van het bezwaarschrift niet aannemelijk is gemaakt, gaat de rechtbank uit van de ontvangstdatum door verweerder van 29 januari 2018. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend.
7. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin eiser redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden.
Een omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest, is niet gesteld en evenmin is daarvan gebleken nu het bezorgrisico bij reguliere verzending per post berust bij de verzender van het bezwaarschrift.
8. Het oordeel van de rechtbank dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, brengt mee dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de bestreden beschikking.
9. De rechtbank merkt ten behoeve van eiser nog op dat het eiser te allen tijde vrijstaat een hernieuwd verzoek om een betalingsregeling in te dienen op basis van de actuele gegevens. Verweerder zal hierop wederom beslissen in de vorm van een voor bezwaar vatbare beschikking.
10. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.