Bij vonnis van 9 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Op basis van deze veroordeling kan de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde strafbare feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel het zeer aannemelijk is dat de veroordeelde geldelijke beloningen heeft ontvangen voor zijn strafbare handelen, het niet voldoende duidelijk is geworden dat en voor welk bedrag de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Dit is gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 juni 2018, het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting.
De officier van justitie had een vordering ingediend op 13 juli 2018, waarin werd verzocht om vaststelling van het bedrag van € 19.103,88 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 26 juli 2018 is de vordering door de officier van justitie gepresenteerd, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. H. Sytema, het standpunt innam dat er geen bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie uiteindelijk afgewezen, omdat de vermoedens van financieel voordeel onvoldoende waren om de vordering toe te wijzen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concrete bewijzen waren dat de veroordeelde daadwerkelijk geldbedragen had ontvangen, ondanks de aanwijzingen in WhatsApp-gesprekken en andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en het vonnis is uitgesproken op 9 augustus 2018.