ECLI:NL:RBNHO:2018:7340

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
15.040880.18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor mensensmokkel

Bij vonnis van 9 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Op basis van deze veroordeling kan de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde strafbare feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel het zeer aannemelijk is dat de veroordeelde geldelijke beloningen heeft ontvangen voor zijn strafbare handelen, het niet voldoende duidelijk is geworden dat en voor welk bedrag de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Dit is gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 juni 2018, het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting.

De officier van justitie had een vordering ingediend op 13 juli 2018, waarin werd verzocht om vaststelling van het bedrag van € 19.103,88 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 26 juli 2018 is de vordering door de officier van justitie gepresenteerd, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. H. Sytema, het standpunt innam dat er geen bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie uiteindelijk afgewezen, omdat de vermoedens van financieel voordeel onvoldoende waren om de vordering toe te wijzen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concrete bewijzen waren dat de veroordeelde daadwerkelijk geldbedragen had ontvangen, ondanks de aanwijzingen in WhatsApp-gesprekken en andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en het vonnis is uitgesproken op 9 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.040880.18 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum: 9 augustus 2018
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 13 juli 2018 ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 / 36e lid 3 / 36e leden 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB.

1.De vordering

De officier heeft bij vordering van 13 juli 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 5 van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 19.103,88 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op het strafbare feit waarvoor veroordeelde is gedagvaard om op 26 juli 2018 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2018.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 26 juli 2018. Daarbij zijn gehoord de veroordeelde, zijn raadsman mr. H. Sytema, advocaat te ’s-Gravenhage en de officier van justitie mr. E. Visser.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is bepaald dat op 9 augustus 2018 uitspraak zal worden gedaan.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende strafdossier.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en
naar beneden bijgesteld tot een bedrag van
€ 17.203,38.

4.Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat uit niets is gebleken dat veroordeelde voordeel heeft genoten door het uit hem ten laste gelegde. Uit de rekeningafschriften van veroordeelde blijkt niet dat hij geld heeft ontvangen. Veroordeelde heeft juist schulden. Die zijn weliswaar klein, maar die zijn evengoed niet te rijmen met de stelling dat hij veel geld zou hebben verdiend.

5.De beoordeling van de rechtbank

Bij vonnis van 9 augustus 2018 heeft deze rechtbank geoordeeld dat veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mensensmokkel. Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van het ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank is op basis van het strafdossier gekomen tot een integrale veroordeling. Hoewel de rechtbank in het veroordelend vonnis heeft overwogen het zeer aannemelijk te achten dat veroordeelde geldelijke beloningen heeft ontvangen voor zijn strafbare handelen en dit ook zijn drijfveer is geweest, is de rechtbank op basis van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 juni 2018, het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende duidelijk geworden dát en voor welk bedrag veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde feit.
Uit de bewijsmiddelen volgt weliswaar dat veroordeelde via WhatsApp-gesprekken met anderen heeft gesproken over financiële beloningen, maar niet is komen vast te staan dat veroordeelde deze beloningen ook daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechtbank merkt in dat verband op dat uit de WhatsApp-gesprekken niet is gebleken van concrete afspraken over geldbedragen of de overhandiging daarvan aan veroordeelde. Verder volgt uit het dossier dat noch onder veroordeelde, noch onder zijn vrouw of in hun woning grote geldbedragen zijn aangetroffen. Ook is uit het onderzoek naar de bankrekening van veroordeelde en zijn vrouw niet gebleken dat de levensstijl van het gezin drastisch is veranderd naar aanleiding van onverklaarbare geldstromen. .
De vermoedens die uit het dossier volgen dat veroordeelde financieel wijzer is geworden van het door hem gepleegde strafbare feit, zijn onvoldoende om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. De rechtbank zal om die reden de vordering van de officier van justitie afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.

4.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. B. de Wilde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2018.
Mr. De Wilde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.