ECLI:NL:RBNHO:2018:7331

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
HAA 18/3305 & 18/3423
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vergunning voor muziekevenement in strijd met Zondagswet

Op 23 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vergunning voor het muziekevenement ‘De Brug draait door’ dat op zondag 26 augustus 2018 in Alkmaar zou plaatsvinden. De burgemeester van Alkmaar had een evenementenvergunning en ontheffingen verleend, maar de Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en een omwonende verzochten om schorsing van deze besluiten. Zij stelden dat het evenement in strijd was met de Zondagswet, die het verbiedt om op zondag gerucht te maken dat op meer dan 200 meter hoorbaar is, en dat de godsdienstuitoefening hierdoor verstoord zou worden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in dit geval terecht een ontheffing had verleend. Hij stelde vast dat het evenement slechts eenmaal per jaar plaatsvindt en dat er tot dat moment in 2018 slechts één andere ontheffing was verleend. De rechter vond het acceptabel dat de zondagsrust op een beperkt aantal zondagen per jaar wordt verstoord, vooral omdat er tijdens het evenement geen kerkdiensten plaatsvinden en de opbouw van het evenement niet zodanig veel geluid produceert dat de godsdienstuitoefening in gevaar komt.

Daarnaast werd er ook een beroep gedaan op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), waarbij de omwonende aanvoerde dat het evenement zijn woon- en leefklimaat onevenredig zou belasten. De voorzieningenrechter volgde de burgemeester in zijn redenering dat de openbare orde niet in gevaar komt en dat de vergunningen en ontheffingen niet geschorst hoefden te worden. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, waardoor het muziekevenement kon doorgaan zoals gepland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3305 en HAA 18/3423
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2018 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
1. Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en de Zondagsheiliging, te Rhenen
2.
[verzoeker], te [woonplaats]
verzoekers
en
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeenteAlkmaar,
2. de burgemeester van de gemeente Alkmaar,
verweerders (gemachtigden: mr. M. Eijserman en M.L. Waterman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Muziek op de Brug,te Alkmaar.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 23 juli 2018 (de bestreden besluiten) is aan Stichting Muziek op de Brug een evenementenvergunning, een ontheffing van de Zondagswet en een ontheffing geluidhinder verleend.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2018. Verzoeker sub 1 is vertegenwoordigd door [naam] . Verzoeker sub 2 is in persoon verschenen. Verweerders zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Aangezien het evenement plaatsvindt op 26 augustus 2018, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een spoedeisend belang.
1.2
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De bestreden besluiten zien op het organiseren van het muziekevenement “De brug draait door” op zondag 26 augustus 2018 van 16.00 uur tot 22.00 uur op de Platte Stenenbrug in Alkmaar. Het gaat om een door de burgemeester op grond van artikel 2:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Alkmaar (APV) verleende evenementenvergunning, een door de burgemeester verleende ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet en een door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing geluidhinder als bedoeld in artikel 4:5 van de APV.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een aanvraag om een evenementenvergunning getoetst moet worden aan de weigeringsgronden zoals die in de APV zijn opgenomen, dat is daarvoor het toetsingskader. Ter uitwerking van dat toetsingskader zijn de “Uitvoeringsregels evenementen” (de Uitvoeringsregels) vastgesteld, die het ter zake vastgestelde beleid bevatten. Indien een aanvraag wordt ingediend voor een evenement dat op zondag plaats moet vinden, kan - indien nodig - een ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet worden verleend van het verbod om zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken dat op een afstand van meer dan 200 meter hoorbaar is. In het kader van die gevraagde ontheffing vindt dan een afweging plaats waarbij de belangen die de Zondagswet beoogt te beschermen moeten worden betrokken. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun standpunt dat de gemeenteraad op grond van artikel 3, derde lid, van de Zondagswet verplicht is regels vast te stellen voor dergelijke ontheffingen, het betreft immers een zogenaamde “kan-bepaling”. Evenmin bestaat een verplichting om ter zake beleid vast te stellen. De voorzieningenrechter volgt verzoekers daarom ook niet in hun standpunt dat de Uitvoeringsregels niet deugen, omdat ter zake van de zondagsrust daarin geen regels zijn gesteld. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid een ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet heeft kunnen verlenen.
4.1
Verzoekers betogen in dat verband dat de burgemeester in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om ontheffing van de Zondagswet te verlenen. Zij voeren hiertoe aan dat de belangenafweging die aan de ontheffing ten grondslag ligt ontoereikend is. De burgemeester heeft nagelaten om voor deze specifieke situatie te beoordelen of het belang van de openbare vermakelijkheid opweegt tegen de verstoring van de godsdienstuitoefening en de zondagsrust.
4.2
Volgens de burgemeester is de verstoring van de zondagsrust op een aantal zondagen per jaar acceptabel. De verstoring van de zondagsrust wordt afgezet tegen het aantal keren dat dit per jaar plaatsvindt, waarbij de mate van verstoring varieert. In het onderhavige geval is sprake van een evenement dat van 16.00 tot 22.00 uur duurt en een hoge geluidsnorm kent. Deze verstoring komt echter maar een enkele keer per jaar voor en is daarom acceptabel.
4.3
De voorzieningenrechter kan het standpunt van de burgemeester volgen en acht dit niet onredelijk. Zo heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een beperkt aantal verstoringen van de zondagsrust per jaar acceptabel is. Daarbij hebben verzoekers ook niet betwist dat een evenement in deze categorie op de betreffende locatie slechts eenmaal per jaar plaatsvindt. Bovendien heeft de burgemeester ter zitting toegelicht dat tot op heden voor het jaar 2018 slechts één ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet is verleend, hetgeen door verzoekers ook niet is betwist. Het betoog slaagt niet.
5.1
Verzoekers betogen dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met de artikelen 2, 4 en 6 van de Zondagswet. Van deze artikelen kan geen ontheffing worden verleend.
5.2
Verweerders stellen zich op het standpunt dat de godsdienstuitoefening in kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, gelet op het tijdstip van de verschillende diensten, niet wordt gehinderd door het evenement. Artikel 2, eerste lid, van de Zondagswet strekt volgens verweerders niet zo ver dat het gebruik van de kerken altijd, zoals bij individueel bezoek of een onverwachte gebeurtenis, gewaarborgd moet zijn. Aan artikel 4 van de Zondagswet is niet getoetst, omdat het evenement plaatsvindt na 13.00 uur en de gemeenteraad geen openbare vermakelijkheden heeft aangewezen waarop het verbod van toepassing is voor na 13.00 uur.
5.3
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Zondagswet is het verboden op zondag in de nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, waardoor de godsdienstuitoefening wordt gehinderd.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet is het verboden op zondag voor 13 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.
Op grond van artikel 6 van de Zondagswet is het verboden op zondag zonder genoegzame reden de openbare rust door arbeid in beroep of bedrijf te verstoren.
5.4
De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet hun betoog dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met de artikelen 2, 4 en 6 van de Zondagswet. Deze artikelen bevatten verbodsbepalingen waarvan, zoals verzoekers terecht betogen, geen ontheffing kan worden verleend. Die verbodsbepalingen blijven dus onverkort van toepassing, ook tijdens het evenement. Dat op voorhand duidelijk is dat die verbodsbepalingen zullen worden overtreden door het evenement, is niet aannemelijk.
Zo is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat de godsdienstuitoefening wordt gehinderd door het evenement of de opbouw daarvan. Tijdens het evenement vinden er in de omliggende kerken immers geen kerkdiensten plaats en dat de opbouw van het evenement zoveel geluid maakt dat de godsdienstuitoefening wordt verstoord, hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt. Dat er gedurende het evenement plotseling - al dan niet individuele - behoefte kan bestaan aan godsdienstuitoefening betreft een toekomstige en onzekere gebeurtenis waarmee verweerders bij de besluitvorming geen rekening hoeven te houden.
Voorts kan de opbouw van het evenement niet worden aangemerkt als het houden van een openbare vermakelijkheid of het daartoe gelegenheid geven als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt op voorhand evenmin dat artikel 6 van de Zondagswet zal worden overtreden. De wetgever heeft met de in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet opgenomen ontheffingsmogelijkheid het mogelijk gemaakt dat door een evenement zoals hier aan de orde de zondagsrust wordt verstoord. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarin dan ook een genoegzame reden gelegen om met de aan het evenement gerelateerde arbeid in beroep of bedrijf de zondagsrust te verstoren.
6.1
Verzoeker sub 2 betoogt dat de burgemeester in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een evenementenvergunning te verlenen. Hij voert hiertoe aan dat de weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 2:15, vierde lid, van de APV van toepassing is. Blijkens het deskundigenrapport van Het GeluidBuro moet de betreffende locatie worden ingedeeld in “Klasse V - minst geschikt”, terwijl dit evenement een evenement in de zwaarste categorie is qua geluidsbelasting. Niet is gemotiveerd waarom geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat in de omgeving is te verwachten.
Daarnaast is ook de weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 1:8, eerste lid, onder a, van de APV van toepassing, omdat tegelijkertijd met het evenement de wedstrijd tussen de voetbalclubs AZ en Vitesse plaatsvindt, waardoor de kans aanwezig is dat de openbare orde wordt verstoord.
6.2
Op grond van artikel 1:8, eerste lid, van de APV kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
Op grond van artikel 2:15, vierde lid, onder b, van de APV kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van de APV worden geweigerd indien:
b. van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving is te verwachten.
6.3
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals de burgemeester ter zitting heeft toegelicht is uit het onderzoek van het GeluidBuro gebleken dat de betreffende locatie moet worden ingedeeld in de categorie ‘minst geschikt’ als evenementenlocatie. Dat betekent dat er minder geluidsruimte beschikbaar is om op die locatie evenementen te vergunnen. Omdat de gemeente het wenselijk acht om bestaande evenementen zoveel als mogelijk te behouden, is ervoor gekozen om - rekening houdend met de verschillende belangen van bewoners, ondernemers, bezoekers en de gemeente zelf - af te wijken van het advies van het GeluidBuro en de twee mogelijke evenementen uit categorie 2 in te wisselen voor één evenement - het onderhavige - uit categorie 1. Daarbij is het evenement beperkt in de duur ervan en qua geluidsniveau. Deze werkwijze is in 2018 bij wijze van proef uitgerold. Om de proef te evalueren is in de klankbordgroep afgesproken dat er een enquête plaatsvindt onder bewoners. Daarnaast wordt het evenement geëvalueerd in de klankbordgroep en de evenementencommissie. Voorts zal de Regionale Uitvoeringsdienst Noord Holland Noord tijdens het evenement geluidsmetingen verrichten om te controleren of aan de opgelegde geluidsnormen wordt voldaan. Ten aanzien van de wedstrijd tussen de voetbalclubs AZ en Vitesse heeft de burgemeester toegelicht dat die wedstrijd is aangemerkt als een wedstrijd in de risicoklasse A, waarbij niet wordt verwacht dat de openbare orde in het geding komt, ook niet als het evenement tegelijkertijd plaatsvindt.
De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in zijn redenering en is van oordeel dat de burgemeester zich op basis daarvan in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 1:8, eerste lid, en artikel 2:15, vierde lid, onder b., van de APV niet van toepassing zijn. Weliswaar ontbreekt de door de burgemeester ter zitting gegeven motivering in de evenementenvergunning, maar naar verwachting kan dit gebrek in de beslissing op bezwaar worden hersteld.
Het betoog slaagt niet.
7.1
Verzoekers betogen dat de in de ontheffing geluidhinder opgenomen voorwaarde dat geen house of ultrabass ten gehore mag worden gebracht niet te handhaven is, omdat muziekstijlen amper te definiëren zijn. Er wordt omwonenden geen enkele garantie geboden dat hen zes uur lang harde basdreunen bespaard zal blijven.
7.2
Het college van burgemeester en wethouders heeft ter zitting toegelicht dat tijdens het evenement zal worden gecontroleerd of aan het in de ontheffing geluidhinder opgenomen geluidsniveau van 95 dB(C) wordt voldaan. Dat geluidsniveau brengt met zich mee dat tijdens het evenement geen house of ultrabass ten gehore kan worden gebracht, omdat die muziekstijlen een hoger geluidsniveau hebben. De voorwaarde dat tijdens het evenement geen house of ultrabass ten gehore mag worden gebracht is in de ontheffing opgenomen om tegemoet te komen aan de wensen van de klankbordgroep.
7.3
Uit de toelichting van het college leidt de voorzieningenrechter af dat het hiervoor bedoelde voorschrift geen toegevoegde waarde heeft en er zal worden gehandhaafd op het geluidsniveau van 95 dB(C). Hetgeen verzoekers in dit verband hebben aangevoerd leidt dan ook niet tot de conclusie dat de ontheffing geluidhinder niet verleend had mogen worden.
8.1
Verzoeker sub 2 betoogt dat het voor hem niet mogelijk is een effectieve bezwaarprocedure te doorlopen, omdat de bestreden besluiten zo kort voor het plaatsvinden van het evenement zijn genomen en gepubliceerd. Verweerders handelen hiermee in strijd met het beginsel van fair play.
8.2
De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor verzoeker sub 2 vervelend is dat de bestreden besluiten zo kort voor het plaatsvinden van het evenement zijn genomen en gepubliceerd. Gelet op de mogelijkheid om hangende een bezwaarprocedure een verzoek om een voorlopige voorziening te vragen, is echter wel voorzien in een effectief rechtsmiddel. De voorzieningenrechter is immers bevoegd om de bestreden besluiten te schorsen als daar aanleiding voor is. Het betoog slaagt niet.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de verwachting dat de verleende vergunning en ontheffingen in bezwaar in stand zullen blijven. De voorzieningenrechter zal daarom de verzoeken om voorlopige voorziening afwijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.